- Robert Anker
- H.H. ter Balkt
- Benno Barnard Neutrale zomer
- J. Bernlef Een wonder als ontbijt
- J. Bernlef
- T. van Deel Val
- Elisabeth Eybers
- Eva Gerlach
- Elma van Haren
- Judith Herzberg
- Rutger Kopland Schapen
- Gerrit Kouwenaar
- Jan Kuijper Het graf van Jan Hanlo
- Tomas Lieske
- Guus Middag De smaak van de omnivoor
- Leonard Nolens
- Willem Jan Otten Onaangesproken meisjes
- Willem Jan Otten
- Martin Reints Aan de rivier
- Leo Vroman
- Rogi Wieg
- Poëziekroniek
- Herlezen Aangeschoten eenden
- Medewerkers aan dit nummer
[p. 553]
Zij was zozeer met hem een paar
dat zij er raar van werd en dacht:
hiernamaals consumé, ik kom nog om,
als hij nu gewoven was, of wijlen,
kon hij niet volmaakter van mij zijn.
Sta op, zei zij, en ga ter Odyssee.
Geluk brengt kou, leven een idee.
Ga weg, dan word ik buik om jou.
Ga weg, verwek in mij Penelope.
[p. 554]
Doden wij de schemering.
Warme rug van hogedruk.
Badminton speelt Penelope.
Zwijgend onderschept de koningin
slagen uit het niets, gissend naar
de elleboog, de dij van hem
die zij aan haar pink naar deze uithoek
van haar tuin heeft meegetroond.
Zij kent hem niet. Hij weet van niets,
schim die slagen retourneert, phuf
na koninginnephuf. Zij tellen niet.
Er is iets wat haar kwelt,
en daarom blijft de shuttle hoog,
de shuttle tilt haar deze onschuld uit,
deze wrede onschuld, deze hete
onherkenbaarheid. Straks wordt de avond
donkerder dan zij. Penelope
speelt door om stil te mogen blijven,
want het heetst van alles is de vrees
voor nadering, voor wisseling van blik,
voor wat dan raadbaar is aan heets,
en daarom houden zij hun shuttle hoog
en zijn volmaakt. Wie voor wie na
wie jaagt wie vlucht wie dwingt wie knielt
wie mond wie tong wie welke phuf
dat is niet meer ontleedbaar, samen
zijn zij zinnen zonder tussenpunt
[p. 555]
en worden wat zij vreesden: paar,
volmaakt een paar, denkbeeld tastbaar
als de strakste tent, geste breekbaar
als het ijlste web, en daarom daarom
houden zij hun shuttle hoog, uit angst
voor het volmaakte paar dat zij nu zijn,
en voor de stilte die zal vallen feilloos
als de stilte na de bliksemflits
wanneer Penelope zal weten: met Odysseus
was ik nooit zo paar, en word ik nooit
zo paar, want paar ben ik alleen zolang
hij uit het duister van zijn wereldzee
mijn gissen kaatst, en mij tot kaatsen
kaatst, o, vreemdeling, sla terug, en sla,
tussen elke slag ben jij die ik verlang.
[p. 556]
Ik wilde jou en dat ik missen zou
wist ik al voor het begonnen was.
Jou willen is je missen. Het was missen
op het eerste gezicht. Keek ik je aan,
je werd een schaduw voor een vuur.
Mijn laaiende kijken plaatste je op
een toneel, in tegenlicht, en ik moest
gissen naar de man daar binnen in
zijn silhouet, heus, zelfs in bed,
wanneer ik tussen je moedervlekken
sterrenbeelden trok, was het alsof
je lichaam iets verduisterde en ook
je stem en je beramingen, alles maakte
duisterder, en daardoor, vreemd,
werd wat er laaide raakbaarder dan
voorheen. Odysseus ver, ik heb je
nooit gekend, en als ik je bedenk
knijp ik weer samen en blindeer.
Zomerverlies
Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
Lees verderDe bekende weg
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
Lees verderZo alleen… Zo alleen
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de...
Lees verder
Blog archief