De pupillen van boeddha

‘De eerste voorwaarde om een heilige te worden is dat je van lastige mensen houdt, dat je bezoek kunt verdragen.’

Ik schuifelde in deze gedachte gevangen zeer stil de zaal binnen van het Stedelijk museum waar Nam June Paik’s ‘tv boeddha’ al decennia lang de onmogelijke opgave aan het vervullen is naar zichzelf te kijken en daar stoïcijns onder te blijven. In de zaal was coronatechnisch maar ruimte voor vier, dus dit hielp boeddha’s contemplatie wellicht een beetje. Ik moet deze boeddha in dit museum voor het eerst gezien hebben in 1990, want ze hebben het al heel lang in bezit, wat zeer pleit voor het aankoopbeleid. In deze tentoonstelling ervoer ik een soort verbijstering hoe een betrekkelijk waanzinnig soort kunstenaarschap door de tijd gesanctioneerd is tot verregaand visionair. Alles van Nam June Paik is de laatste jaren veel meer gaan betekenen. En ik zag het niet aankomen, maar Paik kennelijk wel.

‘Alles doorzien hebben, en toch nog in leven blijven – een onmogelijker positie bestaat niet.’

Ik stel me voor dat er in het kortgesloten circuit van de zichzelf waarnemende boeddha onder de zware oogleden een spiegelende verdubbeling optreedt van zijn verschijning reflecterend op zijn eigen pupillen en dat hij zich schrap zet steeds dieper af te dalen in oneindige vragen van persoonlijkheid en tijdsduur, ontologie en wezen. Zoiets. Aan mij is nooit een denker verloren gegaan, maar ik mag er graag naar kijken. Sinds deze Guatama in 1974 begonnen is zijn beeltenis te aanschouwen heeft hij het langzaamaan moeten afleggen tegen de hegemonie van het scherm; de media hebben alles wat stil denken is overgenomen en het gekwetter overstemt het denken ever since. Maar intussen, namens ons allen houdt 1 wengéhouten boeddha manmoedig stand…

‘ Ik zal tot het eind toe leven met het gevoel dat ik niet op mijn eigenlijke pek zit. Als de woorden ‘metafysische ballingschap’ geen enkele betekenis hadden, zouden zij er alleen al door mijn leven een krijgen.’

(Paiks manhaftige boeddha wordt hier geconfronteerd met citaten uit E.M. Ciorans Geboren zijn is ongemak, vertaling Edu Borger.)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

recent

Thee drinken

Toen ik de uitgeverij uit kwam stond Roos een paar deuren verder. Op haar na was de gracht verlaten. Even dacht ik dat ze net als ik een afspraak bij Van Oorschot had. Het regende een beetje, dreigde harder los te gaan.

‘Roos,’ zei ik. Ze leek me niet meteen te kunnen plaatsen. ‘Wat doe jij hier?’

‘Hé,’ zei Roos. Ze kantelde haar hoofd, nam geen trek van een sigaret. Misschien herinnerde ik me dat ze gestopt is met roken. Ik ken Roos uit de kroeg, en wat je me na vier bier vertelt wordt in een gammel schuurtje opgeslagen. ‘Ik heb mezelf de middag vrij gegeven.’

Ik wilde zeggen dat ze een lelijke dag gekozen had, maar Roos kwam niet over alsof ze met de regen zat. Ik dacht aan de middagen vrijaf van vroeger, aan lopen door de stad totdat ik dorst of honger kreeg, aan boeken cruisen bij de Book Exchange, muziek inslaan bij Concerto toen een cd nog twintig euro deed.

We liepen samen op over de Herengracht en besloten thee te drinken, kwamen bij een zaakje dat in haar goeiige slijtage aan de late jaren ’90 deed denken. Dankzij de corona was het rustig binnen, en ook dat klopte met die tijd.

We mochten een tafeltje achterin dat naast een open tuindeur stond. Het tochtte er een beetje, maar ik had mijn jas aan en de thee was warm. Roos vertelde over een avond die ze in Perdu verzorgt, over de fysieke gevolgen van armoede. We praatten over racisme en over angst. Zware onderwerpen, maar het werd geen zwaar gesprek.

Toen het tijd werd om te gaan zag ik W, die zich in hetzelfde zaakje een middag vrij gegeven had. Ik praatte kort met haar en daarna stapten Roos en ik naar buiten. We namen corona-afscheid en ik besefte dat ik haar in betere tijden omhelsd zou hebben. Dat leek opeens zo vreselijk intiem.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Noord gestoord

De oogarts droeg cowboylaarzen, zag ik vlak voordat zijn druppels in mijn doppen gingen en hij me terug de wachtkamer in stuurde. Ik zou er moeten zitten tot de verdoving mijn irissen had lamgelegd.

‘Ik kom je met een kwartiertje halen,’ zei hij, en klopte me nog net niet op mijn schouder.

De druppels werkten in, de lichten werden feller tot het pijnlijk was om mijn ogen open te houden. De randen van de dingen werden vaag, en ik begreep waarom me in de uitnodiging voor dit onderzoek verzocht was om me naderhand op te laten halen.

Toen de arts weer uit zijn kamer kwam wilde ik al meelopen, maar hij lachte en hield iets wat aan een hand deed denken op.

‘Hoho,’ zei hij. ‘Niet zo enthousiast. Laat me eerst maar even kijken.’

Hij bracht zijn gezicht vlak voor het mijne en veinsde – geloof ik – schrik. ‘Wow. Freaky. Loop maar mee.’

Ik volgde hem en werd naar een dame gebracht die de feitelijke oogarts bleek. Binnen minuten werd duidelijk dat ik mijn moeders erfelijke aandoening niet heb, en mocht ik me als een ruw gewekte vampier door de schreeuwendlichte gangen van het BovenIJ een weg naar buiten tasten.

Zonnedronken slalomde ik naar de fietsenstalling. Nooit eerder wenste ik zó vurig een zonnebril, een baseballpetje en een zonsverduistering, maar mijn plan om voor de krant langs een nabije Aziatische supermarkt te gaan wilde ik niet loslaten. Halfblind was ik tóch al.

Het Buikslotermeerplein moest ergens ten oosten van het ziekenhuis liggen. Ik stapte op en zette aan met een hand boven mijn ogen tegen het verschrikkelijke licht. Bochten en kruispunten bleken lastig omdat ik ze steeds kort tevoren zag, maar de Noorderling was geduldig en ik werd slechts twee keer uitgescholden.

Toen mijn weg versperd werd door een bouwput pakte ik mijn telefoon erbij voor de route, wat het fietsen zelf niet makkelijker maakte. Gelukkig kwam er na een paar minuten een fijne schaduw langszij, waarbij een bassig roffelen leek te horen.

‘Stap jij maar even af,’ zei het soort stem dat je van een jeugdvoetbalcoach verwachten mag.

Zijn motorfiets had rode en blauwe vlakken, de coach zelf droeg een helgele helm die zóveel pijn deed aan mijn ogen dat ik me aanvankelijk achter mijn arm verschool.

‘Je weet dat je geen electronica mag gebruiken op de fiets?’

‘Het is mijn routeplanner,’ bekende ik. ‘Ik weet de weg hier niet.’

Zoveel leek hem al duidelijk. ‘Twee handen aan het stuur, man. Hier staat honderdtien euro op.’

‘Oké,’ zei ik, en stopte mijn telefoon weg. ‘Dank. Ik houd hem in mijn zak en dan stap ik straks af om nog eens te checken.’

Omdat ik weet dat dit autoriteitsfiguren kalmeert bleef ik de coach zo goed mogelijk in de helle vlek van zijn gezicht kijken. Tijd verstreek waarin hij me vrijgaf noch verder aansprak. Mijn ogen wenden niet.

‘Goed,’ zei ik uiteindelijk, en klopte op de zak waarin mijn telefoon nu zat. ‘Dan ga ik maar eens.’

De coach leek te knikken, wat ik als toestemming zag. Omdat hij me niet achterna kwam klopte dat kennelijk.

Met een fietskrat vol bijeengegokte boodschappen nam ik een uurtje later de pont. Vlak voordat de klep sloot kwam mijn zwager met een noodvaart aangefietst. Hij riep mijn naam en reed door tot hij naast me stond; een paar tellen later vroeg hij schaterend van welk festival ik kwam.

‘Ik snap het niet?’

‘Je pupillen man,’ zei Pim. ‘Jezus.’

Terwijl we aanvoeren vroeg ik me af wat de coach gedacht moest hebben; waarom hij zo vriendelijk was geweest me te waarschuwen voor een boete, maar niet vriendelijk genoeg om me uit het verkeer te halen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.