Drank en suiker

Zo gauw duidelijk is dat er nog maar heel weinig kan, word ik een tevreden mens. Het Nederland van voor de pandemie zat in een dijk van een hausse, maar echt gedijen deed ik niet: te veel dingen kunnen betekent te veel dingen van mezelf moeten.

In Suriname ben ik anders. Het is er vaak te warm om te bewegen en de gebrekkige infrastructuur laat een Hollandse vaart niet toe; gevolg hiervan is dat deze jongen al bij aankomst op de luchthaven enorm ontspant en zijn verdere verblijf met geen mogelijkheid te stressen is.

‘Vandaag is het niet gelukt een auto te huren, schat. Ik ga overmorgen nog een keertje langs. Kijken of er dan wél iemand is.’

B, die anders in elkaar zit, trekt onmogelijkheden slecht, en zal ook in de lastigste situaties proberen haar afgesproken productie te behalen.

Een verschil tussen ons is óók dat zo’n beetje alles wat ik normaal gesproken doe voor mijn geld of ontspanning door de corona onmogelijk geworden is. Ik moet oppassen niet dagelijks te drinken, en als ik niet drink moet ik oppassen niet alle zoete dingen die ik bak op te eten.

Ik heb de zwakte voor zoet van mijn vader, hoewel mijn moeder er ook niet vies van is. Gisterenavond bakte ik weer kouign amanns (boterige Bretonse geweldigheden), die ik in een tupperwaredoos meenam op mijn late wandeling met Otis de Hond. Ik hoopte mijn karamelbommen aan mensen uit de buurt te kunnen slijten, anders zouden ze vanzelf ontbijt worden. Omdat ik niemand tegenkwam, at ik er vast een paar.

Er zit troost in suiker, en wie een beetje warenkennis heeft weet dat alcohol ook omgezette suiker is. Moest ik getroost worden? Terwijl ik kauwde, glimmende bladerdeegsnippers rondstrooiend in de Galgenstraat, dacht ik aan de theorie dat overeten naar binnen gekeerde agressie is.

Zou ik net als B gefrustreerd zijn door de corona, maar dat niet als zodanig registreren en mezelf straffen met suikers? Met zekerheid was in ieder geval te zeggen dat ik dankzij de corona te veel tijd had om over dit soort dingen na te denken.

Ik beklom de trappen naar ons kraaiennest op de vierde verdieping en legde Oot te rusten, vulde zijn waterbak voor de nacht.

De maatregelen waren aangepast. Over drie weken zou er weer school zijn, en crèche voor Ada, maar voor mij zou er nog steeds heel weinig kunnen. Ik zette de doos met zoetigheid vast naast het espressoapparaat voor morgenochtend, en deed traag alle lichten uit.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

De oorspronkelijke bron

The Gift (1938) is niet een van Vladimir Nabokovs (1899-1977) toegankelijkste romans. Het is het laatste boek dat hij in het Russisch schreef, en zijn beheersing van zijn moedertaal was op dat moment onovertroffen. The Gift is daarom schitterend geschreven, maar ook zo rijk aan details en ongebruikelijke woorden dat het taai en soms zelfs ondoordringbaar is. Verhaal, verbeelding en herinnering worden daarnaast zo nonchalant afgewisseld dat ik er meer dan eens gedesoriënteerd van raakte. 

Het is het verhaal van Fyodor Konstantinovitch Cherdyntsev, een jonge Russische dichter die, net als Nabokov zelf, kort na de revolutie zijn thuisland verliet. Hij woont in Berlijn, waar hij deel uitmaakt van een gemeenschap van emigrés, en debuteert aldaar bij een kleine uitgeverij met ‘a thin volume entitled Poems.’ Het is een reeks autobiografische gedichten, waarin Fyodor de helderste herinneringen aan zijn vroege kinderjaren probeert vast te leggen. Een jeugdig ziekbed, absoluut een klassieke kinderervaring, beschrijft hij als volgt:

A writing case with my note paper

Is what I most vividly see:

The leaves are adorned with a horseshoe

And my monogram. I had become

Quite an expert in twisted initials,

Intaglio seals, dry flattened flowers

(Which a little girl sent me from Nice)

And sealing wax, red and bronze-gleaming.

Dit project deed me denken aan Zes (2016), de mooie eerste dichtbundel van Mathijs Gomperts (1988), waarin vrijwel hetzelfde gepoogd wordt. Ieder gedicht van Gomperts behandelt een losse indruk uit zijn kindertijd. Ook zijn vader, moeder en broers worden zo terloops geportretteerd. In tegenstelling tot Nabokov probeert Gomperts nadrukkelijker vast te houden aan de taal van zijn vroegere zelf. Zijn toon is minder gedragen, lichtvoetiger:

De radio in de keuken 

maakt grijs geluid als je erlangs loopt

ik klim op de kruk, klamp me vast

aan de plak leisteen van het aanrecht 

er ik richt met mijn hand de antenne 

hierheen daarheen

tegen het kruidenrekje is het geluid het beste –

In The Gift reflecteert Fyodor uitgebreid op zijn drijfveren als dichter. Dit zegt hij over zijn herinneringsgedichten (hou je vast):

‘My probing thought often turns towards that original source, towards that reverse nothingness. Thus the nebulous state of the infant always seems to me to be slow convalescence after a dreadful illness, and the receding from primal non-existence becomes an approach to it when I strain my memory to the very limit so as to taste of that darkness and use its lessons to prepare myself for the darkness to come; but, as I turn my life upside down so that birth becomes death, I fail to see at the verge of this dying-in-reverse anything that would correspond to the boundless terror that even a centenarian is said to experience when he faces the positive end (…).’ 

Terugdenken aan je jeugd om je voor te bereiden op de dood – ik denk niet dat Mathijs Gomperts hetzelfde voor ogen stond. Hij lijkt via zijn gedichten juist méér te willen leven. Door herinneringen op te schrijven laat Gomperts zijn vroegere zelf niet verdwijnen, maar houdt hij hem altijd bij zich, hier, in het heden. 

Foto van Lodewijk Verduin
Lodewijk Verduin

Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Praten met vreemden

Okay, even zeuren. Ik mis omarmingen, uit eten. Ik mis cafés, buurtborrels. Ik mis boekpresentaties, dansvoorstellingen. Ik mis bioscoopbezoek en het concertgebouw. Ik mis roeien en tennissen. Ik mis feesten en diners. Ik mis wedstrijden en reizen. Ik mis… En natuurlijk gaat dit om kunst, sport en consumptie als ergens nog wel te compenseren aspecten, maar het gaat -bedacht ik – voor een goed deel over andere mensen, vreemden, praten met vreemden. Ik doe dat veel liever dan ik dacht. Een woord, een woord! Maar het is stil…

Talking to Strangers van Malcolm Gladwell is een raar boek. De eerdere boeken van deze Brits-Canadese journalist houden het midden tussen intelligentere managmentboeken, al doe ik hem daar licht onrecht mee, en introducties in sociaal psychologisch onderzoek. Een standaard Gladwell-boek wordt na de eerste helft minder interessant omdat hij dan zijn punt wel gemaakt heeft. Maar dit boek is veel boeiender, het is namelijk heel lang niet duidelijk welke kant Gladwell precies op wil. Een een bizarre waaier van voorbeelden, Hitler en Chamberlain, Amanda Knox, de Amerikaanse uitwisselingsstudent die in Italië jaren in de bak zat voor een moord die ze niet beging, de Cubaanse geheime dienst, een mol in de Amerikaanse geheime dienst, Sandra Bland die voor schijnbaar niets werd aangehouden in Texas en drie dagen later zelfmoord pleegde in de cel, een populaire gymleraar die decennia kinderen misbruikte, maar niemand wilde en slecht woord over hem horen, toont Gladwell aan hoe slecht we de intentie van een ander kunnen ontwaren.

Gladwell maakt nogal grote bewegingen, hij onderzoekt gasaansluitingen in Engeland in de jaren ’60 om de suïcide van Sylvia Plath te kunnen begrijpen, haalt onderzoeken naar gelaatsinterpretatie onder de inwoners van de Trobriand Islands aan, kijkt heel goed naar een aflevering Friends en verklaart waarom een politieonderzoek over aanhoudingsstrategie in Kansas in de jaren ’80 uiteindelijk leiden tot de dood van een dame in Texas 30 jaar later.

Gladwells boek is hiermee een heel fraaie mix tussen psychologie, sociologisch en antropologisch onderzoek, maar vooral een uiting van onstilbare honger naar kennis over hoe dingen die hem verbazen werken. Aan te raden dus…

En hoewel je vreemden volgens zijn uitkomst dus verkeerd interpreteert omdat je abusievelijk steeds ervan uitgaat dat ze de waarheid spreken, dat je per ongeluk denkt dat ze transparant zijn wat ze niet zijn, en dat je de context waarin je ze spreekt te weinig betrekt bij het gesprek, verlang ik intens naar praten met vreemden…

En films, diners etc. etc.

Maar we houden gewoon nog een paar jaar vol. Tegen die tijd heb ik minstens de helft van het verzameld werk van Nijhoff uit mijn hoofd geleerd. Je moet wat….

‘Elk woord vernieuwt de stilte die het breekt.’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.