Utopie, uitgestrektheid, leegte

‘Pavel begint het bed voor mij op te maken. Russen rijden veel met nachttreinen, zegt hij. Daardoor zijn ze goed in bedden opmaken.’

Niet alleen schreef Joris van Casteren met de non-fictieroman Het been in de IJssel mijn favoriete Duitslandboek – er komt geen LIDL in voor, maar je voelt dat iedereen daar z’n eten heeft gehaald – , hij heeft ook een fijn oog voor Rusland. In Mensen op Mars gaat Van Casteren langs bij een aantal vrijwilligers die graag naar Mars willen, waaronder in Rusland.

De bedobservatie die hij daar maakt voelde pijnlijk herkenbaar. De eerste keer dat ik in een Russische nachttrein reisde, in september 2014, van Sint-Petersburg naar Moskou, probeerde ik klungelig mijn laken over het bijgeleverde matrasje te spannen. Dat ging zo slecht dat de – ik gok tachtigjarige – vrouw tegenover mij zich genoodzaakt zag in te grijpen: dit kon zo niet. Met een vriendelijke lach nam ze mijn bovenbed onder handen en werkte alles in een paar seconden af.

Later zouden andere Russen me ook nog vaak helpen met het opmaken van deze bedjes, altijd uit eigen beweging. Vandaag vertrek ik op de Transsiberië Express; wellicht dat ik het daar eindelijk een keer zelf goed leer.

Valt er nog iets nieuws te zeggen over zo’n reis? Iets dramatisch-romantisch schrijven over de grote afstand, het leven aan boord, de grootsheid van de spoorlijn en de eindeloosheid van de Siberische taigawouden is een optie, maar volgens mij heeft iedereen daar wel een redelijk beeld bij.

Voor in de coupé heb ik Van Casterens Lelystad – een boek over de jeugd van de auteur dat er misschien wel het beste in slaagt om de Grote Flevolandse Roman* te zijn, ook al is óók dit boek non-fictie. Ik fantaseer graag dat Van Casteren van Rusland houdt (wat hij doet) omdat utopie, uitgestrektheid, leegte en steden genoemd naar mannen (Lelygrad, iemand?) er al sinds zijn kindertijd bijhoren in zijn leven, maar dat voert waarschijnlijk te ver.

Desalniettemin lijkt het boek een opvallend goede compagnon voor een reis naar Siberië. Ook die regio kwam na een soort kolonisatie de afgelopen eeuw pas goed en wel op gang, met steden die soms strak gepland werden en vervolgens bevolkt met pioniers – het ‘Amerikaanse’ stratenpatroon van Novosibirsk kun je niet vergelijken met het van oorsprong middeleeuwse gekronkel van Moskou.

Ook niet echt met de geforceerde bloemkoolwijken van Lelystad, trouwens. Maar wel met de mondriaanisch rechte wegen in de rest van de polder. Op een brandende zomerdag in 2012 kwam ik op mijn stadsfiets min of meer per ongeluk terecht op de dertig kilometer lange Vogelweg, zonder eten en drinken bij me te hebben. Het gevoel toen ik het tankstation aan het einde bereikte zal niet veel anders zijn dan het over twee weken per trein binnenkachelen van Vladivostok, gok ik. Waarna ik snel nog even het ongetwijfeld door mijzelf onberispelijk opgemaakte treinbedje afhaal.

*De sterke geografische ‘Gründung’ van Van Casterens boeken houdt me sowieso bezig. Het vorig jaar verschenen, dunne Een botsing op het spoor is naar mijn mening niet per se een heel bijzonder verhaal, maar het werkt wél goed als kroniek van de mysterieuze, sterk on-Nederlandse heuvelregio ten zuidoosten van Nijmegen en haar licht van het land afgezonderde bewoners.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

recent

Klein landschap (5)

Dan is er nog een landschap dat onvermijdelijk is, altijd aanwezig maar niet zichtbaar. Kun je dan wel van een landschap spreken? Het is een landschap in een landschap. Er is ook wel eens een andere naam voor bedacht: soundscape. Dat is de wereld van het geluid. Ik hou ervan als stilte, als bladergeruis, als muziek, als stem, maar zij kan me ook vreselijk op de zenuwen werken.

Ik woon in zo’n typisch Amsterdams woonblok, akoestisch gezien meer een echobak. Geluidsgolven gaan heen en weer. Je hoort de geluidsversterking niet want die is er meteen. Ben ik opeens zoveel beter gaan horen? Alsof in de wereld van zichtbare dingen alles twee keer zo groot is geworden. Ik ben de geluidsdwerg die daarvan getuige moet zijn.

En dan is er iets met het oor dat het wezenlijk anders maakt dan het oog. Je hebt niet zoiets als oogleden. Eigenlijk kun je je oren niet sluiten. Ik kan de gehoorgangen dichtstoppen met vochtig gemaakte propjes, altijd mijn eerste noodoplossing, maar dat is zelden afdoende.

Het is zomer en mijn mobiliteit is beperkt, dus ik blijf ook liever thuis. Visueel is hier alles onder controle maar wat geluiden betreft ben ik zo kwetsbaar als wat. Er is een bouwplaatsje in een beganegrond-étage. Lawaai komt in vele vormen, een ervan is bouwlawaai. Ik beschouw dit maar als een soort natuurgeluid, onafwendbaar en bij de orde van de dingen horend. Boren, hameren, frezen, heien, en het daarbij horende geroep en geschreeuw. Wordt er dan nog een transistorradio aangezet dan wordt een grens overschreden. Het oerwoud van de bouwplaats verandert in een ordinaire kermis. Wat te doen? Een trein van emoties rijdt door me heen. Ergernis, woede, verontwaardiging… Hoe daar verder uiting aan te geven? Moet ik er überhaupt uiting aan geven? Ik wil alleen maar dat het lawaai ophoudt. Ik loop naar de bouwplaats aan de Pieter de Hooghstraat. De voordeur staat open. Gelukkig zie ik meteen een van de bouwlieden. Vreemd genoeg heeft hij oordempers op zijn  hoofd. Ik vraag hem of ‘het ietsjes zachter mag’. Voor alle duidelijkheid, dat is een understatement.

In het binnenhof bevinden zich de tuinen. We hebben er ook een. In de loop der tijd is daar niet zoveel aan veranderd. Af en toe wordt er wat gesnoeid, iets gebouwd of afgebroken, maar bij de buren is dat een heel ander verhaal. Om de twee jaar wordt de tuin daar wel verbouwd. Laatste trend is de ‘extended living room’. De sfeer is kitscherig in de zin dat de tuin zo uit een catalogus gelicht lijkt te zijn. Nu is er een keukenblok met barbecue geplaatst. Nouveaux riches? Je moet je geld ergens aan besteden. Tuingezelschappen zijn altijd een aangename aanblik. Een menselijke samenscholing op z’n liefelijkst. Opmerkelijk is de ontwikkeling van het volumeniveau. De hoeveelheid alcohol die wordt verorberd is terug te horen. Aangeschoten spreek je luider, je lacht ongeremder, – en dat klinkt door. En dan is er het hoekpand met zijn rookterrasje. In de grote villa mag blijkbaar zelf niet gerookt worden. Dus de rokers verzamelen zich in de achtertuin. Ik probeer me gerust te stellen met een opmerking van de wijkagent. De Algemene plaatselijke verordening in Amsterdam schrijft voor dat het om tien uur ’s avonds stil moet zijn. In andere gemeenten is dat anders, daar moet het om tien uur rustig zijn en om elf uur stil. Ik word hier in de rol van ordehandhaver geduwd.

Ik heb het over een klein landschap terwijl ik de hele binnenhof beschrijf. Dat is waar geluid goed in is, van ver komen en zich ophopen rond mijn oor. Rond mijn oren verzamelt zich het grootste landschap. En ik kan mij er niet voor afsluiten. En het ergste is dat geluid, vooral in de vorm van taal, heel dicht bij het denken staat. De stemmen verhinderen dat er afzonderlijke woorden in mij opkomen. Ze lopen door mijn denken heen.

—-

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Klokken – het raadsel van de tijd mechanisch opgelost

In de jaren ’80 waren er op scholen vaak acties voor Afrika, of andere gebieden waarvan sommige mensen toen nog dachten dat ze op wat paternalistische bilaterale hulp zaten te wachten. Ik heb nota bene Negerzoenen verkocht voor Malawi, in een actie waarin iedereen een tientje kreeg om daar meer geld van te maken. Goede manier om ondernemerschap aan te wakkeren overigens, ik had op zeker moment een halve garage vol dozen Buys negerzoenen. Ik herinner me rond een dergelijke actie iets wat een ‘Amerikaanse veiling’ heette: Je riep het bedrag dat je er méer voor over had dan de laatste bieding, en dat bedrag werd ook onmiddellijk geïnd. Zo was de opbrengst heel redelijk, en had iedereen meebetaald aan het uiteindelijke bedrag en had je de kans op een fiets voor twee gulden.

Op een veiling kocht ik eens een lot met koffers die niet opgehaald werden op Schiphol. We verdeelden ze onder schrijvers die op basis van de inhoud van die koffers een leven moesten reconstrueren, het leverde wat mij betreft een van de aardigste Tirade themanummers op.

In Hermans De heilige van horlogerie windt de hoofdpersoon in 297 zalen 1473 klokken op, een filosofische bezigheid. In The Blind Watchmaker van Richard Dawkins is het uurwerk een zinnebeeld van de gecompliceerde wereld die te ingewikkeld is om door een albestierder te worden gemaakt, in Carson McCullers’ Clock wihout hands, is de niet zichtbaar veranderende tijd een aanklacht tegen de trage maatschappelijke vooruitgang en gebrek aan integratie in het Amerikaanse Zuiden.

Maar mijn fascinatie met klokken is eerder esthetisch dan mechanisch, al verlang ik ernaar in een goed geschreven handleiding te lezen hoe een horloge precies werkt. Ik ben sinds kort verslingerd (no pun intended) aan catawiki horlogeveilingen. De prachtigste vintage horloges aangeboden door bijvoorbeeld iemand uit Italië, waarop je kunt bieden. De psychologie van het wanneer bieden kan je goed bezighouden. De veiling heeft een aantal kavels waarop je bod kunt uitbrengen en heeft een beperkte tijdsduur. Met een onzichtbaar automatisch bod kun je tegenstanders de moed ontnemen door te bieden, maar uiteindelijk gaat het er toch om hoeveel je er precies voor over hebt. Als je niet oppast ga je op zeker moment – terwijl de klok van de veiling aftelt – wensen overboden te worden, omdat je teveel biedingen hebt uitstaan, en elk bod is bindend. Als je een kavel ‘wint’, daalt er confetti van je scherm neer. Ja er is over nagedacht. Want vreemd genoeg dat kinderachtige effect wil je steeds opnieuw ervaren. Bieden is verslavend als gokken. Ook het aspect van gevaar (teveel geld uitgeven) werkt mee in het verslavingsmechanisme.

Wanneer je een oud horloge koopt, heb je een werkende machine van bijvoorbeeld 80 jaar oud, zoals deze Octo, uit Zwitserland, vermoedelijk van voor de Tweede Wereldoorlog. Een horloge waarover ik vrijwel niets kan terugvinden, bijvoorbeeld niet waarom je hem helemaal los uit zijn vatting moet kunnen drukken met een eenvoudige handeling? Maar een object dat mij mateloos fascineert door zijn verleden, de kwestie wie er wanneer mee rondgelopen heeft en het gemak waarmee dit oud mechanische instrument nog moeiteloos werkt. Het obligate raadsel van de tijd op tweeërlei wijze verenigd en aanschouwelijk gemaakt in een klein object van 28 gram.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, reist nu tot 27 augustus door de VS, dus tot die tijd  even geen nieuwe blogs.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.