Nieuwe dingen

Vrienden van me beginnen een restaurant in het centrum, en omdat de lokatie vlakbij ons huis is, loop ik af en toe langs om te kijken hoe de verbouwing vordert.

De zaak die ze overnamen bestond meer dan dertig jaar, en nu de voorzetwanden zijn weggehaald komen er restanten van vroeger boven: een tegelwand, een stuk zeep dat een half mensenleven op dezelfde plek gelegen heeft.

Ik stelde me een monteur voor die na de laatste reparatie zijn handen wast, de laatste auto zijn werkplaats uit ziet rijden. Een einde van een tijd nu veertig jaar geleden, waarna een nieuwe tijd, die ook weer oud geworden is.

Nieuwbouw werkt om vele redenen beter, maar je wordt er nooit zo geconfronteerd met je eigen vergankelijkheid als bij het opknappen van een oud pand. Het besef dat niets blijvend van jou is, dat je alles alleen maar vast mag houden tot de volgende generatie er het zijne mee komt doen.

Om mooie dingen te maken moet je ‘vergeten’ wat was en je ogen sluiten voor wat na je komt. Alleen zo behoud je het gevoel van belang dat nodig is om iets van de grond te krijgen.

Met schrijven werkt het niet anders. Kijk ik terug dan hindert dat me omdat alles al gezegd is; kijk ik te ver vooruit dan besef ik dat iemand na mij het zeker scherper zal gaan zeggen.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

De kattenbakpagina’s

Sinds een paar maanden werk ik bij NRC niet meer als verslaggever Groningen/Drenthe (/gaswinning), maar als algemeen redacteur op de economieredactie. Nu houd ik me dus van dag tot dag – en dat is niet echt overdreven – bezig met jaarrekeningen, zoeken in het bedrijvenregister, beurskoersen, beursgangen en de transportbandensector.

Dat is op de een of andere manier totaal niet saai, zeg ik er maar meteen welgemeend bij, hoewel ik er ook niet helemaal uit ben waarom. Het heeft volgens mij iets te maken met fascinatie voor bizarre banen die blijken te bestaan, in combinatie met antwoorden krijgen op vragen die je nooit had gesteld, maar die opeens heel veel om je heen blijken te verklaren (wat is private equity? Wat is de trustsector? Waar komt deze lopende band bij de kassa vandaan*?).

Daar de prozaïsche elementen in vinden om een artikel te maken is al helemaal een leuke uitdaging. Hoe meer een thema bij aanvang ogenschijnlijk droog, abstract, onpersoonlijk en ingewikkeld lijkt, hoe leuker het is om te proberen er iets spannends uit te halen. Niet voor niets ging ik twee jaar geleden drie keer in de bioscoop naar ‘speculatiethriller’ The Big Short: ik had immens respect voor de prestatie van de makers in het meeslepend vertellen van een ongelofelijk ingewikkeld verhaal.

Je zou willen dat Hollywood eens wat vaker een totaal onbegrijpelijk thema toegankelijk zou brengen. Iets als toezicht in de bouwsector of zo. Eerder sprak ik hier al de hoop uit op meer economie in de poëzie; dat kwam ik tot nu toe alleen nog maar bij de Adam Smith-citerende Poesjkin tegen.

Journalistiek is uiteindelijk de kunst een zo literair mogelijk verhaal te schrijven met elementen die de werkelijkheid aandraagt. De economie is daar minder snel een natuurlijke bondgenoot van, maar daardoor wel een uitdagend thema – zielige Groningers met scheuren in huizen schrijven immers zichzelf wel.

En het kán natuurlijk wel, economie verwerken tot een verhaal, niet alleen in de journalistiek. Hebben we het beste voorbeeld niet vlak voor onze neuzen liggen? Natuurlijk leest iedereen in Anna Karenina liever de dramatisch-romantische hoofdstukken dan Ljovins landbouwoverpeinzingen, maar het lukt Tolstoj wél een personage op beklemmend-wanhopige wijze te laten worstelen met verschillende theorieën van agrarische hervormingen – ik geloof het zelf nauwelijks terwijl ik het schrijf.

Misschien een beter voorbeeld: in Snow Drops (2010) van AD Miller, een korte roman over het hedendaagse, oligarchische Moskou, worden zo veel onnavolgbare, saaie en gedetailleerde vastgoedcontracten afgesloten dat je als lezer al vrij snel de draad kwijtraakt. Je zit te wachten op een moord of zo, maar die komt niet: corruptie ís gewoon heel veel saai papierwerk, houdt Miller je pesterig maar overtuigend voor.

Ik had beide auteurs graag als mijn nieuwe collega’s gehad. Je ziet al voor je hoe Tolstoj de langzaam escalerende irritatie in het hoofd van Unilever-topman Paul Polman zou schetsen wanneer deze hoort dat de Britse aandeelhouders niet instemmen met een verhuizing naar Nederland, de topman vernederd achterlatend, alsof hij bedrogen is door een betrouwbaar geschatte partner – het zou bij de schrijver wel in veilige handen zijn.

Helaas kan ik niet meer doen dan de twee auteurs als inspiratie gebruiken. Natuurlijk is het begrijpelijk dat veel mensen de ‘droge’ delen in hun boeken maar wat graag overslaan, net zoals ze het NRC-economiekatern vol Mario Draghi’s en Klaas Knots direct in de kattenbak gooien om vervolgens in de lifestylebijlage te lezen over speciaalbiertrends. Ik heb een enkele keer net zo goed die neigingen. Maar Tolstoj en Miller bewijzen tegelijkertijd vooral dat, zolang er goed geschreven wordt, dat eigenlijk vooral een vooroordeel is.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Evolutie in alles – mutatie door juristerij

Charles Duhigg schreef in de New Yorker van 22 oktober jl. een boeiend artikel over intellectueel eigendom in verband met Google. Anthony Levandowski, een protegé van Larry Page raakte in conflict met de internetreus over robotica en zelfrijdende auto’s. Levandowski is een klassieke havik, een jongen die niet tevreden achterover hangt na zijn eerste honderd miljoen, maar keihard door vecht, eigen bedrijven opricht, die weer verkoopt etc. Maar hij ging ergens een brug te ver.

En dat is moeilijk in Silicon Valley. Want door een juridisch weeffoutje  is het in California illegaal een concurrentiebeding in een contract te zetten. Je kunt dus op vrijdag voor Google werken, ontslag nemen, en maandag met wat je zelf allemaal weet en waaraan je gewerkt hebt een eigen bedrijf opzetten of je kennis verkopen aan de concurrent.

Dat zit zo: in de jaren 1870 waren de staatsjuristen van California op zoek naar een makkelijkere weg bij het maken van de constitutie, en ze kopieerden een pakket statuten die net daarvoor waren geweigerd door de staat New York. Rommelwerk in zekere zin. Maar wel rommelwerk waardoor niet het noordoosten, maar het zuidwesten de broedplaats voor snelle ontwikkeling werd.

Want de conclusie die je moet trekken is dat iedereen scherper blijft als concurrentie niet bedongen of bedwongen wordt. Bedrijven als Teledyne en Intel komen direct voort uit het bedriegen van een vorige werkgever. Diefstal loont.

Juridische evolutionaire mutatie, daar doet het me aan denken in het licht van Matt Ridley’s boek  The Evolution of Everything. Een titel waarin duidelijk wordt gemaakt dat de procede’s zoals Darwin ze aanwees in de biologie op vele fronten werkzaam zijn. Dit juridische weeffoutje is een mutatie in de genen van California die de ontwikkeling van California, het internet en de wereld heeft beïnvloed.

Er is nog zo’n voorbeeld. Ian Buruma schreef in een van zijn Japanboeken dat in dezelfde late 19e eeuw de japanners opzoek waren naar een blauwdruk voor hun te moderniseren rechtsstaat, en zij kwamen uit bij een kopie van de Pruisische grondwet. De rest is geschiedenis.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.