Oorzaak en gevolg

Elk jaar raken ze me weer, de kleuren als in oude polaroids, zo warm en droevig tegelijk.

Dit is de maand waarin ik werd geboren, op een dag als deze tijdens weken van oranje licht.

Gisteren was ik op de motor weg, het asfalt grijs als suikerdrop onder me, en reed opzettelijk om.

In Geuzenveld stapte ik af om thee met baklava te drinken.

De Turkse mannen op het terras droegen onsterfelijkheid uit. Ze zijn ingehaald door alles wat we nu over gezondheid weten, maar rookten alsof de nieuwe causaliteit voor hen niet bestond. Hun snorren waren krachtig, de haren zacht maar dik als stekels.

Ik at mijn baklava en deed suiker in mijn thee. Hier en nu leidde suiker niet tot overgewicht en diabetes. Ik roerde, nam een hap doordrenkt filodeeg en spoelde het weg met zoete thee. De grijze heer die me bediende knipoogde erbij en ik knikte hem toe; keek op mijn horloge. Het was tien voor een.

Ik rekende af, stapte op mijn oude Kawa en reed naar vriend R, die sinds kort een kamer voor zichzelf heeft bij het AVL.

Een kamer voor jezelf bij het AVL zegt geloof ik wel genoeg.

Met lege handen kwam ik aan, het zoete verraad van de baklava plakkend tegen mijn kiezen. R kan niet meer eten. Zijn voeding gaat zonder tussenkomst van zijn maag zijn bloedbaan in. Ik probeerde me een smaak bij het bruine mengsel in de zak aan zijn infuusrek voor te stellen. Op het label stond Nutricia. 

Terwijl we praatten dacht ik aan de gele bekers die Ada en Nadim het afgelopen weekend op Terschelling dronken. R drukte op het knopje van zijn morfinepomp en vroeg wat we op het eiland hadden gedaan. Ik vertelde over het bos, de oesters, het strand en hoe blij Otis de Hond geweest was met zijn tijdelijke erf. Ik sprak over dingen die buiten R’s bereik lagen alsof ze de normaalste zaken van de wereld waren.

We praatten tot de fysio kwam en ik de kamer moest verlaten. Ik kuste R en liep naar de lift, besefte met een steek dat ik daarvoor kiezen kon: opstaan en het AVL uit lopen.

Op weg naar huis reed ik langs de ijzerhandel voor wat schroefjes, en probeerde er het slot van de voordeur mee te repareren. Een minuscuul onderdeel viel uit het mechaniek en verdween in een kier naast de drempel.

Mijn vingers roken naar olie en staal en er stonden tranen in mijn ogen, die ik uitsmeerde met de rug van mijn hand.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was jarenlang redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Kiezen

Het blijft een pijnlijke kwestie voor de mensheid hoe veel vrolijker en intenser het dagelijks leven kan zijn onder invloed van alcohol. De enige remedie-gedachte lijkt dat zo’n beleving ook gepaard kan gaan met een verdraaiing van de werkelijkheid.

Zo kreeg ik afgelopen vrijdag plots het idee dat Apeldoorn de hipste stad van Nederland was, toen ik – met een biertje – in een kelder van een betonnen platenzaak/kledingwinkel naar een extreem aangenaam Amsterdams bandje stond te kijken.

Later die avond, nu in Apeldoorn-Zuid, net thuis bij een vriend, las ik voor het slapengaan nog een pagina in het laatste deel van Miklos Banffy’s Transsylvaanse Trilogie. Toen gebeurde hetzelfde: ik raakte ervan overtuigd dat de passage waarin de moeder van hoofdpersoon Balint Abady een mooie dood sterft, briljant progressief was.

“De jongste dokter stelde voor haar weer bij bewustzijn te brengen met een injectie, maar Balint en de andere dokters wilden het niet toestaan. Het leek ze een vreselijk idee om haar een paar uur terug te halen uit de dood om haar vervolgens wéér te laten lijden bij haar definitieve afscheid. Waarom zouden ze haar daarmee lastigvallen nu ze zo mooi en gelukkig gestorven was?”

Ik dacht een soort extreem liberale voltooidlevenscène uit 1914 te hebben gevonden. In de ochtend lachte ik mezelf vooral uit. Niet-reanimeren is wel wat anders dan euthanasie, wat ik eigenlijk goed wist, maar die avond even vergeten was. Het mag dan kansloos lijken om iets van maatschappelijke consensus te vinden in het voltooidlevendebat, dit deelaspect ligt een stuk minder gevoelig: want geen actief ‘doodmaken’ op een eigen gekozen moment.

Later op de dag speelde ik nog wel eventjes met het idee dat mijn roes-denkfout het resultaat was van verkeerde priming. In mijn eigen familie bestond de afgelopen tijd een dynamiek die min of meer omgekeerd was aan die in de maatschappij (net zoals alle generaties boven mij homoseksueel waren geweest). Mijn opa, die de laatste decennia van zijn leven met enige depressiviteit en zelfmoordgedachtes kampte, deinsde plotseling terug toen de dokter na een longontsteking op 89-jarige leeftijd vroeg of hij bij calamiteiten wel gereanimeerd wilde worden. Ja, eigenlijk toch wel.

Nauwelijks meer dan een jaar later besloot hij met zelf besteld poeder uit China een einde aan zijn leven te maken – het totale andere uiterste van het debat. Amerikanofiel (& Democratische Partij-adept) die hij was wilde hij die eerste novemberdagen van 2016 wachten op de uitkomst van de Amerikaanse verkiezingen, maar drie dagen voor de stemming besloot hij dat hij geen zin meer had om te wachten. Hij dronk die ochtend wat thee die hij al snel koud liet worden, bladerde losjes in The New York Times van die dag – toen gingen we met hem mee naar zijn slaapkamer.

De minder controversiële optie schrok hem twee jaar eerder júist af omdat hij niet zelf zijn eigen, beste moment kon kiezen. Mijn opa realiseerde zich gelukkig net op tijd dat je sterfdag van verkiezingen(uitslagen) laten afhangen dat niet veel meer is.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Where the fuck is Imnaha? Over snelheid.

Imnaha is het kleinste dorp dat ik zag deze zomer, als iedereen thuis is zijn er 19 mensen. Op een al zeer rustige loop in Hell’s Canyon, Oregon, moet je afslaan en dan 30 mijl door een vallei rijden waar een paar boerenbedrijven liggen, alle in bezit van een van de telgen ‘Marks’. In Imnaha is een winkel/café. Rechts café. Links winkel met alles wat je nodig hebt.

Toen we daar aan een geweldige hamburger zaten, zag ik buiten, boven de vrieskist met daarop de stand van de plaatselijke ‘Rattlesnake contest’ (‘All snakes must be dead, with head removed’ most kills 2017: Bill Devore, 64) iets vreemds: buiten hing een voederbakje met voedopeningen in de vorm van bloemen. Eromheen woedend elkaar bestrijdende kolibri’s.

 

IMG_7566In Noah Stryckers The Thing With Feathers, komt elke wetenschappelijk geïnteresseerde vogelaar goed aan zijn trekken. In het kolibrihoofdstuk leer je het beest echt beter kennen. De kolibri is in al zijn schoonheid eigenlijk een droevig beestje, dat in snelheid en bouw volledig is ingesteld op een maximalisatie van zijn calorie-inname. En de calorie-inname is nodig om zijn snelheid en verbruik te kunnen opbrengen. Hij vliegt helicoptergewijs in turbo door het leven. ‘s Avonds gaat hij ‘uit’, een soort winterslaap ‘s nachts om zijn verbruik te beheersen. De kolibri is verstrikt geraakt in zijn eigen niche. Bij de vele voederbakjes met suikerwater die ik in de VS zag, zijn altijd felle gevechten gaande tussen kolibri’s. De noodzaak tot calorie-opname heeft de kolibri totaal intolerant gemaakt. Zelfs bij onuitputtelijke voorraden bestrijdt hij zijn concurrenten op leven en dood. Dat die gevechten op zich al zinloos zijn omdat zowel snavel als klauwtjes te zacht zijn om schade te kunnen aanbrengen, maakt het eigenlijk alleen maar droeviger.

Strycker haalt een onderzoek aan dat aantoont dat stedelingen sneller lopen dan mensen op het platteland.  In Japan en in het Westen sneller dan elders op de wereld. En we gaan steeds sneller lopen! We zijn aan het verkolibriën! Onze hartslag zal omhoog gaan en we zullen korter leven. (Want welk harthebbend dier ook: we leven maar ongeveer 2,5 miljard hartslagen.Tik, daar gaat er weer een.)

IMG_7565Niet in Imnaha, daar ging het op de kolibri’s na heel langzaam aan toe. Er kwam een man aan de bar zitten die een weekje ziek was geweest. Omstandig informeerden de andere 18 inwoners hoe het nu met hem ging. Dat ging nog door toen wij onze hamburger allang ophadden.

‘The famous golfer Walter Hagen, perhaps the first athlete ever to earn a million dollars, recognized the need to slow down once in a while. He might even have been pondering hummingbirds when he once quipped: “Don’t hurry. Don’t worry. And be sure to smell the flowers along the way.”‘

 

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.