Maquette van de toekomst – Kingelez

Het begrip ‘land locked’ grijpt een mens eenvoudig naar de keel. Hoe groter een land hoe benauwender de landmassa’s voor wie van de zee houdt. Er zijn 49 landen in de wereld waarvoor geldt dat ze volledig door land omsloten zijn. The Democratic Republic of the Congo (DRC) is er net niet een van, zoals dit plaatje toont, het is alsof het land met een rietje de uitweg heeft gevonden, een begrijpelijke noodzakelijke uitweg uit het opgesloten zijn.

In het Museum of Modern Art in New York is nu een retrospectief te zien van de werken van Bodys Isek Kingelez (1948-2015), een kunstenaar uit DRC die een aantal aantrekkelijke kenmerken van de aansprekende kunstenaar in zich verenigt.

Kingelez maakt maquettes van niet-bestaande gebouwen, soms samengevoegd tot niet-bestaande steden of stadsdelen. Het zijn kleurrijke en fantastische werken die met grote precisie en vakmanschap en materiaalbeheersing worden uitgevoerd. Kingelez zocht een uitweg uit het omringd zijn door grauwe gebouwen en de niet erg aansprekende realiteit van Belgisch Congo en Zaïre ten tijde van Mobutu. Kingelez is dus het voorbeeld van de kunstenaar die een betere wereld droomt. In een film in het museum zegt hij erover dat het de opdracht van de kunstenaar is de dromen die hij heeft uit zijn hoofd en onzichtbaar voor anderen op tafel en zichtbaar voor iedereen te krijgen. Dat is hem goed gelukt.

180604_r32193De maquette is zo de oervorm van kunst en van hoop, zo zou het kunnen zijn. Ze zijn ook vrolijk makend, bontgekleurd, art-decoesk soms, en… hysterisch opgewekt bijna. Swingend ook.

Congo was ooit de achtertuin van koning Leopold van België en heeft een keiharde koloniale geschiedenis waar David van Reybroeck over geschreven heeft, maar ook Joseph Conrad in zijn Heart of Darkness. Kingelez is misschien nog niet helemaal een post-koloniaal kunstenaar wanneer hij beweert dat hij de Belgen dankbaar is omdat zij hem hebben geleerd een ‘gentleman’ te willen zijn. Want vreemd genoeg klonk dit uit zijn mond niet ironisch.

Kingelez vond een uitweg uit de grauwheid van zijn omstandigheden zoals zijn land een uitweg leek te zoeken uit die landmassa van dat insluitend continent en met een paar kilometer kust toch aan de zee grenst. Kingelez maquettes vormen een machtig voorbeeld van perfect uitgevoerde droomkunst, de droom van de wereld mooier te maken.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Lees ook dit stuk in The New Yorker.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

recent

Over voetbal

8cf018ba-f6ab-4156-90c2-f42de4cbca35Ik kon niet voetballen als kind – ik kan het nog steeds niet – en mijn oplossing voor dit sociaal dodelijke gebrek was een truc die ik op veel terreinen toepaste: om de pijn van falen uit de weg te gaan besloot ik het spel stom te vinden.

Als je dat eenmaal besloten hebt, kun je niet terug. De ophef op school wanneer Nederland speelde, de landelijke gekte, het oranjegeschreeuw dat klonk uit alle open ramen van de verlaten straat waar ik eindeloos rondjes fietste, hopend op verlies voor mijn land en en een terugkeer naar het normale voor mezelf…

Toen ik eenmaal barman was: de hordes in de Warmoesstraat op weg naar mijn werk, en later in de avond dezelfde mannen, lam nu, die in polyester clubshirts hun verdriet aan mijn bar verzopen, hun onderarmen in gemorst bier en de vingers van hun verslagen handen hangend in de spoelbak.

Het sterkte allemaal mijn idee dat de mens iets nodig heeft om zich druk over te maken – om het even wat – en zo even verlost te zijn van de leegte in zijn leven.

‘Ik ken geen van die elf gasten,’ zei ik jarenlang als Ajax speelde. ‘Waarom zou ik me opwinden over wie er wint?’

Naarmate de privélevens van de spelers meer zichtbaar werden in de media werd ook duidelijk dat dit soort mannen en ik nooit aansluiting zouden vinden. Al wilden we.

Mijn vrienden pestten me met mijn afkeer, wat ook een vorm van aandacht is, waardoor ik me tijdens wedstrijden minder eenzaam voelde. Ik haalde bier, leegde asbakken en leverde kritiek op alles aan de sport, en zo was ik er toch een beetje bij. Een fase die twintig jaar zou duren.

Ik begon pas echt te kijken toen Nadim een jaar of vier was, en in een Ajaxshirt van zijn opa de eerste helft wilde zien (daarna was het bedtijd).

Mijn jongen sprong en juichte en zong medleys van Ajax- en Feijenoordliederen. Als er gescoord werd rende hij rondjes door de kamer. Dat deed hij tot hij doorkreeg dat je alleen bepaalde doelpunten hoort te juichen. Ik zat op de bank, Nadim tussen mijn benen, en besefte dat voetbal een manier voor hem was om erbij te horen. Om mee te kunnen rijden op de golven van emotie, om te voelen dat hij meetelde in zijn soort.

Ik zag een ongecamoufleerd verlangen naar een plek in de groep en werd erdoor uit mijn tent gelokt. Toen ik voor het eerst juichte bij een doelpunt keek ik onmiddellijk om me heen, maar niemand leek met mij bezig. Alle ogen waren op de buis gericht.

En zo, beetje bij beetje, begon ik voetbal te begrijpen. Gisterenavond gingen mijn vrienden kijken bij Arie thuis. Vanaf een uur of drie begonnen de Appjes, de foto’s van voorpret. De pesterijen voor Gil, die niet van voetbal houdt.

Ik Appte dat ik niet kon komen omdat ik dit blog nog moest schrijven, dacht aan de koppen van mijn vrienden, aan armen over schouders op Arjans ribfluwelen bank. Terwijl ik schreef besefte ik dat ik tegen Boris’ benen op het kleed wilde zitten, om bij elk doelpunt van Ajax een rondje te rennen. Het zou mijn coming out worden, het moment waarop ik met angst en beven mijn eerste stappen zette in het leven van een voetbalman.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gebouwen lezen

Als ik een voorbeeld heb, dan is het denk ik – sinds kort althans – Owen Hatherley. Hatherley heeft een heel nieuw boekgenre aan mij geopenbaard, waarvan ik me eerder nooit realiseerde dat het bestond, maar waar ik nu verslaafd aan ben: de beschrijvende gebouwbespiegeling.

Lezen over architectuur geeft me een vreemd ontspannend gevoel, schreef iemand in een persoonlijke recensie op het web over Hatherley’s meest recente boek, Trans-Europe Express. De Britse architectuurcriticus doet in het boek vrij weinig meer dan door Europese steden wandelen, de gebouwen beschrijven en daar steeds een kort, luchtig recenserend tekstje over schrijven – maar voor ik het wist had ik de 300+ pagina’s uit.

De stukjes zijn maar een paar pagina’s lang, vaak zonder een echte conclusie of een echt diepe gedachte. Je kunt het boek ook van voor naar achter lezen, zegt Hatherley zelf in het voorwoord. Ja, het geheel hangt zogenaamd aan elkaar door een vage Brexit-invalshoek die Europese steden met Britse steden vergelijkt, maar dat lijkt meer voor de vorm.

Vergeet dat, zou ik zeggen: het is gewoon heerlijk om je door een vlotte verteller te laten leiden langs de meest interessante gebouwen van Europa. Al snel ga je je verbazen over hoeveel architecten er geweest zijn met grootse plannen voor een ideale leefomgeving of een ideale bouwstijl. De beroepsgroep wil mensen zó obsessief graag een aangenaam leven bezorgen, lijkt wel, dat de zelfrelativering soms ver weg lijkt. Als een soort Wittgenstein lijken ze vaak stuk voor stuk het einde van de architectuur te willen inluiden – zie alleen al Le Corbusiers bekende plan voor een centrum van Parijs vol met flats.

Meestal zijn de gebouwen die Hatherley bespreekt trouwens totaal onbekende constructies. Ze vragen erom op een kaart genoteerd te worden voor een volgende vakantie.

Ondertussen kun je je eigen smaak vergelijken met zijn smaak, wat scherpstellen, kalibreren: wat vind ik een mooie stad? En wat niet? Waar zit dat ‘m in? Waarom maakt Riga (en ook Nederland) op mij een minder verpletterende indruk dan op Hatherley? Komt dat omdat hij Southampton gewend is? Kijkt een Brit anders naar steden op het vasteland van Europa dan de vastelanders? Als we Hatherley moeten geloven is dat inderdaad het geval en heeft de Britse architectuur op cruciale punten een totaal andere – negatieve – ontwikkeling doorgemaakt.

Misschien moet je op z’n minst een beetje in het thema geïnteresseerd zijn om het allemaal zo fanatiek te waarderen, maar Hatherley weet in ieder geval op een bewonderenswaardig losse en toegankelijke wijze voor het brede publiek te schrijven over de gebouwde omgeving (zijn communistische architectuurgeschiedenis, uitgegeven bij Penguin en prominent aanwezig in Londense boekwinkels in 2017, is ook een feest).

Dat is naar mijn beste weten een zeldzaamheid. Het geschreven woord is niet echt een natuurlijke bondgenoot van het uiterlijk van gebouwen, zoals de fotografie dat wellicht meer is. (Veel boekwinkels puilen uit van de architectuurfotoboeken.) De zeldzame auteur die je het gevoel geeft dat de twee als vanzelfsprekend wél bij elkaar horen, koester ik graag.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.