De Vertellers

Sinds twee jaar ben ik samen met vriend Jan van Mersbergen gastheer van een literaire avond. Jan en ik leerden elkaar kennen door boekentips uit te wisselen en kwamen erachter dat we nagenoeg dezelfde smaak hebben. Niet veel later kwamen we er op het Boekenbal achter dat we allebei van drankjes houden, en sindsdien is het aan.

De Vertellers van Helmers is een lief initiatief dat eigenlijk voortvloeide uit dit elkaar aanraden van boeken. Vijf keer per jaar lezen boekenvakkers, acteurs, en schrijvers in café Helmers voor uit hun favoriete werk van anderen. De avonden zijn telkens weer een feestje.

Het is makkelijker om werk van iemand die je bewondert goed voor te dragen dan je eigen werk, en je favoriete kortverhaal uit de wereldliteratuur zal op zijn minst een heel goed verhaal zijn. De kwaliteit is dus hoog bij De Vertellers.

Tijdens de horecasluiting maakten we filmpjes in een verlaten café; onze gasten lazen verhalen over de horeca aan een bar met omgekeerde krukken erop. Mooie tragische beelden die terug te vinden zijn op de site van Het Parool.

Toen de cafés weer open mochten keken Jan en ik het een tijdje aan, maar de overtuiging groeide: we moesten door met De Vertellers. We prikten een datum, en meteen begon ik me zorgen te maken.

Zouden de dertig gasten die volgens de coronaregels in onze kroeg pasten niet voelen als een belabberde opkomst? En zouden de mensen überhaupt komen, nu ze moesten reserveren en op vaste plekken moesten zitten?

Hoe zou het voor onze vertellers zijn om voor te dragen voor een minder volle kroeg?

Ik was bang dat een avond zonder het te kleine roodfluwelen bankje waarop Jan en ik altijd met onze Vertellers zaten minder leuk zou zijn.

Mijn zorgen bleken onzin. Adriaan van Dis was er, Wytske Versteeg, Saskia Noort, Ivo Victoria en Sanneke van Hassel. Onze vertellers hadden er zin in, lazen prachtig werk, en Helmers luisterde geboeid. Omdat alle beschikbare stoelen bezet waren voelde het best gevuld, en ik vroeg me af of dat óók kwam omdat ik zo lang niet meer op een levendige avond in de kroeg was geweest.

Na de afsluiting dronken we bier op het terras. Zoals altijd was mijn bedoeling het niet laat te maken, niet veel te drinken, en zoals altijd lukte dat niet. Nagloeiend van de avond, de fluitjes en het jointje dat ik om en nabij de laatste ronde in mijn tas tegenkwam, fietste ik door een van de laatste zwoele nachten naar huis.

Ik dacht aan het stuk dat Saskia voorgelezen had uit Marijke Schermers Liefde, als dat het is. Een mooie precieze passage over wat we inleveren op het moment dat we een relatie aangaan. Ik was het met dat inleveren eens geweest, zo onder het luisteren, maar bedacht nu dat buiten beschouwing leek te blijven hoeveel we krijgen wanneer we ons met anderen verbinden.

Beeld: Rob van Betuw. Ivo Victoria leest uit Mariana Enriquez‘ Dingen die we verloren in het vuur.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

De straatfilosoof

Pierre Faubergé heeft er al meer dan zeventig tropenjaren opzitten. Zijn markante kop vol spierwitte haren vertoont ingevallen ogen met grote kringen eromheen; onderscheidingen voor zijn moed zijn het, want het is een wonder dat hij het zo lang volgehouden heeft.

   ‘Mijn grootste angst is stompzinnigheid,’ zegt hij vaak, ‘dus ik beef iedere dag.’

   Hij schuifelt naar zijn plaats, voetje voor voetje, als een trein die afremt. Hij zit. Sereen vouwt hij zijn gerimpelde en bevlekte handen in zijn schoot. Hij observeert, iedere dag vanuit dezelfde locatie, zijn omgeving en verbaast zich over de simpelheid van zijn terrasgenoten.

De ene keer trekt een jong koppel zijn aandacht. De verliefde kalveren staren zwoel in elkaars ogen; zij streelt zijn haar, hij wrijft zachtjes over de rug van haar hand.

‘Snotapen,’ denkt de oude straatfilosoof. ‘Ik geef het een week, dan zit de eerste barst erin. Wacht maar, tot het échte leven begint.’

Een andere dag beziet hij spottend een telefonerende vrouw, die geïrriteerd vraagt wanneer haar ex-man de kinderen eens komt opzoeken.

De straatfilosoof vindt er het zijne van. ‘U, mevrouw, kunt beter Schuld en boete van Dostojevski lezen. Het zal wonderen doen voor uw taalgebruik, en uw moreel besef op de koop toe.’ Nadenkend wrijft hij over zijn grove gelaat, zijn talrijke stoppels, dat aanvoelt als schuurpapier.

Thuis beschikt hij over een heuse bibliotheek, gevuld met de meest boeiende traktaten en uiteenzettingen. Onder begeleiding van Freud, Schopenhauer, Tsjechov en Sartre sprokkelde hij zijn verzameling mensenkennis bij elkaar. Jammer dat hij het niet delen kan. In al die jaren bittere eenzaamheid kwam hij nooit een gelijkgestemde tegen. Hij is alleen. Uniek in zijn soort.

Natuurlijk probeerde hij tot ze door te dringen. Als bibliothecaris dacht hij mensen goede boeken aan te kunnen raden, maar nee hoor. Liever Harry Potter of Lord of the Rings dan Discipline, Toezicht en Straf van Michel Foucault of The God Delusion van Richard Dawkins.

Idolaat van de Russische abstracte kunst tekende hij in zijn vrije tijd achter de balie vierkanten, cirkels en driehoeken. In Amsterdam en Berlijn exposeerde hij weliswaar zijn eindresultaten, maar niemand begrijpt het. Niemand snapt dat de mens een machine geworden is, onvatbaar voor de ratio, en daar gaat het langzaam aan kapot.

‘De zondvloed komt,’ concludeerde hij jaren geleden al. ‘Ik zal de enige overlevende zijn.’     

Op een zekere middag lijkt een roodharige schone van eind twintig gefascineerd te zijn door hem. Hij voelt haar blik prikken van opzij. Zijn blikrichting verschuift naar haar. Vandaag is zo’n dag dat hij de uitdaging aangaat als iemand de handschoen neerwerpt. Hij staart haar aan, zonder expressie. Ook zij geeft geen herkenbare uitdrukking. Gedistingeerd roert hij in zijn koffie met een lepeltje, maar zijn aandacht is voor haar; de rooie duivelin. Langzaam kringelt een voorzichtig lachje op zijn gezicht. ‘Voor jou is er wellicht hoop,’ profeteert hij.

De jonge ober onderbreekt de staarwedstrijd en zijn gedachtegang. Pierre rekent af.

‘Nou,’ reageert de jongeling, ‘vijftig cent fooi. Daar kan ik wel een heel pakje kauwgom van kopen.’

 ‘Maak je het niet in één keer op?’ adviseert Pierre onaangedaan.  De jongeman bromt tijdens het weglopen nog na: ‘U bent te goed.’

‘Ja,’ verzucht de bejaarde man als hij opstaat. ‘Dat vind ik eigenlijk ook.’

Foto van Tim en Tirza
Tim en Tirza

Tim Veeter

Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

 

Tirza Gehring

Tirza Gehring (1989) is actrice, fotograaf en tekenaar. Met een precieze en gedetailleerde handtekening schept Tirza tijdloze beelden, maar schuwt niet haar voorliefde voor historie en antiek daarbij in te zetten. Overal tekent en denkt ze in beelden, sferen en verhalen. Sinds acht jaar woont ze in Amsterdam.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Lang zal ik leven

Er was een feestelijk ontbijt met fruitsalade en croissants. Ada had een tekening gemaakt en ingepakt met erg veel nietjes en plakband, en Nadim gaf mijn andere cadeaus één voor één aan. B was moedig genoeg geweest om keukendingen voor me te kopen die ik de komende dagen met de nodige zelfhaat zal omruilen voor de juiste keukendingen.

Om kwart over acht was het huis leeg op Otis de Hond na, en zag ik uit over een zelf in te vullen ochtend.

Ik probeerde te lezen maar was te onrustig, pakte mijn laptop maar was bang dat ik mijn mail zou openen. Uiteindelijk wandelde ik wat met Otis de Hond, en meldde me om kwart over twaalf bij restaurant Domenica op de Noordermarkt. Er was plek en Otis bleek welkom; Flavio zou een klein menu voor me koken.

Aan een fijne tafel bij het raam las ik een boek uit waar ik de laatste weken maar niet doorheen kwam, en babbelde wat met de vriendelijke expat aan de tafel naast me. Het eten was voortreffelijk – wat een geluk om er niet meer van te hoeven vinden dan dat het voortreffelijk was, geen aantekeningen te hoeven maken, geen foto’s.

Bij elke gang zat wijn en alle wijn was voortreffelijk. Otis kreeg een bakje water en John kwam binnen; John had lang het fijne koffiezaakje Puccini in de Staalstraat, waar ik in de jaren ’90 met mijn vriend Gijs de deur platliep.

‘Zo erg,’ zei John. ‘Dat die jongen dood is.’

We babbelden nog even over vroeger en toen ik weer ging zitten zat ik opeens erg alleen aan tafel.

Na mijn voortreffelijke koffie rekende ik af. Ik bedankte de keuken en wandelde met Otis naar de school van Nadim om mijn jongen op te pikken. Toen we thuiskwamen was B er al met Ada en een fijne taart. Ze vroeg hoe mijn lunch geweest was en ik vertelde over Flavio’s gerechtjes, de fijne combinaties die hij met de wijnen had gemaakt. Kennelijk had ik toch alles opgeslagen.

Over John vertelde ik ook, en dat ik vroeger vaak met Gijs bij zijn Puccini kwam. Dat was voor B’s tijd, zij haakte pas halverwege de jaren nul in.

‘Was je daar een beetje sip van geworden?’ zei B.

‘Misschien wel,’ zei ik, en vroeg me af of hoe lang mijn verjaardagen nog verjaardagen zonder Gijs zouden blijven.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.