Joseph Roth – Leviathan 4

(vanaf het begin lezen)

Aan de rand van het stadje, waar de kleine huizen van Progrody steeds armoediger werden, totdat ze uiteindelijk volledig ophielden en de brede, hobbelige straat naar het treinstation begon, stond de herberg van Podgorzev, een plek met een slechte naam, waar boeren, dagloners, soldaten, losbandige meisjes en waardeloze kerels rondhingen. Op een dag verscheen de koraalhandelaar Piczenik er met de matroos Komrower. Ze kregen sterke, donkerrode honingwijn en gezouten erwten voorgeschoteld.

            “Drink mijn jongen! Drink en eet, mijn jongen!’ sprak Nissen Piczenik vaderlijk tot de matroos. Hij dronk en at met smaak, want zo jong als hij was, had hij al het nodige gezien in de havens, en na de honingwijn kreeg hij een matige zure wijn en na de wijn een brandewijn van negentig procent. Terwijl hij de honingwijn dronk was hij zo stil dat de koraalhandelaar bang was dat hij nooit meer iets van de matroos over de wateren zou horen, zijn kennis moets eenvoudigweg uitgeput zijn. Na de wijn begon de kleine Komrover echter met de waard Podgorzew te praten, en toen de negentig procent kwam, zong hij het ene lied na het andere met luide stem, als een echte zeeman.

            ‘Kom je hier uit ons mooie stadje?’, vroeg de waard.  

            ‘Zeker, geboren en getogen in mijn, ons mooie stadje’ – zei de matroos, net alsof hij niet de zoon was van de gezette Jood Komrower, maar een heuse boerenknul.

Naast Nissen Piczenik en de matroos zaten een paar gauwdieven en landlopers aan tafel, en zijn publiek ziende, raakte de jongen vervuld van een vreemde trots, waarvan hij dacht dat die aan marineofficieren voorbehouden was. En hij moedigde de aanwezigen aan: ‘Vraag maar jongens, zeg het maar! Ik beantwoord al je vragen. Kijk, mijn goede oom hier, je kent hem wel, hij is de beste koraalhandelaar van het hele gouvernement, ik heb hem al van alles verteld!’ Nissen Piczenik knikte. En aangezien hij zich niet helemaal op zijn gemak voelde in dit vreemde gezelschap, dronk hij een glas honingwijn en daarna nog een. Geleidelijk aan begonnen alle verdachte gezichten die hij tot dan toe uitsluitend door het luik van zijn deur had gezien, net zo menselijk te lijken als zijn eigen. Maar aangezien voorzichtigheid en wantrouwen diep in hem verankerd waren, verdween hij even naar de binnenplaats en verstopte het zakje met zilvergeld in zijn pet. Hij hield slechts enkele losse munten in zijn zak. Ingenomen met zijn oplossing en door het geruststellende gevoel van het zakje munten dat onder de pet op zijn schedel drukte, liep hij terug naar de tafel.

            Niettemin moest hij erkennen dat hij geen idee had waarom en met welk doel hij hier in de herberg zat met de matroos en die onaangename kerels. Hij had zijn leven in regelmaat geleid en zorgde ervoor niet op te vallen, en zijn wonderlijke liefde voor koralen en hun geboortegrond, de oceaan, was nooit aan iemand geopenbaard tot aan de komst van de matroos, en eigenlijk tot op dit moment. En er was nog iets dat Nissen Piczenik angst inboezemde. Hij, die allerminst gewend was om in beelden te denken, zag thans voor zich dat zijn geheime verlangen naar de wateren en alles wat er op en onder het water plaatsgreep en leefde, plotseling aan de oppervlakte kwam van zijn eigen bestaan, zoals soms een zeldzaam en vreemd dier, dat op zeebodem leefde en thuishoorde, om duistere redenen naar de oppervlakte schoot. Het waren waarschijnlijk de honingwijn waaraan hij niet gewend was en ook de fantasie van de koraalkoopman, gestimuleerd door de verhalen van de zeeman, die dit beeld in hem gewekt had. Maar het verbaasde hem en hij schrok ervan dat er zulke buitenissige ideeën in zijn hoofd op konden komen, meer nog dan het feit dat hij plotseling met woeste kerels aan een tafel in de herberg zat.

            Maar zijn schrik en verbazing voltrok zich gelijkmatig onder het oppervlak van zijn bewustzijn. Ondertussen luisterde hij met een gretig plezier naar de sprookjesverhalen van matroos Komrower.

            ‘Op welk schip vaar je?’, vroegen zijn disgenoten. Hij dacht eventjes na – zijn schip was vernoemd naar een bekende negentiende-eeuwse admiraal, maar de naam leek hem op dat moment net zo gewoontjes als zijn eigen, en Komrower, vastbesloten indruk te maken, zei dus: ‘Mijn kruiser heet de Moedertje Katharina, en weet je wie dat was? Dat weten jullie natuurlijk niet – en daarom zal ik het jullie vertellen. Nou, Katharina was de mooiste en rijkste vrouw van heel Rusland, en daarom trouwde de tsaar op een dag met haar in het Kremlin in Moskou en nam haar meteen mee in een slede met zes paarden – het vroor 40 graden Celsius – rechtstreeks naar Tsarskoye Selo. En achter hen reed het hele gevolg in sleeën – en er waren er zoveel dat de hele weg drie dagen en drie nachten geblokkeerd was. Een week na deze prachtige bruiloft kwam de gewelddadige en onrechtvaardige koning van Zweden de haven van Petersburg binnen met zijn belachelijke houten scheepjes, waarop wel een massa soldaten stonden – want Zweden zijn van huis uit erg dapper – en deze Zweed wilde niets minder dan heel Rusland veroveren. Tsarina Katharina ging echter onmiddellijk aan boord van een schip, dezelfde kruiser waarop ik dien, en schoot eigenhandig op de belachelijke bootjes van de Zweedse koning, zodat ze zonken. En ze wierp hem een ​​reddingsboei toe en nam hem daarna gevangen. Ze liet zijn ogen uitsteken en at ze op, waarvan ze nog slimmer werd dan ze al was.  De koning echter werd zonder ogen naar Siberië verbannen.

            ‘Eh, eh,’ sprak toen een nietsnut en krabde op zijn achterhoofd, ‘met de beste wil van de wereld kan ik niet alles geloven wat je vertelt.’

            ‘Zeg dat nog eens,’ antwoordde de matroos Komrower, ‘dan heb je de Russische Keizerlijke Marine beledigd en zal ik je met mijn wapen moeten doden. Wees ervan overtuigd dat ik dit hele verhaal tijdens de opleiding vernomen heb, en Zijne Hooggeborene, onze kapitein Voroshenko zelf, heeft het ons verteld.’

(klik hier om door te lezen)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

recent

Mersin

Wie per bus snel en zonder veel oponthoud op zijn bestemming wil aankomen, moet voor grote afstanden ‘s nachts reizen. Wij besloten dat overdag te doen om wat van het land te zien.

Op de ochtend van ons vertrek leek Izmir uitgestorven. De servicebus die ons naar het busstation bracht reed door stille straten – een zinsbegoocheling!

Onderweg haalden we een vrouw van begin zestig op. Ze reisde alleen en vertelde dat ze uit Konya kwam. Sinds een aantal jaren woonde ze met haar man, een oud-legerofficier, in Izmir. Ze ging terug naar haar geboorteplaats voor familiebezoek.

Om 9.30 uur vertrokken we van het busstation. We reden eerst door het vruchtbare achterland van Izmir, de natuurlijke habitat van de sultanarozijnen en citrusvruchten. Vervolgens vingen wij een glimp op van de deels gerestaureerde ruïnes van de archeologische site van Sardes, de toenmalige hoofdstad van Lydië, waar Croesus in de zesde eeuw voor Christus heerste. Het landschap werd daarna bergachtig om later plaats te maken voor een hoogvlakte. Na Afyon, waar de bus stopte voor een eetpauze, reden wij kilometerslang langs kersenboomgaarden. Landarbeiders stonden op hoge ladders om de eerste oogst te plukken.

Daarna deed de bus zowat elke nederzetting van betekenis aan om onderweg zo veel mogelijk passagiers op te pikken en de tolwegen te ontwijken. Het leverde ons een vertraging van vijf uur op. De busbranche verkeert al een tijd in zwaar weer omdat een vliegticket bijna net zoveel kost als een buskaartje.

Concurrentie met de luchtvaart doet zich ook in de serviceverlening gelden. Als kind al was ik gewend dat het hulpje van de chauffeur na elke stop met een flesje eau de cologne ter verfrissing langskwam en de dorstige reizigers van gekoeld water voorzag. Sinds een jaar of tien krijgt men na de eau de cologne thee, koffie of frisdrank plus een cakeje en soms ijs aangeboden, alles handig gerangschikt in een wagentje dat in een vliegtuig niet zou misstaan.

Wij arriveerden na middernacht in Mersin. Het wachten was mijn zwager te veel geworden en hij kwam ons samen met mijn zus in Erdemli, 30 km oostelijker van Mersin, in zijn auto ophalen.

De volgende dag stond ik vroeg op. Ik trof mijn zus in de keuken aan. Ik had haar twee jaar niet gezien. We hadden heel wat bij te praten en de ontbijttafel is daar een geschikte plek voor. Ik voelde me voor even de ‘zoon die naar het oude nest terugkeert.’

Mijn zus woont in het nieuwe deel van Mersin dat ruim en overzichtelijk opgezet is, in tegenstelling tot het stadscentrum dat oostelijker ligt. De kuststrook is voor zover het oog reikt volgebouwd met hoge en moderne flats, waarvan sommige als een soort compound ogen. Prikkeldraad en muren omgeven deze oorden, beveiligd door bewakers en soms voorzien van zwembad, winkel en sporthal.

De welvaart van de stad zorgt ook voor een aanhoudende trek uit het platteland met als gevolg armoedige wijken rond de binnenstad en achter de haven waar de meeste economische bedrijvigheid heerst. Mijn neef werkt er in een fabriek als kwaliteitsmedewerker. Hij begint om acht uur ‘s ochtends en stopt om acht uur ‘s avonds. Werkdagen van twaalf uur zijn heel normaal in Turkije. De fabriek is, met tientallen andere, gesitueerd in de vrijhandelszone.

Mersin is een havenstad en heeft, zoals de andere steden aan de zuid- en westkust, van oudsher een werelds en vrijzinnig karakter. Om deze reden boekte de seculiere oppositiepartij CHP in alle kuststeden een monsterzege bij de burgemeestersverkiezingen van maart 2019, behalve in die aan de kust van de Zwarte Zee, tussen Samsun en de grens met Georgië. Daar sleept de AKP bij elke verkiezing driekwart van stemmen in de wacht.

De CHP had haar succes mede te danken aan de Koerdische stemmen. Ruim de helft van de 15 miljoen Koerden woont in de grote steden en heeft bij de laatste burgemeestersverkiezingen op de CHP gestemd. Bij de parlementsverkiezingen brengen de Koerden gewoonlijk een stem uit op de Koerdische Partij, HDP. Vrome Koerden in het Zuidoosten zoeken over het algemeen hun heil bij de AKP van Erdogan.

Mersin was net als Izmir een kosmopolitische nederzetting met dank aan Levantijnen en Grieks-orthodoxen. Levantijnen waren Katholieken uit Frankrijk en Italië die handel mochten drijven in de havens van het Ottomaanse Rijk. De eerste generatie arriveerde in de 16e eeuw. In de 19e eeuw vestigden zich Grieks-orthodoxe inwoners van Cappadocië in het kustgebied en vormden toen een meerderheid. In 1850 woonden er 5.250 Grieks-orthodoxen tegenover 1.600 moslims.

De snelle groei van de katoenproductie in het immense achterland, Çukurova (letterlijk: laagvlakte), maakte Mersin tot een belangrijke exporthaven. De toegenomen vraag vanuit de Verenigde Staten tijdens de burgeroorlog aldaar droeg daar aan bij. Bij de groei van de haven speelden de Levantijnen een belangrijke rol.

Wij verkenden de stad. Mijn zwager ontmoette bij wijze van spreken op elke hoek van de straat een kennis of een vriend. Hij stelde ons omstandig aan hen voor. Hij is gezien en geliefd en bezit de gave met iedereen ongeacht zijn achtergrond of maatschappelijke positie even makkelijk en spontaan om te gaan.

Sinds hij met pensioen is brengt hij zijn ochtenden door met een bezoekronde. Zijn netwerk is groot en divers: van een chirurg tot een winkelier die visgerei verkoopt (hij is een fervente visser), van een timmerman tot de eigenaar van een eethuis die çig köfte (specialiteit van Adıyaman, een stad in het Zuidoosten van Turkije) verkoopt. Zo verschaft hij zich gemakkelijk toegang tot allerlei instanties – van ziekenhuis tot overheidsloket – en handelt hij zijn zaken snel en doeltreffend af.

Hoewel de dienstverlening vanuit de overheid, met dank aan reorganisatie en digitalisering, de laatste jaren behoorlijk is verbeterd, vormen persoonlijke contacten nog altijd het grootste sociale kapitaal in dit land, zeker als je een lagere opleiding hebt, zoals mijn zwager. Hij heeft op 13-jarige leeftijd de school vaarwel gezegd en is bij zijn vader in de winkel gaan werken en heeft zo het klappen van de zweep leren kennen.

Gedurende ons samenzijn werd het me weer eens duidelijk hoe weinig ik van dat sociaal kapitaal bezit. Ik, met mijn schuchtere en ineffectieve stijl van zakendoen, en zogenaamd hoog opgeleid, voel ik me in Turkije vaak net als een vis op het droge.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Roze

Ondanks vele uren Pippi Langkous en een zekere volharding van B en mij in het niet vrouwelijk stereotyperen van onze dochter is Ada gek op roze.

Op goede dagen trekt ze alles wat ze aan roze kleding heeft tegelijk aan en tolt dan pirouetten in de woonkamer. Ik wil graag melden dat ze daar vaak lakzwarte dr. Martens bij draagt.

Mensen die geen dochter hebben vragen me wel eens of een dochter ánders is; ik loop bij die vraag altijd vast. Een heel ander soort wezen, wil ik dan zeggen. Die twee zijn onvergelijkbaar. Maar ik zal nooit weten of dat een sekseverschil is, of gewoon het verschil tussen Ada en mijn zoon Nadim.

Elke vezel lijkt anders, van de tonus in hun handen tot hun geur. Ik houd ook op totaal verschillende manieren van mijn kinderen. Dat is wat ze me hebben geleerd: dat er verschillende manieren zijn om van mensen te houden, en dat die specifiek zijn voor die ene geliefde persoon.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.