[p. 504]
Het gras was berijpt, de grond hard
roerloos stond een reiger in de vrieskou
de tamme ganzen gakten luidkeels
ik had warme oren van het wandelen
Over het ophaalbruggetje door het Bosplan
het winterse sluisje langs de boten
naar de kinderboerderij en Walter
Walter draafde als een herdershond om ons heen
Dampend onze adem, dampend de koffie
op onze magen, de mok in de steenkoude handen
en toen weer terug: de vorst als een scheermes
de wind en het sneeuwen der meeuwen daartussen
Stampend liepen we het warme huis binnen
en strooiden brood voor de vogels uit
(Walter verwarde een spreeuw met een lijster!)
tenslotte een potje geschaakt en verloren
[p. 505]
Het zonlicht speelt door het zomerse groen
de wind waait zacht door de bladerkronen
kalm ligt de dag in de schaduw der bomen
mals is het gras met het opgaand plantsoen
Langzaam ben ik van de tuinstad gaan houden
haar torenflats en haar vliegtuiglawaai
met straten genoemd naar vergeten landouwen
en huizen gebouwd in een handomdraai
Ik weet nog dat buiten de Stadionkade
er niets was behalve een vlakte van zand
toen kwam de Goudkust en onderdehand
ontstond er een stadswijk met pleinen en straten
Daar heb ik mijn huis met een tuin voor en achter
een zonneterras en een bloeiende roos
het zomergroen ruist in mijn achtergedachten
sinds ik Buitenveldert als woonplaats koos
Zomerverlies
Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
Lees verderDe bekende weg
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
Lees verderZo alleen… Zo alleen
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de...
Lees verder
Blog archief