Overhuizen

999AC31A-8BEA-4785-B786-D474D9A439D6Afgelopen woensdag trof je hier geen blog van mij. We waren net verhuisd en dat leek een goed excuus om mezelf vrij te geven.

Van verhuizingen wordt gezegd dat ze tot de meest stresserende gebeurtenissen in een mensenleven horen. Geen idee wie daarop gekomen is en of het klopt, maar laten we aannemen van wel.

Mijn vraag is dan: zijn in dit onderzoek vluchtelingen meegenomen en mensen die om een andere reden gedwongen waren te vertrekken? Uithuiszettingen, echtscheidingen, werkloosheid?

Weinig keuzes die je zelf kunt maken schudden de kaarten zozeer. Een partner, kinderen, je werk en waar je woont: beslissingen waarna de wereld een tijdje nieuw lijkt; alles mogelijk.

Ik ben om die reden gék op verhuizen, maar had mijn wens al tien jaar geparkeerd omdat ik de diepte van B’s wortels ken.

Sinds onze dochter er is begreep B ook wel dat we ons zouden moeten verplaatsen, en om het haar makkelijker te maken vond ik het onmogelijke: een huis dat honderd meter van B’s geboorteplek staat, aan een nog fijnere straat ligt dan waar we woonden en een nog fijner uitzicht heeft. Als kers op de taart zitten we ook nu dicht genoeg bij Nadims school om hem in zijn klasje te laten blijven.

Toch: in de afgelopen 13 jaar samen stonden B en ik nog nooit zo ánders in een situatie. Alleen Paramaribo kwam in de buurt, toen we moesten kiezen of we in Noord of in Flora gingen wonen. Ik koos voor Flora en drukte die beslissing door terwijl dat niet is hoe onze relatie werkt, maar we werden heel gelukkig in de Marijkestraat.

Door te verhuizen sla je een pad in dat tot een nieuwe situatie leidt en die situatie kan uiteindelijk minder fijn blijken dan de oude. Er is roekeloosheid nodig om een bedrijf te beginnen, kinderen te maken, te trouwen, te verhuizen. Een zeker ogen dicht en gaan. 

Op die momenten, al zeg ik het zelf, blink ik uit. Het is het domme in me, dat zich soms jaren niet kan laten zien.

Nu we op ons nieuwe adres zitten is het wachten tot B’s hart ook meeverhuist. Het klopt wat stilletjes in een van de verhuisdozen op onze nieuwe slaapkamer, en zal een dezer dagen hopelijk een kijkje komen nemen – eerst door de handgreep van de doos en daarna door de kartonnen flappen echt naar buiten – beginnen te wennen aan de ruimte, aan hoe haar slagen klinken op een nieuwe plek.

Omdat ik manisch ben weet ik zeker dat het goed komt. Het is het domme in me dat ik bijna was vergeten, maar waarvan ik zoveel houd.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Oradea – een vrij kitscherig bloemenboeket?

In een poging wat nuance aan te brengen bij een naar zijn mening eenzijdig artikel over Oost-Europa in de Groene Amsterdammer twitterde een vriend van mij dat de Roemeense stad Oradea misschien wel “Europa’s art-nouveau-hoofdstad” is. Hij had in de reportage vooral clichébeelden gezien van grijze flats en kapotte wegen, en wilde even duidelijk maken dat er ook genoeg moois te zien was achter het voormalige IJzeren Gordijn.

Ik onderdrukte een glimlach (zeldzaam tijdens een bezoek aan Twitter). Geen stad in Europa heeft mij ooit zo verrast als Oradea, in een uithoek van noordwest-Roemenië aan de Hongaarse grens. In de zomer van 2016 maakte ik speciaal een omweg met trage Roemeense treinen om de art-nouveau-architectuur te zien, een planningsbeslissing die een goede gok bleek. De door precies genoeg mensen bevolkte Piata Unirii in de avondzon won het met gemak van Europese klassiekers als de Brusselse Grand Place of de Praagse Staromestske Namesti.

Later zou ik nog vaak vrienden naar allerhande art-nouveau-steden slepen. Op de een of andere manier liggen die meestal niet echt op je route; het zijn vaak secundaire provinciestadjes die er in uitblinken en waar je dus ook enige moeite voor moet doen: Subotica in Noord-Servië, Alesund in Noordwest-Noorwegen, Nancy in Frankrijk en dus Oradea. Steden waarvan het soms lijkt alsof ze rond 1900 bijna volledig geclaimd zijn door de architecten van deze stroming, vaak zonder dat er al al te veel indrukwekkends gebouwd was in andere stijlen. (Of de stad werd gewoon herbouwd na een forse brand, zoals in Alesund).

In april, toen ik met een vriendin waarvan ik wist dat ze vooral van modernisme houdt voor het huis van Victor Horta in Brussel stond, brak ik me het hoofd over wáárom art nouveau mij zo trekt. Ik vroeg me af hoe mijn reisgenoot het gebouw zou ervaren. Waarschijnlijk als een vrij kitscherig bloemenboeket, dacht ik.

Ik snap dat wel. De stijl vereist niet veel doordenken van de kijker; het is op een bepaalde manier niet móeilijk om mooi te vinden en daarmee wellicht minder interessant. Het zijn stillevens op gevels, vol drama en versieringen.

Maar toch: voor het Bauhaus-gebouw in Dessau, zo ongeveer de antithese van art nouveau, zei een vriend van mij ooit dat hij de hype niet begreep: het waren gewoon heel veel ramen. Waren we daar nou voor omgefietst?

Hoewel ik ook wel van wat modernisme houd, snap ik de kern van zijn punt óók maar al te goed. Op een art-nouveau-gevel gebéuren dingen; het is vaak het spannendste gebouw in de straat. Je weet wat je kan verwachten, toch blijf je kijken naar de schreeuwende hoofden en de openkrullende bloemknoppen, elke keer weer een nieuwe variatie op hetzelfde thema, maar in ieder geval altijd met die fijn geromantiseerde, rokerige, fin-de-siècle-sfeer. Je weet wel dat het soms wat overdreven is, dat er daarna nog veel meer verfijnds is gebeurd in de architectuur en dat je er vandaag de dag moeilijk mee weg zou komen, maar je laat het je lekker overkomen, want eigenlijk is het gewoon genieten, en hier mag het, alsof het een beginzin is van een Couperus-roman.

In een donker, koud klaslokaaltje aan de rand van het centrum van Sint-Petersburg draaide mijn Russische architectuurprofessor geregeld drie uur lang dia’s af met foto’s van de zwierigste gebouwen uit de stad, onverstaanbaar mompelend van onder zijn Dostojevski-baard. Het waren de enige colleges waarvan ik nooit wilde dat ze afgelopen waren.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

 

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Klein landschap (4)

Het refrein van deze blogs wordt wat eentonig. Het gaat over vermindering, krimp, aftakeling, ondergrenzen. Gelukkig valt er nog wel wat over te zeggen. Vroeger ging ik minstens een keer per week naar een dansfeestje, het liefst vaker. Daar leefde ik naartoe. Dat vormde het hoogtepunt van de week.

Van al die feestjes is er één overgebleven, en wel het straatdansfeestje dat ik samen met een goede vriend organiseer. Ik wilde dans op straat brengen. Waarom? Ik maakte deel uit van de Amsterdamse danscultuur. Dat had zich zo in de jaren opgebouwd. Ik voelde me bevoorrecht deel van deze wereld te zijn. Waarom dansfeestjes alleen tussen vier muren en in de avonduren houden? Ik begon me steeds meer een zonderling te voelen. Ik hou sowieso van het daglicht. Het hele horeca-idee van een danceparty begon me tegen te staan. Altijd die donkere en vaak bedompte ruimtes. En het kan zo gemakkelijk zijn. Naar buiten, koptelefoontjes op en dansen maar. We begonnen in 2009 ergens in het Amsterdamse Bos. Daarna veranderde het concept naar een maandelijks feestje ergens in de stad. We wilden de dans onder de mensen brengen.

Deze zondagmiddag staan we op het Homomonument, eigenlijk onze vaste plek. Ik ben nog altijd verliefd op de roze granieten dansvloer daar. Dat gepolijste graniet bezit goede glij-eigenschappen. Is zelfs als dansvloer bedoeld. In koperen letters staat er de tekst ‘naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’, een regel van Jacob Israël de Haan uit zijn gedicht ‘Aan eenen jongen visscher’. Er zouden meer van dit soort plekken moeten komen in de stad.

Ik moet er eerst nog zien te komen. Van mijn huis naar het monument is het een klein half uur in mijn toestand. Om twee uur begint het dansfeestje en het duurt tot vijf. Mijn vriendin is al onderweg met het stoepbord waar de naam, DWYA, en verdere informatie op staat. Er is maar één fiets, dus ga ik lopend. De drie uur red ik toch al niet meer, dus ik kom al later. Het wattengevoel onder mijn zolen is niet eens het grootste probleem, het is de ‘energie’, de ‘stamina’, de ‘lucht’. Mijn conditie is zo ongeveer af te lezen aan de tijd dat ik het volhoud.

Dans is in principe voor mij altijd een vorm van springen geweest, als je de beweging zou overdrijven. Een sprongetje de hoogte in. Eigenlijk wat precies een huppeltje is. Ik zag ooit iemand echt springen en ik nam dat meteen als voorbeeld. Daarna was de opdracht om zo ontspannen mogelijk te ‘springen’, laag bij de grond, nergens overdreven, maar de essentie van de huppel behoudend. Op een dansfeestje ergens in Neurenberg sprak ik een componist die me zei dat ik ‘in zestienden’ danste. Hij danste zelf niet maar hij stond wel aandachtig te kijken. Het klonk me als een compliment in de oren. Ik zet een tapijt uit van accenten onder de muziek. De danser is zelf een instrument dat wordt bespeeld door hemzelf.

Op deze middag was ik blijkbaar bij de ondergrens van de dans aangekomen. De huppel was weg. Af en toe kon ik hem nog even oproepen maar dan sloeg de vermoeidheid toe en zette me weer met beide voeten op de grond. Ik werd uitgezwaaid. Ik was bij de ondergrens van de dans uitgekomen.

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven. Hij organiseert elke maand Dance Where You Are, een straatdansfeestje op het Homomonument (eerste zondag van de maand om twee uur).

 

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.