- Liefde herken je aan het afscheid Tomas Lieske en Willem Jan Otten: een interview met Elisabeth Eybers.
- H.H. ter Balkt
- Vonne van der Meer De oude vrouw en de jonge man
- Jan Baeke
- Zeer geachte mijnheer Waugh,
- Willem Jan Otten
- Reinold Widemann De stilteverzamelaar
- Kees van Domselaar
- Herlezen Schrijven met de beitel
- Poëziekroniek
- Aangestreept
[p. 64]
Wanneer zij als een volgelopen bad zou worden
dat maar vol blijft lopen en verzinken in zich zelf,
dat wist Penelope heel goed: dat was wanneer
zij zeker had geweten dat Odysseus niet meer leefde,
ja gewis – maar daarna was die dood omstotelijk
gebleken en Odysseus als vanouds vermist.
Dan trad één nacht van kalmte in waarin het ruisen
van haar populier volmaakt betijde en dan klonk
het ruisen van de zee, en eindelijk klonk het als zee,
als dat wat achter alle ruisen ruist en altijd ruist,
al eerder dan de Odyssee. En daar voorbij de duinen
waar bevatten haar niet brengen kon was nog een man,
haar eerste wederhelft, de onbereisde, en die zei
dat iets ontbrak. De wind was op het boomschorspad
gaan liggen en ze waren stuivend afgedaald en keken
naar de zee die wiegde in zijn graf. Dat iets ontbrak
dat bracht hen tot elkaar. Hier ruist de stroom
van haar geheugen uit, in deze onbegonnen bruidegom
daar onder aan het paviljoen, en in die uren van
hun voorgenomen maaksel, toen niets werd ondernomen,
[p. 65]
geen hand haar knie verschoof, en dat wat er niet was
tastbaar werd en breekbaar want zij tastten noch verstoorden
en er was alleen als in een schelp een zandbankver geruis.
Aan deze wederhelft denkt zij en tast ten slotte naar
zijn dij en weet wat ik nu doe was toen al eindbegin,
want hij verdween, ontbrekensziek, en werd wat er niet is.
[p. 66]
Penelope de Strenge stijfde in haar wachten
en zij liet hem komen, elke dag, en feilloos,
als de veerboot schuivend aan de horizon
als was haar eiland Zwitserland. Nooit
droomde zij hem warmer dan tot streepje
op de strakste streep, tot planetarisch kootje,
spoel getrokken door een haaks getouw –
maar ‘s nachts dan opent zich de onbewogen
nacht, met sterren die zij tellen moet,
en denken tot één sterrenbeeld genaamd
haar man, één weefsel tussen talloos en
lukrake punten, en het is alsof haar huid
daarboven spant, haar huid een bovenwindse
tent en zij daarin een naakt verstand dat snakt
naar pijn, een meteorenkras, van hem, van hem…
[p. 67]
Gefronste ochtend, speldepuntenregenvlagen
door haar populier. Geen weer voor meisjes
om de was te willen bleken bij de zee.
Geen hemel voor de man met zeewierhaar.
Maar ‘s middags wordt de hemel uitspansel
en Mondriaans, met pasgewassen witte wolken
linealend uit de zee. De populier geeft mee,
en ook Penelope, wat zeggen wil: de koningin
betast haar frons die als een sluis
is dichtgedrukt door kanalendromen
en zij laat vergeten stromen, schepen
met platte buiken zeilen door Penelope,
en zij loopt er tegen in en zingt het liedje
van verdubbeling, met woorden zo op het oor
zonder zin, en toch, wie nu de koningin
kon horen rekte, delend in de strekking,
met de zinnen mee, want de strekking is
als wolken welbekend: verdubbeling, zo zingt
Penelope, is dat de wolken in je hoofd
de zeilen van de hemel zijn en andersom,
en dat de ruimte tussen de wolken wijder
wordt, en dus je hoofd steeds meer één vlak,
één laken blauw gespannen tussen wat je wil
en hoe het is, en hoe het is is dat je mist,
[p. 68]
en missen is een lege wind, een stroom
uit wat je mist je denken in. Die stroom
komt daarvandaan waar eindelijk de zon
de zee in zakt en vorm wordt en jij
draait windstil om en vult de vorm,
je schaduw wordt nu wereldlang, Odysseus
is nu vorm, en jij zijn maan, en blijft
door hem geraakt degeen die hem omsluit.
De mens als biopic
Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
Lees verderEerste zwaluw
Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
Lees verderLeven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti
Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
Lees verder
Blog archief