- Robert Anker
- H.H. ter Balkt
- Benno Barnard Neutrale zomer
- J. Bernlef Een wonder als ontbijt
- J. Bernlef
- T. van Deel Val
- Elisabeth Eybers
- Eva Gerlach
- Elma van Haren
- Judith Herzberg
- Rutger Kopland Schapen
- Gerrit Kouwenaar
- Jan Kuijper Het graf van Jan Hanlo
- Tomas Lieske
- Guus Middag De smaak van de omnivoor
- Leonard Nolens
- Willem Jan Otten Onaangesproken meisjes
- Willem Jan Otten
- Martin Reints Aan de rivier
- Leo Vroman
- Rogi Wieg
- Poëziekroniek
- Herlezen Aangeschoten eenden
- Medewerkers aan dit nummer
[p. 485]
Wij irissen uit de familie van de lisachtigen
Wij, de Spaanse, Duitse en Florentijnse lis
(die met zijn kroon zwak lichtblauw flonkert)
en de Gele Lis, onze koning,
zijn bloem het gele zegellak-stempel van een grotere
(heel ver en elders en mischien wel nergens),
zijn bloei is pijlsnel als die van de jeugd,
zijn bladeren vliegen als pijlen de hemel tegemoet
en uit zijn speerpunten springt het zegel op
Wij, irissen zijn geen geoefende schrijvers
Soms bezoekt ons kwadegrondziekte
die vroeger of later ook onze aanplanters bezoekt
Maar wij, de wilde irissen, ver buiten de tuinen
van de vertrappers en de maaiers,
onze wortelstokken bijna eeuwig, kort onze bloei,
wij, net als jullie maar een poosje bloeiend,
wij, geel, rood, violet en blauw stralenden,
en vooral hij met de buitenste bloemslippen
– zoals bloemenboeken zeggen – met purper honingmerk,
gedenken onze beschrijver die van ons hield
Wij, de irissen gedenken onze boodschapper
Wij, lieflijke brieven dragen zijn zegel
[p. 486]
Ik dacht dat liefde onherhaalbaar was
Maar liefde is herhaalbaarheid
en Ze is ook het enige
Ze zijn nog wakker achter de tuinen,
lichten van onbekenden rakelen boven
de stuurse wingerd en de mispelbloem
Je hebt je haar kort geknipt, Je zit
nog lang onder de Lamp en kijkt televisie,
en regen schuifelt door de takken
De lichten branden van de niet gekende
buren, de sigaretten roken boven de
niet gekende asbakken zoals, ja!,
Stilstaan al mijn strijdwagentjes van leem,
spitsmuisstil; geschrokken
van het piepen van hun wielen
De radio zingt stilte, Het houttapijt
zwijgt, alleen Dikkie de kleine kat
roept hartstochtelijk omdat zij meewil naar
Bed, En de tuinen zwijgen, En
de grote dichters in hun sarcofagen, Pessoa
naast zijn niet bestaande Taag, Catullus
[p. 487]
O alleen de lichten aan deze kant van de tuinen
bestaan, Onze niet bestaande buren, De
mispelboom ontrukt aan zijn hakhoutwal
Ik was koudvuur, Een strijdwagentje uit
2600 v C uit Ur, Als een sperwer breid
ik mijn armen uit op de verdieping,
De nagemaakte heuvel. Ballade van de
liefde, ballade van het licht aan deze kant
van de tuinen, hoe moet ik bestaan
Zomerverlies
Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
Lees verderDe bekende weg
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
Lees verderZo alleen… Zo alleen
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de...
Lees verder
Blog archief