Graan, papier en protectionisme

Een half jaar geleden schreef ik hier in een eerste stukje over de kliffen van de Veluwe bij Hattem. Hoe mooi het is dat je dat natuurgebied zo op ziet duiken in het landschap, van Rheden tot Renkum, net zoals de Alpen loodrecht opstijgen achter München.

Nu heb ik geleerd dat je de randen van de Veluwe aan nog iets kan herkennen: de papierfabrieken. Wie de puzzelstukjes van plaatsen als Apeldoorn, Heelsum en Eerbeek aan elkaar legt, ziet een netwerk van fabrieken op de overgang tussen bos en rivier (Nederrijn) of kanaal (Apeldoorns Kanaal). Die industrie ontstond in de 19e eeuw, omdat de locatie ideaal was: bomen lagen letterlijk voor het oprapen, water dreef de hele business aan en zorgde voor transport.

Dat was toen. Inmiddels is het lot van veel van deze industrie een stuk onzekerder, als de tent al niet gesloten is. In zijn boek De Uitverkoop van Nederland schetst econoom Menno Tamminga hoe veel van de Veluwse papierindustrie over de jaren in buitenlandse handen kwam – en daar niet altijd even veilig was.

Fameus is het lot van de Berghuizer papierfabriek in Wapenveld. Het Finse concern Stora Enso besloot in 2007 de locatie, met 300 werknemers, te sluiten omdat de papierprijs te laag was. Dat kwam hard aan in het dorp – zo’n fabriek betekent economisch al snel meer dan de 300 mensen die er werken. De lokale bakker, bijvoorbeeld, levert ook wel eens broodjes voor vergaderingen.

In een wat onverwachts, protectionistisch pleidooi schrijft Tamminga dat Nederland de afgelopen twintig jaar veel te gemakkelijk haar bedrijven in buitenlandse handen heeft laten vallen. We denken al gauw dat daar niks mis mee is, maar in feite zal, zo is zijn stelling, een op afstand opererend Fins concern hier veel sneller een fabriek sluiten dan in Finland. Om nog maar te zwijgen van een handvol andere redenen: veel Nederlandse bedrijfsdirecteuren zijn bijvoorbeeld ook betrokken bij het lokale culturele leven, iets wat je van in het buitenland wonende managers minder snel kan zeggen.

Nee, neem dan onze buurlanden, die letten wat hem betreft beter op hun saec. In Frankrijk, het VK en zelfs in de als kapitalistisch bekend staande VS zijn overnameblokkades aan de orde van de dag. Maar in Nederland is het al gauw: handel is handel, óók de handel in bedrijven zelf.

In Frank Westermans De Graanrepubliek klagen een aantal Groningse boeren uit het Oldambt aan het einde van de 19e eeuw dat ze kapotgeconcurreerd worden door goedkoop Amerikaans graan. Alle omringende Europese landen hebben allang tariefmuren ingesteld, maar Den Haag doet, tot hun grote irritatie, niks. “We worden geregeerd door kooplieden”, bromt een norse noordelijke agrariër.

Dat cliché hoor je vaker in ons land, maar Tamminga bepleit 250 pagina’s lang dat het ook echt klopt – en dat het taboe op meer overheidsingrijpen behoorlijk groot is. Nederland, zo is immers ons zelfbeeld, is als klein land groot geworden door handel. In Frankrijk kan je gewoon het woord protectionisme zeggen zonder opgetrokken wenkbrauwen te veroorzaken. Maar terwijl ‘wij’ rijk werden van de VOC, begonnen ze daar al aan het bouwen van hun eerste tariefmuren.

Er is voor zover ik weet één uitzondering in de Nederlandse geschiedenis – en daar zoomt Westerman dan juist weer op in: Landbouwminister Sicco Mansholt, die na WOII een uitgebreid protectionistisch agrarisch beleid ontwierp (en dat later als eurocommissaris op grotere schaal nog eens dunnetjes overdeed). Maar, zo tekent de auteur met duidelijk plezier op, Mansholt was dan ook zélf een Groningse graanboer geweest. Eindelijk, heel eventjes, waren de kooplieden weg uit de regering.

 

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

recent

Verzonken wereld

1. Geen herlezer van nature zijnde maak ik op deze regel heel soms een uitzondering en nu ben ik opnieuw verzonken in W.G. Sebalds geweldige Austerlitz. De hoofdpersoon vertelt zijn verhaal af en aan in toevallige ontmoetingen aan de ik-figuur. Bij herlezen kun je meer aandacht besteden aan de manier van vertellen: het elkaar soms jaren niet zien en bij een toevallige ontmoeting beginnen waar het gesprek de vorige keer ophield zonder aandacht te besteden aan de toevalligheid van de ontmoeting, versterkt de urgentie van het vertelde hoewel dat – zijnde Europese geschiedenis in breedste zin – niet zonder meer urgent is, een verteltruc dus. Austerlitz vertelt over het dorp Llanwddyn in Wales, waar zijn stiefvader vandaan kwam, een dorp dat door een stuwmeer overspoeld is, letterlijk verzonken geschiedenis. De foto’s die Sebald gebruikt om zijn verhaal kracht bij te zetten werken altijd sterk, maar hier sterker dan waar dan ook. Dit dorpsbeeld, waar wij nu donkerte, algen en modder en 6 meter water weten, treft de vergankelijkheid zo intens dat het een hypnotiserend beeld wordt, en een beeld van wat Sebald doet: verleden redden. ‘Besonders bekannt, so, sagte Austerlitz, habe ihm Elias erzählt, sei Llanwddyn in den Jahren vor seinem Untergang vor allem dadurch gewesen, daß auf dem Anger des Dorfes, wenn im Sommer der Vollmond schien, oft die ganze Nacht hindurch Fußball gespielt wurde, und zwar von mehr als zehn Dutzend teilweise aus den Nachbarorten herübergekommenen Burschen und Männern beinahe jeden Alters zugleich.’

Er werd zomernachtenlang gevoetbald waar nu de kou en de druk van meters water een stolp op dit verleden plaatsen.

2. Willem van Toorn gebruikt hetzelfde prachtige beeld in zijn mooie lange gedicht Het stuwmeer:

‘Daar,’ wijzend
naar het midden van het meer.

‘Het is er nu vijf jaar,’
zegt hij.’ Ons huis stond daar
beneden aan de rivier.
Toen is de dam gesloten
en steeg het water tot hier.

[…] Nu zwemmen er alleen
vissen dwars doorheen.

 

3. Elke herfst breng ik een week door in Bad Arolsen. Een dorp nabij een stuwmeer. In de Twistesee verzonk ook een gehucht. Het ‘Gut Lefringhausen’, er is een ‘Denkmal‘ opgericht waar ik altijd springbalsem plukkend langs slenter,  waarbij de laconiek genoemde ’35 wechselnde Besitzer’ -tussen 1685 en 1910 tot mijn verbeelding spreken, allen geleefd, geleden, gelachen waar nu karpers door het dakgebint ijlen.

4. In de New York Review of Books een ontstellende bespreking van Global warming of 1,5º: An IPCC Special Report. Wij leven nu onder het dakgebint waar over enige tijd kwallen pulseren en inktvissen rondwaren, een hogere vorm van intelligentie. ‘Over and over we’ve gotten scientific wake-up calls, and over and over we’ve hit the snooze-button. If we keep doing that, climate change will no longer be a problem, because calling something a problem, implies there’s still a solution.’

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Vandaag werd ik oom

“It is the custom of every good mother after her children are asleep to rummage in their minds and put things straight for next morning, repacking into their proper places the many articles that have wandered during the day. If you could keep awake (but of course you can’t) you would see your own mother doing this, andyou would find it very interesting to watch her.

It is quite like tidying up drawers.

You would see her on her knees, I expect, lingering humorously over some of your contents, wondering where on earth you had picked this thing up, making discoveries sweet and not so sweet, pressing this to her cheek as if it were as nice as a kitten, and hurriedly stowing that out of sight.

When you wake in the morning, the naughtinesses and evil passions with which you went to bed have been folded up small and placed at the bottom of your mind; and on the top, beautifully aired, are spread out prettier thoughts, ready for you to put on.”

J.M. Barrie

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.