De Vertellers Van Helmers

Jan van Mersbergen vroeg of ik zin had om samen literaire avonden in café Helmers te organiseren.

Ik ben fan van Jan en van de sympathieke Morris van Helmers, dus ik hoefde daar niet lang over na te denken.

Een van de fijne bijkomstigheden van mijn nieuwe baan als culinair recensent is dat ik weer tijd heb voor dingen die me geen geld opleveren, dus ik mag spreken van een winwinwinsituatie.

We vergaderden bij Helmers en verlieten de vergadering opgewekt. Ons plan was prima.

Vijf keer per jaar verzorgen we de Vertellers van Helmers, maandagavonden waarop een acteur, een uitgever en drie schrijvers hun meest geliefde verhaal voorlezen in een huiskamersetting, inclusief schemerlamp en omazitje.

De line up voor maandag 26 november is een sterke: Maartje Wortel, hebben we. Marian Mudder, Julien Ignacio, Herman Koch en Mark Pieters.

We beginnen om 20:00 uur of zoveel eerder als men dorst heeft, omdat er ook bier zal zijn.

Het winnen gaat maar door.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

De Keilsons en de Badrians

In de ban van de tegenstander is een roman van Hans Keilson uit 1959. Het boek is niet altijd fictie in de gebruikelijk zin van het woord, want er staan uitgebreide psychologische beschouwingen in over goed en kwaad en over de onderlinge verbondenheid van vijanden: mensen die elkaar haten, zien in de ander eigenlijk iets terug van zichzelf.

Iets anders in het boek is ook geen typische fictie, omdat de werkelijkheid zich als het ware opdringt tijdens het lezen. Het gaat om de ‘rugzakscène’. Een oudere man is op zolder een rugzak aan het inpakken voor de grote reis die zijn vrouw en hij binnenkort moeten maken. Warme kleren, handdoeken, zeep – alle mogelijke dagelijkse spullen probeert hij erin te stoppen. Zijn vrouw mag niets weten, hij wil haar niet verontrusten. Maar de man weet niet dat zij allang in de gaten heeft waar hij mee bezig is.

Op een avond stopt er een auto voor hun deur. ‘Twee gewapende mannen sprongen eruit en liepen naar boven. De chauffeur en een ander die naast hem zat – zij waren ook gewapend – wachtten beneden. Het was iets bijzonders, ja het was een voorrecht, bijna een vriendendienst dat ze met een personenauto kwamen. Gewoonlijk gebruikten ze vrachtwagens. Het duurde niet lang. Ze namen de beide oudjes mee. Vader had zijn rugzak om. Moeder huilde. Ik zal hen nooit terugzien.’

Ik kan deze zinnen niet lezen zonder aan Max en Else Keilson te denken. Zij zijn de twee oude mensen, het is hun zoon Hans die dit vertelt en die zich zijn leven lang schuldig zal voelen dat hij zijn ouders niet heeft gered. Ja, deze tekst staat in een roman en is voor de vorm inderdaad fictie. Het is mogelijk dat niet ieder detail klopt, maar ik kan en durf niet te veronderstellen dat een schrijver hier lekker aan het fantaseren is geslagen. Max en Else werden weggevoerd naar Westerbork en van daaruit naar Auschwitz.

En dan is er het slot van In de ban van de tegenstander. Daar komen we de hoofdpersoon van het boek nog een keer tegen, een gevluchte Duitser die eerst was ondergedoken maar vervolgens in het verzet ging. Net als Keilson een ‘goede Duitser’, zogezegd. Hij wordt verlinkt en vindt de dood bij een schietpartij. Als je dit leest, springt de werkelijkheid niet onmiddellijk in je nek. Het zou allemaal verzonnen kunnen zijn. Toch is ook hier de helemaal-niet-zo-fictionele auteur Hans Keilson aan het werk, die de realiteit zijn boek in trekt. Arnon Grunberg heeft opgemerkt dat deze goede Duitser is gebaseerd op Gerhard Badrian (1905-1944), die nogal gewaagde acties ondernam om opgepakte Joden vrij te krijgen. Zo lukte het hem om zijn neefje te bevrijden uit Westerbork. En bij Jodentransporten in Amsterdam verscheen hij weleens ten tonele in een lange jas die voor een Duitse officiersjas kon doorgaan. In blaffend Duits wist hij gedaan te krijgen dat mensen uit transporten werden vrijgelaten.

Wie de geschiedenis vergelijkt met de roman, komt tot de conclusie dat in de slotscène van het boek de werkelijkheid nadrukkelijk een rol speelt. Hans Keilson beschrijft daar de dodelijke schietpartij die plaatsvond – dat staat er in het boek niet bij – aan Rubensstraat 26 in Amsterdam-Zuid. Een plaquette in de gevel herinnert aan de dag dat Badrian om het leven kwam.

En dan is er een toeval waar je als schrijver van een biografie dankbaar voor bent. Badrians ouders waren ook naar Nederland gevlucht en woonden in het Gooi. Op een dag kwamen ze daar tijdens een wandeling stomtoevallig twee andere gevluchte Duitse Joden tegen: Max en Else Keilson. De twee vrouwen kenden elkaar nog van vroeger. Er ontstond een vriendschap tussen de echtparen, ze kwamen veel bij elkaar over de vloer, speelden kaart, luisterden gezamenlijk naar de radio. Ze waren opeens wat minder eenzaam. Misschien portretteerde Hans Keilson de moedige Gerhard Badrian in zijn roman om hem te eren. Een eerbewijs dat, en dan begeef ik me zelf op het terrein van de fantasie en de speculatie, indirect ook kan hebben gegolden voor zijn ouders. Zij werden vermoord in Sobibor.

JosJos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

Foto van Jos Versteegen
Jos Versteegen

Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Hang aan de lichtstralen

Cornelissen Tirade-blog afb 3 IMG_1596 (004)Vandaag was ik bij het afscheid van Wilbert Cornelissen. Hij is vrijdag 19 oktober overleden. Hij publiceerde onder meer drie poëziebundels en schreef blogs voor Tirade.nu, onder de titel ‘Klein landschap’.

Hij was een dichter die misschien meer geïnteresseerd was in het proces van het dichten dan in het eindproduct. ‘Als je iets afmaakt, ben je kwijt waar je in wilde zijn.’ Van 2007 tot en met 2016 schreef hij gedurende tien jaar elke dag een gedicht, 3714 in totaal. Hij deed dit onder het heteroniem de Mottenfokker (nachtvlinderkweker). Een van zijn bezigheden naast dichten, dansen en denken was insecten bestuderen. Zo hield hij enige tijd een mierenleeuw als huisdier, die hij ieder dag vijftien levende mieren voerde. Ook was hij de eigenaar van een aquarium met rupsen die hij bestudeerde.

Een selectie van die 3714 gedichten verscheen in de bundel Elke dag een / proefsleuven bij De Arbeiderspers. Hierin probeert Wilbert Cornelissen ‘de geest van de beginnende poëzie te vangen. Want daar komt het elke dag een gedicht schrijven wel op neer. Enerzijds is er de zelfopgelegde discipline, anderzijds de dagelijkse sprong in het ongewisse, het diepe.’

Bij mijn binnenkomst in de circuswerkplaats klonk er luide dansmuziek. De doodskist stond open en bleef dat tijdens de hele ceremonie. Wilbert vond dat je de dood niet moet verhullen. Het was de eerste dode die ik zag van wie er een oog open en een oog dicht was. Proberen te geloven dat hij gewoon sliep was hierdoor onmogelijk. Op en rondom zijn lichaam lagen een deel van de meegenomen bloemen. De mensen stonden, zaten op stoelen of gymbanken en luisterden naar de vele sprekers; de klimtouwen waren in de lucht geknoopt.

In een van zijn blogs schreef hij: ‘Ik ben eraan gewend altijd wel een deel van mijn lichaam te zien, ergens onder in het beeld als een soort van ondertiteling. Ernst Mach heeft daar een schets van gemaakt. Ik gebruik het lichaam vooral als een gereedschap, een middel tot een doel. Wanneer ik in de spiegel kijk, lijkt dat even een doel op zich te zijn, want een gezicht staat zo op zichzelf, is zo versmolten met wie en wat ik ben dat ik er niet zo snel een functie voor kan verzinnen. Het ultieme wat ik kan bereiken, besef ik nu, is zo volledig mogelijk op te gaan in de wereld.’

Hij is door zijn geliefde met een bakfiets naar het Crematorion op Zorgvlied vervoerd, gevolgd door de rouwstoet. Zijn reisadvies: ‘Hang aan de lichtstralen zodat je niet te ver afdrijft.’

Anja Sicking is schrijver en redacteur van Tirade.

Foto van Anja Sicking
Anja Sicking

Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.