Voornemens

Dit was de zwaarste kerstvakantie ooit. B kreeg een berg werk mee die ze niet voorzien had en zat daar twee dagen aan vast. De werkkamer die ik voor ons bouwde heeft een venster op de woonkamer en terwijl ik op de bank lag zag ik haar zwoegen bij het harde licht van haar laptop.

Nadim werd ziek en ontwaakte de hele avond en nacht uit koortsdromen, ijlend, schreeuwend. De koorts zou vier dagen aanhouden en werd naadloos overgenomen door Ada, die alle expressie waartoe ze in staat is inzette voor pure woede en algehele ontevredenheid.

Ze plakte aan haar moeder, wilde niets van me weten. Geplande uitjes zegden we af, we lieten de afspraken met vrienden die bij ons zouden komen eten staan en beleefden er lol aan, maar kregen katers bovenop het slaapgebrek.

We overwogen de vrienden die zouden komen eten op Oud en Nieuw af te bellen en deden het niet omdat we voelden dat we het niet konden maken.

In de vroege ochtend van de eenendertigste deed ik zwetend inkopen bij de groothandel. Ik haalde wijn en stak de oven aan, schoof het hoofdgerecht erin. We hadden een rustige middag met een familiefilm en hesen ons daarna uit de klamme bank om op te ruimen, groenten te garen.

Om vier uur dronken we wijn en dat hielp. Ik las een hoofdstuk uit mijn nieuwe boek en was ontevreden, maar verbood mezelf te twijfelen aan het project, dat uit de klauwen groeide en diepgaand gesnoeid moet worden. Je weet dan nooit wat je gaat overhouden. Je houdt je hart vast.

De gasten druppelden binnen en deze groep mensen, laat me je zeggen, is me dierbaar. Een zeldzame humor en warmte; tegen half zeven hoorde ik B schaterlachen en niet veel later hing ook ik aan tafel, de arm van mijn broer die eigenlijk mijn zwager is over mijn schouders. Nadim wilde wakkerblijven voor het twaalfuurmoment en danste het hardst van iedereen in de aanloop naar het vuurwerk.

De onderburen klopten aan en we namen iedereen mee naar het dak, staarden naar de lichtjes aan de lucht. De geur van vuurwerk, die zal ik ook missen als het verbod er komt. Als buskruit dat de wonden van het afgelopen jaar uitbrandt, ontsmet.

Terwijl ik dit stukje tik luister ik naar de nieuwe plaat van Trijntje Oosterhuis. Het merendeel van die Nederlandstalige klassiekers wordt beeldschoon door haar uitgevoerd. Dit terzijde. Maar ook weer niet: mijn ex-collega Martijn Bethesda Knol postte vaak de door hem tijdens het schrijven geluisterde muziek onder zijn Tiradeblogs.

Bethesda is een poel in het Bijbelse Jeruzalem waarvan het water helende krachten zou bezitten, maar anyway.

Het werd laat en daarna vroeg. Broer Pim, Lauren en ik waren de last men standing. Om half negen bakte ik scones die niemand at; omdat koude scones vies zijn gooide ik ze weg voordat ik om negen uur – onvast op mijn benen – Ada ging halen bij mijn schoonouders. Ze had een topnacht gehad, sterretjes afgestoken en daarna door alles heen geslapen.

De laatste dagen van de vakantie probeerden we te rusten. Op zondag Dim Sumden we geweldig bij Sea Palace en genoten bijna van het eten, onze tafel bij het raam, elkaar.

Maandag pakte ik het werk weer op in een stil huis waar niemand ziek was, niemand met zweethaartjes in de deuropening van de werkkamer kwam zeuren om ijs. Het einde van de dag liet op zich wachten, ik haalde onze jongen van school en probeerde leuke dingen met hem te doen.

B kwam thuis met Ada en ik kookte, at met mijn gezin, waarvan de jongste helft – het moet gezegd – fucking lastig eet.

Ik haat mensen die klagen, maar doe het zelf vrij vaak. Sorry, daarvoor.

Tweeduizendtwintig wordt fantastisch. Als we elkaar tegenkomen dan zul je merken hoezeer ik me daarvoor inspan. Ik ga je bier geven, je omhelzen en alles wat je me aanbiedt opdrinken. Ik zal niet te vroeg naar huis gaan, genieten van de vrijheid die we hebben, het leven dat we hebben.

Adriaan van Dis meldde laatst ergens dat hij Wees niet zo bang tegen zijn vroegere zelf zou willen zeggen. Ik heb die man altijd bijzonder gevonden en bij het lezen daarvan dacht ik: zie je wel.

Het is vaak niet de situatie die ons zo belast en verzwaart, het is de angst dat alles zo zal blijven zoals alles op dat moment is.

Ik houd van je, vergeet dat niet. Mijn innerlijke James Worthy mag even buiten spelen, en dus houd ik van je zoals Nadim danst. Onhandig en misschien niet al te ritmisch, maar met alles wat hij heeft.

– beeld: Rob Waumans

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

De eenbenige kruisvaarder

De dag waarop ik Frankrijk uitreed, ontmoette ik één van de meest markante mensen die ik tot dusver mocht ontmoeten. De Pyreneeën omhoog puffend werd ik ingehaald door een man met maar één been. Enfin, hij had er wel degelijk twee, het is te zeggen: één heel paar, maar zijn rechter was volledig verschraald. Een verkleumd twijgje, nauwelijks een vinger dik, waarvan de tristesse sterk contrasteerde tegen de blakende kracht van zijn stevig dooraderde, strak gespierde linker.

Dit na een ernstig motorongeval, een aansluitende depressie (met een pijnlijke voortvarendheid had zijn salope van een meuf zich achterop de motor van één van zijn ex-bendeleden geladen) en de daaropvolgende, wilskrachtige beslissing zijn resterende dagen met niet minder ténacité te leven dan die van voor zijn ongeval.

Hiertoe had hij een speciale koersfiets laten maken, op maat van mensen met twee benen waarvan er maar één werkzaam is. Dankbaar gesubsidieerd door het Franse uitkeringenstelsel (dat onder Manu Antoinette weliswaar even snel leek te atrofiëren als zijn rechterbeen), bracht hij zijn dagen nu al fietsend door. Voor 2018 had hij zichzelf niet minder dan 30 000 kilometer vooropgesteld. Toen we elkaar eind november kruisten, lag hij ver voor op schema.

Graag begeleidde hij mij tot aan de grens en graag liet ik mij leiden, want terwijl ik blindelings bordjes volgde, werd de kaart in zijn kop door hoogtelijnen getekend. En terwijl hij de bergoppen danste, in zijn leven en op het pad dat we kortstondig deelden, en ik nauwelijks kon volgen, dacht ik: hoeveel wij van deze man te leren hebben! – De asymmetrische belichaming van steenharde onverzettelijkheid in het aangezicht van de meest cynische grijns van het leven: een intense Ja! aan het nietzscheaanse amor fati…

Wat een man! En toch, zo zei hij, eenmaal aan de Spaanse grens, was hij ook mij dankbaar. Voor het eerst in maanden was hij nog eens van zijn vaste route afgeweken en bovendien vond hij mijn gefiets niet minder inspirerend. Toen ik hem vroeg of ie niet nog snel meereed tot Figueres, waar ik die dag halt dacht te houden en hem graag wat Ricards zou trakteren, verhardde, ondanks de vele hoogtemeters voor het eerst, zijn gezicht. Nee, in Spanje was hij nog nooit geweest. En elders gelukkig ook niet. In Occitanië was hij geboren, en stel je toch eens voor dat hij op een ander zou sterven. Terwijl men weet hoe de tragedie daar bij die Strontspanjolen nooit veraf is en loert om elke hoek. Ook wildkamperen, verweet hij mij, was onvoorstelbaar levensgevaarlijk, om over Marokko nog maar te zwijgen – waarna hij een kwartier lang allesbehalve zweeg over de ontelbare materiële en conceptuele misdaden van dit apenvolk en ook vele andere volkeren anderzijds zijn geliefde bergen, waarvan hij nooit een andere flank zou zien dan die op zijn hoorn- en hersenvlies gebrand.

En terwijl ik richting de Iberische gevaren afdaalde, steeg mijn geconflicteerde eerbied voor deze onverzettelijke racist, die zo compromisloos-contradictoir onze Europese ziel concentreerde, en dacht ik aan Hegel, die ooit over Napoleon noteerde: ‘Deze wereldziel zag ik door de straten rijden […] – het is inderdaad een heerlijk gevoel zo’n individu te zien, dat hier in één punt geconcentreerd, op zijn ros gezeten, de wereld aangrijpt en beheerst.’

 

——

lodeJan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Foto van Jan Lodewijckx
Jan Lodewijckx

Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Precisie en afstand – over Japanse etskunst

Een van de natste films die ik ken is Seven Samurai van Akira Kurasawa: in een goed deel van de film regent het pijpestelen. Waarom werkt het nou zo goed Japanse zwaardvechters in de stortregen aan het werk te zien? Misschien om hetzelfde reden als waarmee het rijstpapieren kamerscherm werkt: suggestie. Door een scherm heen zie je minder, maar je durft beter te kijken omdat je je ook minder gezien weet. Of de gesuggereerde afstand maakt dat je langer en preciezer kunt waarnemen. En omdat iets afleidt van waarom het gaat raak je geïnteresseerder in het hoofdonderwerp. Misschien heeft het zelfs te maken met het wabi-sabi (侘寂) principe, zoals Jun’Ichirō Tanizaki berschijft in zin prachtige essay over de schaduw.

De kracht van deze ets hiernaast van Tanaka Ryōhei is mede ontleend aan dat effect. De truc van deze kale boom heet in de beeldende kunst een repoussoir begreep ik bij de tentoonstelling in het Leidse Sieboldhuis. De gangbare verklaring is dat het onderwerp voor in beeld de kijker de diepte intrekt. Maar bij Tanaka Ryōhei gaat het daar maar ten dele om. Deze etser etst met een aan autisme grenzende precisie een betrekkelijke gering scala aan onderwerpen. Daken steken er in deze beperkte hoeveelheid nog bovenuit. Honderden moet hij er geëtst hebben. En muren en bladeren. En vaak iets wat de diepte versterkt, maar vaker nog een repoussoir dat omfloerst, om achter verborgen te blijven, alsof je met een oog achter de vitrage beter kijken kunt. Dit repoussoir drukt jou weg, houdt jou op afstand. En in en door die afstand is ruimte tot denken. Vervolgens is zijn uitsnede eigenaardig, steeds net iets anders dan je zou verwachten.  De met grote nauwkeurigheid geëtste schijnbaar willekeurige muuroppervlakken raken aan iets wat ik maar nauwelijks begrijp: of preciecer, ik begrijp ze zo goed dat ik me erover verbaas wat dat dan betekenen moet? Waarom wil ik minutenlang naar een heel precies geëtst stuk muur kijken, of een heel nauwkeurig weergegeven half vervallen strodak?

Uitsnede, oppervlak, repoussoir of kamerscherm. Tanaka ziet iets wat ik ook wil zien. En niet begrijpen kan maar ook niet hoef, maar wil blijven zien en niet hoe, maar dat het werkt. En ineens wist ik het: Chr. J. van Geel

 

Bomen

Windstil in het ondragelijk
vermogen om beweeglijk stil
te staan, van niets te leven dan
van lucht, van aarde en
tot humus te vergaan.

 

of

 

Kromboom

Een naar één kant topzwaar verwaaide
boom, diepzwart, naast naar één kant
topzwaar verwaaide bomen – nacht.

Mijn hart is vol verstand van angst.

 

 

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier een stukje over Tanizaki.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.