De hoogtepunten, klein verpakt

Het was de tweede week van de quarantaine; buiten lopen was nog toegestaan, al werd je geacht een goede reden te hebben.

De premier die beter uit de crisis zou komen dan hij erin ging had ‘een frisse neus halen’ genoemd. Ook Otis de Hond had frisse neuzen nodig, en zo liep ik – mijdt u vooral de parken – uren met hem en de kinderen door het oude centrum.

Ik vertelde Nadim dat ik Amsterdam op deze manier had leren kennen. Als ik niet werkte of studeerde liep ik als twintiger eindeloos door de stad, op goed geluk afslaand, straatnamen lerend onderweg.

‘Hoe heet deze gracht?’ vroeg ik steeds, en Nadim speelde vals door naambordjes te lezen.

De lucht was helderblauw, het licht warm als het lichaam van een slapend kind.

Als er een snoepwinkel open was dan mochten we iets uitzoeken. Ik merkte dat mijn jongen meestal niet op goed geluk afsloeg, maar een herinnerde Jamin zocht, een toeristenwinkel waar ze Fireballs verkochten.

Afstand houden was het devies, en men ging uit van anderhalve meter tussen mensen. Acht meter was ook geen probleem geweest: binnen het gezin golden er geen regels, en dus raakte ik mijn kinderen gewoon wat vaker aan.

Nadim knuffelde terug en Ada mepte me meteen weer op afstand: de hoogtepunten in het menselijk contact, heel klein verpakt.

‘Mooi hè?’ zei ik tegen mijn jongen. ‘Amsterdam.’

‘Ik zeg niet dat ik er nú een wil,’ zei hij. ‘Maar denk je dat ik zo direct weer een Fireball mag?’

De zon weerkaatste op Ada’s bolle plakwangen, het stokje van haar lolly bewoog als een dobber onder het trekken van een aangeslagen vis.

‘Dat je ze niet weer allemaal zélf opeet?’ vervolgde Nadim.

‘Dit zijn rare tijden,’ zei ik. ‘We hebben dit nog nooit aan de hand gehad.’

‘Pap?’

‘Ik kan je niks beloven.’

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Genoeg om door te gaan

Een van mijn lievelingsplaten beluister ik bijna nooit. Ik heb het over In the Aeroplane Over the Sea (1998) van de indieband Neutral Milk Hotel, een rauw conceptalbum dat al jaren een internationale cultstatus heeft. De manische, verhalende nummers gaan over het tragische leven van Anne Frank maar lopen ook consequent over in surrealistische droomvisioenen, dus het is de vraag of onderwerp en thematiek zich zomaar laten samenvatten. Toen de LP uitkwam was de belangstelling al vrij groot. Zozeer dat de schuwe zanger, gitarist en tekstschrijver Jeff Mangum instortte, de groep meteen ontbond en voor enkele jaren uit beeld verdween.

Ik noem het album zelden omdat ik er voor mijn gevoel eindeloos over door zou kunnen gaan, zonder ooit tot een definitief, samenhangend verhaal te komen. Ik zet het zelden op omdat ik na één nummer meteen de rest wil horen, en dan al snel mijn tranen niet meer kan bedwingen. Het komt door de simpele melodieën, de intens emotionele teksten over liefde en het protest tegen de dood, maar niet in de laatste plaats door Mangums stem. Hij mag er dan dikwijls een halve toon naast zitten, hij zingt zo hartstochtelijk, met een oprechtheid die volkomen puur is, dat het me onmiddellijk raakt.

Dat heb ik ook met sommige gedichten van Jan Hanlo (1912-1969). In zijn gedicht ‘Zo meen ik dat ook jij bent’ weerklinkt voor mij een vergelijkbare, bijna pijnlijk openhartige stem:

zo meen ik dat ook jij bent

zoals de koelte ’s nachts langs lelies

en langs rozen

als wit koraal en parels diep in zee

zoals wat schoon is rustig schuilt

maar straalt wanneer ik schouwen wil

zo meen ik dat ook jij bent

als melk

als leem

en ’t bleke rood van vaal gesteent

of porselein

zoals wat ver is en gering

en lang vergeten voor het oud is

zoals een waskaars en een koekoek

en een oud boek en een glimlach

en wat onverwachts en zacht is en het eerste

en wat schuchter en verlangend en vrijgevig

gaaf maar broos is

zo meen ik dat ook jij bent

In een doodstille Concerto mogen platen nog uitsluitend door het personeel worden aangedragen, alsof het om sieraden of verdovende middelen gaat. Ik liet een heruitgave van In the Aeroplane Over the Sea opdiepen. Jarenlang heb ik het album op mp3-spelers, schoolcomputers, laptops en telefoons afgespeeld, en nu hoor ik het voor het eerst op vinyl. Na een fietstocht door een uitgestorven stad en herhaaldelijke pogingen om de krant van vandaag te vergeten voel ik me gesterkt door het refrein van ‘Holland, 1945’:

‘But now we must pick up every piece

Of the life we used to love

Just to keep ourselves

At least enough to carry on’

Foto van Lodewijk Verduin
Lodewijk Verduin

Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Bryson over het virus

Het land is ziek maar jij nog niet. Met een licht schuldgevoel sla je nog een stevige topspin over het net. Juist nu barst de bloesem open, de zon schijnt, het is lente. Het bruist van leven. Terwijl je de beweging van je backhand perfectioneert dwaal je in gedachten terug naar Het lichaam. Een reisgids van Bill Bryson. Je wist al wat van het lichaam, je eigen lichaam, maar Bryson heeft de capaciteit je snel veel bij te leren.

Over het virus bijvoorbeeld, een veel kleiner ding dan een bacterie. Als een virus de grote van een tennisbal zou hebben, was jij 800 kilometer lang (een bacterie zou dan een skippybal zijn).  In de woorden van Nobelprijswinnaar Peter Medawar is een virus een ‘stukje slecht nieuws dat in een eiwit is gewikkeld’. Het is niet dood, en leeft maar nauwelijks, maar als het de kans krijgt dan woekert het. Er zijn er veel van, en lang niet allemaal ‘slecht nieuws’. In 1 liter zeewater zitten honderd miljard virussen. Toch zwem je er geen slag minder om.

Virussen kunnen goed wachten: in 2014 werd er een Pithovirus sibericum uit de permafrost gevist die daar al 30.000 jaar wachtte en die kwam nadat het in een amoebe was geïnjecteerd  tot leven met de gretigheid van een jongeling. Het woord ‘virus’ is gemunt door de Nederlandse botanicus Martinus Beijerinck in 1900.

index

In 1992 in Bradford ontdekte een microbioloog in een watertoren een gek ding: een virus dat 10 keer groter was dan alle andere. De meeste virussen hebben slechts een tiental genen, maar deze had er meer dan 1.000. Virussen worden niet gezien als levende wezens maar deze bevatte een sequentie van 62 letters die al sinds het begin van het bestaan bij alle levende wezens worden aangetroffen, waarmee het ding niet alleen levend was, maar ook net zo oud als welk leven op aarde dan ook maar. We wandelen al lang samen op.

In 2013 vonden ze in Frankrijk nog zoiets gigantisch, een zogenaamd pandoravirus, met 2.500 genen, waarvan 90% nergens anders in de natuur is aangetroffen. Een mooi eenzaam zich van de meerderheid onderscheidend wezen.

Vreemd genoeg maakt deze informatie je milder gestemd. Zo’n eenzaam vreemd virus in een watertoren in Bradford heeft het ook niet makkelijk, en nadat die watertoren is afgebroken hield de kolonie misschien op te bestaan. Je mept nog een bal scherp in de rechterhoek bij de base line en dwaalt door naar myxomatose, de angstaanjagende konijnenziekte waarmee op school het fenomeen van populatieregulatie werd uitgelegd. Virus en konijn houden elkaar in een redelijke bevolkingsomvang: bij teveel konijnen decimeert het virus de populatie. Slik.

De Spaanse griep kostte de wereldbevolking 17 tot 50 miljoen mensen, maar waar komt ons coronavirus vandaan? Witsnorpalmroller, een soort civetkat, hoefijzerneusvleermuizen, je leert wat bij dezer dagen.

Dat geldt voor meerderen: een vriend ving wachtend op het rode stoplicht de volgende conversatie op:

‘-Heb je het gehoord? Het is nu al een pandemie.’

-‘Oh nee! De panda’s ook al!’

—-

Hier een stukje over Bill Brysons 1927

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.