DE MENS ALS BIOPIC 5 Ayaan Hirsi Ali

Laat ik met een citaat beginnen: ‘Ik hoop vurig dat naast de scheiding van kerk en staat de scheiding van emotie en ratio beter wordt geaccepteerd. Ik voel me in de publieke sfeer, in de politiek, niet geroepen om uiting te geven aan mijn gevoelens.’

Ayaan Hirsi Ali sprak deze woorden op 31 augustus 2006 in de Tweede Kamer, als onderdeel van haar afscheidsrede. Ze verliet daarmee de VVD-fractie, haar vrienden én Nederland.

Dat na lezing van haar artikelen, essays en  boeken met veelzeggende titels als De Zoontjesfabriek en De Maagdenkooi juist dit citaat is blijven hangen verraste mij. Ik denk ook vaak: gebruik je gezonde verstand, dan komt de emotie vanzelf.

Nederland heeft Ayaan na haar vertrek niet zozeer vergeten, maar haalt ‘ach ja’ prevelend de schouders op. Ze was te veel voor ons, te uitgesproken, te donker, te vrouw en op een gevaarlijke manier te anti-islam. De deur werd netjes achter haar dicht gedrukt.

Wat was de directe aanleiding voor Ayaans vertrek? Minister Rita Verdonks twijfel over de waarde van Ayaans verblijfsvergunning? Was het de moord op Theo van Gogh, 2 november 2004?

Met Van Gogh had Ayaan de korte film Submission gemaakt. Daarin gaat het onder andere over genitale verminkingen in orthodox islamitische regio’s. De VPRO zond de film uit en daar was niet iedereen blij mee. Ayaan werd gedwongen tot isolement op het Amsterdamse Marineterrein.

Ze wilde weg, weg! Maar sloot haar afscheidsrede in de Tweede Kamer af met: ‘Ik wil nog wel één gevoel met u delen, dat is het gevoel van dankbaarheid jegens dit fantastische land dat mij zoveel kansen heeft geboden en waarvan ik altijd zal blijven houden.’

Alsnog: gevoel en emotie.

Ik bewonder Ayaan Hirsi Ali en besloot een filmscenario over haar te schrijven. Maar zo’n extreem vol leven van een in wezen enigmatisch karakter vraagt om keuzes. Ik besloot dat de kern een vader-dochterverhaal moest zijn.

De film begint dan ook met de 6-jarige Ayaan die in een poging haar vader te redden hem juist uitlevert aan de politie van Somalische dictator Siyad Barre. Later in Kenia, Ayaan is dan 21, is vader van plan Ayaan uit te huwelijken. Dat nooit! Uit afschuw over de gruwelijke ongelijkheid die vrouwen ten deel valt besluit Ayaan te vluchten. Het afscheid van zus Haweya is hartverscheurend. Ook het verraad aan haar vader, van wie ze toch veel houdt, valt Ayaan zwaar. Haar vlucht gaat via Duitsland, naar Nederland, naar Volendam. Daar woont een verre kennis.  

De inburgering in Holland kent hilarische momenten, zeker als ook Haweya in Nederland opduikt. Voor het eerst zien de zussen een man huilen, op tv. Ze lachen zich dood.

Vader probeert, aangezet door de bekende imam Abu Hamza, zijn dochters terug te lokken naar Somalië. Het komt zelfs zover dat Ayaan, wonend in een caravan te Ede een tolka moet bijwonen, een Somalische rechtbank.

Dat zijn allemaal mooie scènes, maar hoe krijg ik ook nog Ayaans spectaculaire opmars door de Nederlandse politiek in één film gepropt? Ik moet heel veel laten liggen en blijf bij mijn uitgangspunt: Vader en Dochter.

Aan het eind van Hier Ben Ik (zo heette de film intussen) neemt Ayaan, in het Royal Londen Hospital afscheid van haar stervende vader, met de woorden: Nabad gelyo aabo (tot ziens lieve vader).

Dit is de laatste bladzijde van het scenario:

Enigszins documentair gedraaid:

– We zien Ayaan op de trappen van het American Enterprice Institute in Washington.

– Ayaan met Condoleezza Rice op het gala ter ere van de uitreiking van de 100 invloedrijkste personen ter wereld.

– Ayaan met Marco van Kerkhoven in de Linnaeusstraat op de plek waar Theo van Gogh vermoord is. Het verkeer raast onverschillig voorbij.

– Ayaan met haar baby – zoon Thomas – op de arm. Naast moeder en kind staat de vader, historicus Naill Ferguson. Ayaan is erg gelukkig.

Wij niet. Wij – producent Fu-Works, regisseur Peter de Baan en ikzelf – waren niet gelukkig, want het almaar heftiger wordende islamdebat in ons land maakte iedereen, filmfondsen, distributeurs, omroepen en opiniemakers voorzichtig. De voor de hoofdrol gecaste actrice werd bedreigd.

En dus ligt script van Hier Ben Ik nu te verstoffen op een plank.

Dan maar een televisieserie over Ayaan. Zeven delen! Ik schreef samen met scenarioschrijver Hans Galesloot deel één plus de inhoud en het scèneverloop van de andere delen. De serie noemden we Droomland. Contracten werden getekend door de VPRO en IDTV Film.

Toen verscheen in een nieuwsbulletin van een moskee in Nairobi het bericht dat Nederland  bezig was met een tv-serie over het leven van Ayaan Hirsi Ali en dat er al contact was met een lokale casting agency.

De rapen waren gaar. IDTV werd bang voor een nieuwe cartoon-crisis zoals in Denemarken, beoogd regisseur Theu Boermans wilde het leven van zijn kinderen niet in gevaar brengen en de AIVD maakte een veiligheidsanalyse. Einde Droomland.

En nu?

Ayaan Hirsi Ali is christelijk geworden. Dat gebeurde vanuit een spiritueel bankroet, zoals ze dat zelf zegt in een prachtig gesprek met evolutiebioloog Richard Dawkins.

Is deze bekering een omweg om toch weer bij Allah uit te komen? Ik weet het niet.

Ayaan ziet er in dat gesprek met Dawkins (YouTube) gelukkig uit.

Foto van Ger Beukenkamp
Ger Beukenkamp

Ger Beukenkamp (1946) is scenarioschrijver en schreef meer dan honderd scripts voor toneel, film en televisie, waaronder Ik ga naar Tahiti, Majesteit en Den Uyl en de affaire Lockheed. Zijn scenario’s zijn veelvuldig bekroond, onder meer met de Liraprijs, de Prix d’Italia en twee Gouden Kalveren (voor De kroon en De prins en het meisje). Hij is auteur van een handboek over schrijven voor film, toneel en televisie, en van Multatuli, het leven van een klokkenluider in twintig dialogen. Daarnaast geeft Beukenkamp les in scenarioschrijven.

recent

Warm

Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf.

Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid.

Ik zwem, douche koud en fiets net snel genoeg om overeind te blijven naar café De Druif. Het terras is bijna leeg als ik begin en een uurtje later zijn alle stoelen bezet; de gasten drinken, maar ook dat gaat traag.

De sweet spot van zo’n avond ligt rond halfacht, als het net iets koeler wordt – mensen gebruiken de losgekomen energie meteen om sneller in te nemen, waarvan ze dorst krijgen, waarna het allemaal nog sneller gaat.

Johan bestelt een derde rum met cola zero en laat zijn nieuwe tatoeages zien; hij heeft vaak nieuwe tatoeages en is niet verlegen. Ik houd mijn hart vast voor de dag waarop zijn bovenlijf ramvol zit en hij zijn broek zal laten zakken.

Johan wil dat zijn huid na zijn overlijden tentoongesteld wordt. Ik weet niet of hij al bedacht heeft waar.

Collega’s komen langs en hangen op het trappetje naar de opkamer, bij de kop van de bar. Telkens als ik een bestelling wegbreng moet ik langs ze heen bewegen, wat ik heerlijk vind – dat fysieke aan het werk achter een bar.

Het personeel van een naburig bedrijfje komt uitgelaten binnen. Ik complimenteer ze met de sfeer die ze meenemen, maar vraag ze om niet te zingen met het oog op onze bovenbuurvrouw.

Buuv Mascha is een wonder: boven een knetterdrukke kroeg wonen en daar steeds het fijne in blijven zien. Je ergeren, dat doe je zelf, zei iemand laatst.

Elke donderdag heb ik plezier met mijn gasten en zij – hopelijk – van mij. Soms kom ik langs terrassen waar een heel ander publiek zit, waar het personeel vooral lijkt te bestaan om met dienbladen te slepen.

Ik snap niet dat je dan voor dit soort werk kiest. Als je het niet voor de mensen doet, voor het contact, dan zijn er honderd opties die beter betalen en minder moeite kosten.

Als ik werk komt iedereen een beetje bij me thuis. Ik snap best dat zo’n houding niet lang vol te houden is, dat ik makkelijk praten heb omdat ik maar één avond werk.

De sweet spot van de horeca zit hem in die ene avond. Dat het nooit teveel kan worden.

Ik zou dit werk ook zonder betaling doen, al moet ik toegeven dat het laatste uur van elke dienst me tegenwoordig gestolen kan worden. Als je jong bent dan kun je tegen het einde van een werkavond in een soort overdrive raken: snel alles schoonknallen en dan nog samen uit.

Soms overweeg ik het, een keertje meegaan naar de Nachbar of de Pollux, maar om twee uur ‘s nachts knalt deze postduif altijd op de automatische piloot naar huis.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Zomerverlies

Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes.

Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent huisman of je bent het niet. Om een of andere reden maak ik dan gerechten waar ik zelf vreselijk veel zin in heb, wat het bijna lastig maakt om nog op restaurant te gaan.

Toen B en de kinderen aan tafel zaten sprong ik op de fiets en cruisede door de warme stad. Mensen waren opgewekt en hingen rond op straat, op trappetjes voor huizen. Amsterdammers praten graag en luid en ik ving flarden van tientallen gesprekken op, pikte een eclectische muziekmix mee uit al die open ramen.

Wat een groot onrecht in de wereld, dacht ik niet voor het eerst met veel emotie, dat er plekken zijn waar de mensen zich niet op de fiets door hun stad verplaatsen. Er zijn mensen, dacht ik, die nog nooit met hun kindje voorop van een bruggetje zijn gefietst. En dat zo’n meisje dan haar armpjes de lucht in steekt en juicht.

Nee, deze wereld was niet voor iedereen een paradijsje. Daar moest ik me wel bewust van blijven.

Voor het restaurant van Mariko trof ik Ivo op de stoep. Hij rookte beslist geen sigaretje terwijl hij zijn socials checkte. Mijn vriend keek op en glimlachte.

‘La Hillen kondigt net haar academisch kwartiertje aan,’ zei Ivo.

‘Helemaal prima,’ zei ik, en zette mijn fiets op slot tegen een lantaarnpaal.

We stapten naar binnen, werden begroet door Mariko en mochten een tafeltje op het balkon. Hoewel ik vaker bij restaurant An gegeten had, wist ik niet dat er tafels op het balkon waren.

In de openlucht aan een binnentuin eten is een heel on-Amsterdamse ervaring. We bestelden een biertje en maakten de eerste grappen van de avond. Ik vertelde Ivo dat mijn werk er voor de zomer bijna op zat, dat ik alleen nog wat schreef en kluste, maar verder zonder al te veel gedoe de vakantie in zou glijden.

La Hillen arriveerde met goed nieuws uit Portugal en ons zomergevoel dijde verder uit. Het leek hier eigenlijk al heel sterk op vakantie. Er was nog een fles saké nodig, ook meer wijn en bier. Niemand was van plan het laat te maken, maar god wat zaten we toch lekker in het groen op een balkonnetje.

Ik bedacht dat ik Ivo en Rinske voor de zomervakantie waarschijnlijk niet meer zou zien; dat dit voorlopig onze laatste avond samen was. Ik zag nu al uit naar hun bruine en ontspannen versies over anderhalve maand.

Heel laat zou het niet worden, maar toen we An uit liepen was het echt nog wat te vroeg. Een laatste drankje bij Brecht konden we nog wel doen, daarna zouden we elkaar gaan afstaan aan de zomer.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.