Het mensenpark – Michael Wolf in Hong Kong

In een van de grote afdrukken van foto’s die Michael Wolf maakte, zie je een man van de buitenkant van een balkonnetje klimmen. Het is een foto die nu in het Fotomuseum in Den Haag hangt. Het is niet duidelijk wat de man doet hoor, misschien moet hij een van de duizenden airco’s repareren, maar onwillekeurig is het ‘voltooid leven gevoel’ daar.

Wat gebeurt er precies op deze foto’s van woonblokken in Hong Kong? Het ritme van de ramen en de balkons zo klein verandert een flat in een aangenaam behangetje. Een esthetisch beeld dus. Maar de gedachte dat zich achter elk van deze piepkleine vakjes een leven schuilhoudt maakt het een krachtige metafoor voor de metropool, in dit geval de miljoenenstad Hong Kong – het knoopje in de grote ballon die China is. Deze structuur is een herhaling van verbeelde mensenlevens. Een letterkast van lief en leed.

Als je naar een flat op 23 hoog kijkt, zie je de achterkant van een leven, en ook de kant die zo weinig onderscheidend is. Deze mensen zullen hun persoonlijkheid op een andere manier moeten vormgeven dan door hoe ze wonen. Er wordt, lijkt het, ook geen moeite gedaan, dit is efficiënt wonen. Hier stel je je een inwoner van Hong Kong voor in een betegeld keukentje met TL licht, hij heeft een ooit wit hemd aan, het is warm ondanks de airco, in de hoek wat groenten op een krant voor door zijn mie vanavond.

Een mooie variant hierop in de tentoonstelling van het werk van de Duits / Amerikaanse fotojournalist/kunstenaar Wolf – die zelf in Hong Kong woont – is zijn verzameling van 100 interieurfoto’s van een woonblok. De kamers zijn 9 m², de tentoonstellingsruimte heeft exact dat oppervlak.

De eerste keer dat ik in Hong Kong verbleef was onze kamer zelfs nog kleiner. Een twijfelaar met een halve meter ruimte aan een kant er naast. Leven doe je in de straten. Wonen in de stad betekent dat je je behoefte aan eigen ruimte ondergeschikt maakt aan de voordelen die de openbare ruimte biedt.

Treffend is de gelijkvormigheid in steeds totaal andere praktische interieurs. Dit zijn wij, de diersoort mens, hoe we het ook aankleden als we meer ruimte hebben, de elementaria zijn gelijk, dat is geloof ik de mededeling van Wolf. Levend in mensenpark ‘stad’ – waar de helft van de wereldbevolking woont – hebben we evenzeer als een Chinese boer en een boer in Bolivia de neiging in het dagelijks leven extreem gelijksoortig te zijn. We lijken vooral wel op elkaar.

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Kermis

bf2e0758-e8e1-44b1-b0dd-da8fc53146d0 2Bij het woord kermis denk ik aan twee dingen: dat ik als kleine jongen met mijn moeder in de rups ging – de geur van smeerolie en roestende baleinen, het klamme linnen dat in horten en stoten over de wagonnetjes getrokken werd – en een vechtpartij als tiener, met een tapijt van gebroken glas onder mijn voeten.

Kermissen in de provincie zijn voor kinderen en (later op de dag) voor boze puberjongens: het geluid van de boksbal die keer op keer het plafond in gebeukt wordt, het knetteren van de stroomstangen van de botsautootjes en de pompende house. De geuren die er voor mij bij horen zijn verbrande mengsmering en diesel uit brommers en aggregaten.

Vreemd genoeg verlopen evenementen in Amsterdam altijd veel relaxter dan in dorpen. Misschien is dat omdat er in de stad een groter aanbod is, waardoor boze mensen andere boze mensen kunnen opzoeken op de Dam en blije mensen naar de kleine kermis in het Westerpark kunnen.

Nadim, die nog geen enkele associatie bij kermis had, stond al dagen te trappelen. Ik was om zeven uur ‘s ochtends thuisgekomen van het Boekenbal en om half elf hield hij het écht niet meer. Zonder kater – de alcohol was nog niet uitgewerkt – liep ik met hem over het terrein, waar de suikerspinnendame net haar kraam openklapte en de eerste grote attracties warmdraaiden zonder passagiers.

We maakten een rondje en planden waar we in zouden gaan. Nadim wilde beginnen met de Cake Walk, wat in mijn toestand niet makkelijk bleek. Daarna gingen we in de spin en daarna in de rups. Het viel me op dat geen enkele exploitant oogcontact maakte. Ze leken wél erg goed te kunnen roken.

Ik had me voorgenomen niet te denken over geld en voor alle attracties die mijn jongen mee wilde maken muntjes te kopen. Binnen een kwartier was mijn portemonnee leeg. Van de prijzen herinner ik me dat het eendjeshengelen 3 euro kostte voor 3 eendjes. Dat duurde 30 seconden.

Naad kreeg een suikerspin die even groot was als zijn bovenlijf (small), en at zich er een eind doorheen voor hij misselijk werd en het ding op mij probeerde af te schuiven. Hoewel hij alle attracties nóg een keer wilde doen zei ik dat het tijd werd om naar huis te gaan, en terwijl ik mijn fiets losmaakte zag hij opeens de trampolines-met-elastieken. Kinderen schoten er de lucht in alsof ze ontvoerd werden door een vliegende schotel.

‘Pap,’ zei hij.

Ik trok mijn sleutel weer uit het slot en groef in mijn zakken naar muntjes; we hadden er precies genoeg. De attractie liep niet op een aggregaat en muziek draaiden ze niet. Ik keek hoe een bonkige man met een boksersneus mijn jongen ingespte, hem aan zijn voeten naar onder trok en losliet. Nadim vloog een paar meter omhoog en landde op de trampoline; bij de minste afzet steeg hij weer op.

‘Wooooooo,’ riep hij. ‘Dit is zoooo leuk!’

Ik keek naar het klimtuig waarin hij vastzat, met banden die zijn joggingbroek tussen zijn billen trokken. Zijn dunne benen waren tot halverwege de kuiten bloot: witte sportsokken en gympen die opeens vreselijk groot leken.

‘Joeheeeeee,’ riep Nadim.

Met alle mimiek van een gesloten brommerhelm trok de elastiekenman nog eens aan zijn benen. Ik keek naar de dame achter de kassa en van haar weer naar hem; zag een leven voor me.

Opbouwen, oliebollen, dieselwalm en house, afbouwen en weer verder. ‘s Avonds series kijken in de caravan en heel veel roken.

Na hoe lang zou immuniteit voor het plezier van anderen intreden?

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Voor mijn moeder, voor haar 85e verjaardag

Een gedicht van de grote Czesław Miłosz, geschreven in Rome in 1986 en vertaald door de grote Gerard Rasch.

 

OUDE VROUWEN

Reumatisch gekromd, in het zwart, op benen van stro,
schuifelen ze met hun stok naar het altaar, waar Pantocrator
in een dageraad van gulden stralen twee vingers optilt.
Het machtige, helderende gelaat van de Alvermogende,
in wie alles geschapen is wat bestaat, in de hemel en op de aarde,
aan wie het atoom en de maat van de melkweg zijn onderworpen,
stijgt op boven zijn dienstmaagden, de hoofden bedekt met een doek,
wanneer ze in hun verwelkte lippen zijn lichaam ontvangen.

De spiegel, mascara, poeder en karmijnen stiften
lokten elk van hen, en ze verkleedden zich
als zichzelf, het licht van de ogen werd sterker,
de wenkbrauwboog ronder, het rood van de lippen intenser.
Ze openden zich liefhebbend in het groen langs de rivier,
droegen in hun binnenste de volle pracht van de geliefde,
onze moeders die wij nimmer terugbetaalden,
omdat wij moesten varen, over continenten trekken,
schuldig en uitziend naar hun vergeving.

Hij, die al eeuwen lijdt, laat ze tot zich komen,
eendagsvliegen, van kou verzwakte vlinders,
zij die baarden, hun schoot nu door een litteken gesloten.
Hij tilt ze naar zijn menselijke Theotokos,
opdat lachwekkendheid en pijn in waardigheid veranderen
en pas zo, zonder kleur en zonder charme,
onze onvolmaakte aardse liefde haar vervulling vindt.

Rome, 1986
—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Minder schrijven

Door een facebookherinnering besefte ik dat het alweer vier jaar geleden is dat we uit Suriname vertrokken.

Ook in Paramaribo blogde ik op deze plek, en omdat er even geen boek was om aan te werken was mijn schrijverzijn beperkt tot dat ene wekelijkse stukje.

Schrijven doe je ook door niet te schrijven, zeiden ze op de Schrijversvakschool.

Ik doe dat zelden – niet schrijven – en als we op vakantie zijn dan voel ik de schrijfzucht na een dag of tien bijna fysiek aan me trekken. Het kan dan lekker voelen om nog eventjes te wachten, tegen te hangen; de druk op te laten bouwen.

In Suriname zoog ik me tot barstens toe vol. Ik keek, rook, proefde en luisterde. Ik las veel tijdens de rustige (warme) uren in mijn hangmat onder ons huis. Door kleine hoeveelheid tekst die ik elke week hoefde op te hoesten leken mijn beelden sterker, dieper te worden.

Is het zo dat minder schrijftijd zich vertaalt in meer geladen tekst? Ik wed van wel. Stukjes van mijn Surinameblogs komen nog regelmatig bij me terug.

Electriciteitsdraden die als smeltend trekdrop tussen hun palen hangen; de maan, die door de drop aan brede repen wordt gesneden.

Een autowrak op het braakliggende perceel naast ons huis, dat op gasbetonnen blokken in slaap gevallen is. De schaduw van de amandelboom valt op de roestgaten in het chassis, die daardoor de kleur van gestold bloed krijgen en vloeken, wringen, knetterend contrasteren met de sprinkhaangroenheid van het hoge gras.

Alle wegen in dit land hebben een einde. Vroeg of laat gaat het asfalt over in zand en het zand in woud of water. Dit gegeven is al voelbaar op het moment dat je in Paramaribo je erf af rijdt. Het is een gesloten wereld, een schitterend decor, en met maar heel weinig moeite kun je je de enige wanen die het allemaal meemaakt.

Tegen de tijd dat de schoorstenen van Suralco opdoemden leek het – hoewel half acht – de diepste uren van de nacht. Een post-apocalyptisch roestbruin organisme, vastgezogen aan de rode aarde op de grens van oerbos en savanne: gele lampen, witte rook, raderen zo groot als wagenwielen. Nog vijfenveertig minuten en we zouden thuis zijn.

Misschien schrijf ik hier in Nederland te veel. Misschien moet ik van vijf bladzijden per week naar één.

Het kan ook zijn dat ik nodig weer naar Suriname moet.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Het hoofdkussenboek van hofdame Sei Shōnagon

Wat is er aan werklui nodig om deze scène te realiseren:

‘Een ware schoonheid, in een purperrood, enigszins verdoft gewaad, met daaroverheen oranjegeel brokaat of een flinterdun jakje, is nog maar net op, want vannacht heeft ze door het razen van de wind geen oog dicht gedaan. Op haar knieën glijdt ze een eindje vanuit haar kamer naar de veranda toe; haar lange haren, die over haar schouders vallen, zijn in de war en bollen zachtjes op door de wind – een schitterend tafereel. Diep bewogen bekijkt ze de ravage in de tuin en prevelt: “Geen wonder / dat de wind in de bergen…”, waaruit mag blijken hoe fijngevoelig ze wel is.’

Voor haar prachtige kleren zijn mensen nodig die de verfstof maken, die de stoffen verven, in oranjegeel en purperrood. Haar gewaden moeten geweven worden. Haar kamer is door deskundige timmerlieden gemaakt, evenals haar veranda, ze zullen worden schoongehouden door meisjes met bezems. De ravage in de tuin wordt straks opgeknapt door een legertje tuinlieden. Haar haar wordt op zeker moment gecoiffeerd. We spreken nu nog niet over de lui in de keukens die maaltijden moeten toebereiden die aan haar smaak voldoen, de vissers en de boeren die de ingrediënten verzorgen.

In Het hoofdkussenboek van hofdame Sei Shōnagon…

Ik nodig u uit de rest van het stukje hier te lezen.

 

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Zeven jaar

hangmat2 kopie 2Vannacht droomde ik dat ik in mijn buurt liep en je van achter zag. Ik herkende je meteen.

Gijs, wilde ik zeggen, maar ik deed het niet. Mijn hand verlangde naar je schouder, maar ik hield mijn handen thuis.

Ik wilde je meenemen naar B en voorstellen aan onze dochter, onze zoon. Maar Nadim zou je kennen van je foto en zeggen wat hij altijd zegt: Ome Gijs, die is toch dood? 

Ik wilde je niet kwetsen. Je leek gelukkig, in de lente op een stoepje op de gracht.

Ik sloeg af en liep om zodat ik je tegemoet kon komen, wetend dat het me in de problemen zou brengen. Ik liep je tegemoet en het was alsof we de enigen waren, al zag het zwart van de mensen.

Ik lachte naar je. Je knikte vriendelijk, zei: ‘Goeiedag.’

‘Dag Gijs.’

Je stopte. ‘Ken ik u?’

Mijn woorden liepen vast. Er is te veel gebeurd sinds we vrienden werden en te veel gebeurd sinds je er niet meer bent. Ik wilde je omhelzen, maar je herkende me niet. Ik wilde mezelf niet kwetsen.

‘Nee, vriend,’ zei ik, hopend dat je mijn verdriet niet zag. Hopend dat je niet zou zien hoeveel ik nog van je houd. ‘Geniet maar van je wandeling.’

Tot ik wakker werd keek ik je na.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Koba, waarom moet ik sterven van jou?

Rykov en Boecharin op weg naar hun proces, 1938

In Stalin’s bureau werd na zijn dood een briefje gevonden met de tekst ‘Koba, waarom moet ik sterven van jou?’ een brief van zijn vroegere vriend Boecharin, die hij ten val bracht.

Oktober 2017 overleed Coen Stork, de diplomaat over wie Peter Henk Steenhuis De rode ambassadeur: de twintigste eeuw door de ogen van Coen Stork schreef. Ik bezocht hem een paar keer omdat hij bij de uitgeverij om de hoek woonde, vaak langs liep en we ook bij een presentatie weleens aan de praat waren geraakt. Hij liet graag zijn indrukwekkende verzameling boeken zien, gerangschikt per land en dan chronologisch, en zijn prachtige verzameling schilderijen van Floris Arntzenius. Stork sprak altijd nog met enige trots over zijn aanwezigheid bij het Rivoniaproces, de rechtszaak tegen ANC-leden onder wie Mandela waar Stork als waarnemer aanwezig was. En er ook steeds echt was: wat zo belangrijk gevonden werd dat Mandela hem er later in een brief uitgebreid voor heeft bedankt.

Daaraan moest ik denken toen ik dezer dagen Eastern Approaches van Fitzroy Maclean las. Maclean is een jong diplomaat in Parijs in de dertiger jaren als hij besluit dat het allemaal wat te mooi en makkelijk is, de wandelingetjes langs de Seine, de mooie ontvangsten, diners, de modieuze collega’s. Hij wil wat meemaken. En solliciteert tot ieders verbijstering naar de post in Moskou, waar ze de kandidaten tot dan toe met tractors heen moesten slepen.

Fitzroy Maclean wil Centraal-Azië zien, en dat lukt hem ook – midden in de roerselen van de Nieuwe Economische Politiek en de diepe angst die dan heerst voor buitenlanders – reist hij gewoon met wat mazzel en een een omweg naar waar hij komen wil. Terug in Moskou valt hij midden in de Grote Zuiveringen, de derde reeks van showprocessen tegen hoge communisten. Stalin is zich aan het ontdoen van zijn kameraden van het eerste uur. Maclean neemt hier de tijd voor, het proces wordt minutieus omschreven en dat is huiveringwekkende getuigenisliteratuur.

Een geweldig drama is de clash tussen aanklager Vyshinski en econoom Boecharin. Vyshinski het vuige instrument (geef mij een man en ik lever u de misdaad), de man die doet wat er van hem verwacht wordt, en Boecharin tot het einde toe intellectueel, en in de wetenschap van de hopeloosheid van zijn zaak steeds oprecht blijvend en strijdend althans tegen de leugens waar nog tegen te strijden viel. Karel van het Reve heeft overigens niet zoveel goede woorden over voor Boecharin (koekje van eigen deeg)  maar geeft elders ook toe dat hij zelf aanvankelijk deze schijnprocessen heeft toegejuicht.

Dit soort ooggetuigenverslagen zijn een uitgesteld soort rechtvaardigheid: we kunnen nu beter weten wat voor man Boecharin was. De 40 pagina’s die Maclean aan het proces wijdt zijn huiveringwekkende literatuur. Door Macleans aanwezigheid blijft ook vandaag, 80 jaar later de leugenachtigheid van Vyshinski in schril contrast staan met de althans in het proces indrukwekkende opstelling van Boecharin.

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Planned obsolescence

Sinds een paar jaar mag ik alleen maar spullen kopen die heel lang meegaan. Dit is, naast het voornemen om maximaal twee kinderen op de wereld te zetten, mijn kleine bijdrage aan een vorm van toekomst voor ons allemaal. Ik slaap er niet beter door, maar voel me wel vaak superieur.

Gisteren fietste ik langs de Action op de Kinkerstraat en wist me ver verheven boven het volk dat er met overvolle tassen naar buiten kwam.

Ik parkeerde mijn fiets bij de meesterslijper en kocht er een gietijzeren theepot die Nadims kleinkinderen nog zullen gebruiken om elkaar de hersens mee in te slaan. Het was een goede aanschaf, en al zal ik er de rest van de maand geen thee meer door kunnen kopen: het gaat juist om de lange termijn, om leven naar wat duurzaam is, niet naar wat je vandaag nog graag wilt hebben.

Mijn besluit om alleen maar goed gemaakte dingen te kopen nam ik in Suriname, waar op elke straathoek een Chinese winkel zit die uitsluitend rejects van de Action voert. In Paramaribo kwam ik er ook achter dat er zoiets als een plastic kaasrasp bestaat; zulke na kort gebruik gebroken, gescheurde of gebarsten spullen vind je in alle greppels van de stad, op braakliggende terreinen en drijvend in de Surinamerivier.

Dat we teveel consumeren is één ding, maar wat me gek kan maken is dat we shit produceren waarvan we wéten dat het onmiddellijk stuk zal gaan.

Mijn theorie over hoe zoiets als de Action kan bestaan: mensen ervaren koopkracht omdat ze er veel kunnen aanschaffen. Kennelijk is dat vaak belangrijker dan of de dingen die ze kopen echte waarde hebben, i.e. dat producten kunnen wat hun naam suggereert (zo zou een kaasrasp ten minste tien jaar bestand moeten zijn tegen elke vorm van kaas).

Wie dat soort spullen koopt gelooft niet in morgen. Niet echt. Ik heb op deze plek al eerder gepleit voor een keurmerk voor producten die doen wat we van ze mogen verwachten.

Planned obsolescence zou strafbaar moeten worden gesteld en klanten van de Action moeten weten dat ze geplayd worden.

Jesse. Nogmaals. Bel me. Je hebt me nodig.

 

* Het slapende hondje op de foto komt niet in dit verhaal voor en heeft niets met de Action te maken. Je zou je wel kunnen indenken hoe blij hij – gezien zijn geringe koopkracht – met de Action zou zijn.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.