Klein landschap (3)

Ik wil het lichaam het liefst als onopgemerkt. Dat is nog wat anders dan onzichtbaar. Ik ben eraan gewend altijd wel een deel van mijn lichaam te zien, ergens onder in het beeld als een soort van ondertiteling. Ernst Mach heeft daar een schets van gemaakt. Ik gebruik het lichaam vooral als een gereedschap, een middel tot een doel. Wanneer ik in de spiegel kijk, lijkt dat even een doel op zich te zijn, want een gezicht staat zo op zichzelf, is zo versmolten met wie en wat ik ben dat ik er niet zo snel een functie voor kan verzinnen.

Het ultieme wat ik kan bereiken, besef ik nu, is zo volledig mogelijk op te gaan in de wereld. Ik maakte zaterdag een wandeling naar een afstudeerbijeenkomst ergens aan het Rokin. Het was warm. Ik moest me motiveren om te gaan, was daarvoor nog in slaap gevallen. Ik heb er een pil bij voor de hoge bloeddruk. Er staan twee weken voor om aan het medicijn te wennen. Toch ga ik op weg. Ik loop over de stoep. Gewoonlijk is dat een vanzelfsprekendheid. Waar anders te gaan? Bij mij is het nu zo dat ik met mijn aandacht ook bij de stoep ben. In betere tijden was ik gewend mijn aandacht tijdens het wandelen vrij beschikbaar te hebben. Ik kijk al bewegend achteloos om mij heen. Het maakt niet uit wat mijn aandacht trekt. Vaker nog was ik in gedachten verzonken. Nergens kan ik zo ongestoord nadenken als onder de douche en tijdens het wandelen. Het liefst loop ik dan een vaste route zodat ik geen aandacht hoef te besteden aan de route. Zo lopen koeien overigens ook in een wei, langs vaste paadjes.

De horizon hoort zich buiten mij te bevinden, het liefst zo ver mogelijk. Ik merk dat het duidelijkst aan de aandacht. Als deze vrij beweegt, dan bestaat mijn wereld uit buitenwereld. Uitgeschreven zijn dat de dingen, voorwerpen, gebouwen om mij heen. Ik zie een persoon, zo en zo gekleed, met een bepaalde gezichtsuitdrukking. Er is altijd wel iets dat mijn aandacht trekt. En daar ben ik dan, daar waar de aandacht is. Je kunt zeggen dat mijn aandacht tegen deze persoon op kruipt. Misschien ‘snijden’ onze blikken elkaar wel, een soort van verdwijnpunt van de blik. Verder kun je niet kijken, dan iemand aankijken.

Ik ben nu tijdens het lopen vooral met het lopen zelf bezig. Til ik mijn voeten wel genoeg op? Ik voel een vermoeidheid opkomen die maakt dat ik onwillekeurig denk aan zitbankjes. Ik zie ook overal ligmogelijkheden. Gelukkig gaat het tijdens de wandeling beter. Van stramheid ga ik naar een bewegen dat net geen moeite kost.

Doordat de horizon zo dichtbij ligt, word ik eerder geraakt, zeg opgewonden. Toeristen die in drommen de breedte van de stoep innemen, werken me op de zenuwen. Ik word een sentimentele weggebruiker. Ik verzin ook scheldwoorden. Van alle emoties vind ik ergernis de lelijkste. Het is jezelf dwarszitten met wat een ander doet. Als ik mij erger, erger ik me ook nog eens aan mezelf. Het is dubbelop. De bijkomende adrenaline helpt wel bij het voortbewegen en de pijnbestrijding.

Er is dus zoiets als een horizon in mijn lichaam. Wat ik daar voel, wat zich daar afspeelt, kan ook aandacht trekken. Ik had nog even kunnen denken dat de wereld wordt vergroot. Mijn lichaam komt erbij, maar helaas, er is hier sprake van krimp. De pijntjes die ik voel, zoals een stram en zeurend gevoel in de rug, onder de duim gehouden door een ‘spiegel’ van paracetamol, vormen een soort van innerlijke berm. Ik loop tegen mezelf op.

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

recent

Zwevend beton

Jacq en ik zagen afgelopen week hoe Studio Drift in het Stedelijk Museum een betonblok laat zweven. Deze illusie wordt met geheimzinnigheid in stand gehouden. Een uitleg van hoe het blok blijft zweven kwam ik op Internet niet tegen. Zo vreemd is dat niet. Het kunstwerk begint pas op je in te werken wanneer je het zoeken naar een rationele verklaring loslaat. Bij het lezen of kijken naar fictie, en zeker bij Science Fiction doet zich iets soortgelijks voor. Wanneer je bezwaren gaat uiten van de vorm ‘maar dat kan toch helemaal niet’ of ‘maar hoe dan?’ ben je verloren. In het geval van het betonblok lag de verklaring wel erg voor de hand en werkte de illusie niet zo goed als we hadden gehoopt. Dan vonden we de zwevende steen van Wim Schippers toch net iets beter.

Je mag het blok uiteraard niet aanraken terwijl het door de ruimte zweeft. Het was leuk geweest als je eronder door had kunnen lopen, waarmee je je geloof in rationaliteit had kunnen testen. Want wie durft er onder een zwevend betonblok te lopen?

Maar hiervoor is de ruimte in het Stedelijk niet hoog genoeg.

Het geheim van het zwevende beton werd goed bewaakt. Kort nadat we de zaal waren binnengelopen begonnen de suppoosten iedereen naar buiten te dirigeren. De ruimte werd afgeschermd met een wit scherm. Uitleg werd niet gegeven maar ik begreep dat de illusie batterijen had en moest worden opgeladen.

In een andere zaal bevond zich een ander werk van Studio Drift dat ook een illusie toonde maar waarbij geen enkele poging gedaan werd om de werking ervan te verbergen. In 20 steps bestaat uit 20 paar glazen buizen die samen de illusie van lopende golven voortbrengen. Het geheel is prachtig ontworpen en je kunt de motortjes die gewichten verplaatsen in de buizen zien zitten. De uiteinden van de buizen gaan op en neer waardoor de illusie van een lopende golf ontstaat. De buizen zitten met een scharnier aan elkaar vast en ook deze bewegen op en neer. Een computer bestuurt het geheel.

Veel mensen zagen in de bewegingen van de buizen vliegende vogels. Mij deed de installatie denken aan een Bell Wave machine, vaak gebruikt in de natuurkundeles om de principes van een golf uit te leggen. Het grootste verschil is dat bij Bell de stokjes op een as liggen en de buizen van Studio Drift scharnieren. En ja, In 20 steps is veel mooier vormgegeven. Maar wie van esthetiek en golven houdt moet ook eens kijken naar de Wheatstone Wave Machine, een 19e-eeuwse uitvinding die de werking van lichtgolven moet illustreren. Wie van golven houdt hoeft helemaal niet naar zee.

In tegenstelling tot het zwevende betonblok is de werking van In 20 steps letterlijk glashelder. Zo helder dat het de wis- en natuurkundige principes van golven bijna naakt laat zien. Hier geen suppoosten die moeten voorkomen dat je doorziet wat er echt gebeurt. De wiskunde van In 20 steps is tegelijkertijd de schoonheid ervan.

Het is opvallend dat in het museum geen enkele poging ondernomen wordt om In 20 steps in verband te brengen met Wave Machines. Ook geen spoor van een uitleg over golven, sinussen en amplitudes. Bij de filmpjes op Youtube over de werking van golven is dat andersom. Daar is geen tot weinig aandacht voor esthetiek, laat staan voor de metafysische beschouwingen die je vaak in musea tegenkomt. Wie begrip en verwondering wil combineren wordt al snel naar het Nemo verwezen.

Mij lijkt het dat niet zozeer de kunstenaar maar wel het museum en misschien ook het publiek als de dood is om de ratio te vermengen met kunstbeleving. Verwondering mag hier niet overgaan in rationeel denken, en andersom. Ik deed het stiekem wel. Mijn gedachten golfden tussen de twee voortdurend op en neer.

Machiel_Jansen Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

 

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Een hete zomer, een barre winter

In 1976 groeven de mannen uit de buurt in het Stichtse dorp D. in hemdsmouwen greppels rond de bomen. Het was een extreem droge zomer en de begroeiing in de lommerrijke wijk moest gered, en als er wat te redden valt dan doen mannen graag mee. Pijpje pils in de hand. In het geval van mijn vader was dat een jonge borrel. De buurman had en nieuwe Citroën CX – auto’s die zo mooi zijn dat ik nog altijd van mijn fiets stap als ik er heel soms nog een zie staan (vorige week op de Prinsengracht). Mijn vader had een heel fijnzinnige manier zich helemaal niets aan te trekken van de statusgevoelige omgeving en met plezier naast zijn Skoda te staan. De buren leken hem zijn zorgeloosheid op dat gebied een beetje te benijden. Hij gaf ermee aan hors concours te zijn, en dat werkte heel goed, samen met zijn wat vreemde grapjes, die na een korte pauze waarin men ze trachtten te begrijpen alsnog tot een bulderend lachsalvo leidden.

Een ietwat excentrieke en wat conservatieve man is ook de hoofdpersoon in Raymond Queneau’s Een barre winter*. Ik las het vorige zondag toen ik op een boekenmarkt in Dordrecht stond – en het bij een buurkraam gehaald had – in een verkoelend windje achter mijn kraam, in deze verder ook bijzonder warme en droge zomer. Ik viel voor de sfeer.  Ik las vele malen Queneau’s Stijloefeningen in Kousbroeks vertaling, steeds weer gaver dan de vorige keer en met plezier zijn Zazie in de metro. Maar Un rude hiver kende ik nog niet. Geweldig boekje! George Perec schrijft: ‘Voor mij is Een barre winter met steeds weer nieuwe verrassingen en ontdekkingen, zo zoetjesaan een onuitputtelijk boek.’

In het boek zat een krantensnipper waarin Guus Luijters het boek bespreekt: ‘Volg met Lehameau, een verre neef van Hamlet, het kille smalle pad dat uiteindelijk naar zijn pervers genot blijkt te leiden.’

Luijters en ik hebben een volstrekt ander boeken gelezen, want ik kan zijn opmerking helemaal niet plaatsen. Of zou dat zijn wat Perec ‘nieuwe ontdekkingen noemt’? Of hebben wij een andere opvatting van pervers? (Of las Luijters alleen de eerste 20 bladzijden, waar je dat nog kunt denken?**) Het is hoe dan ook een geweldig sfeervol kort boek met een heel plezierig aanstekelijke speelse stijl.

In de hete zomer van 1976 hebben de emmers water allang de greppels bereikt en is het zwarte water met een film van stof erop langzamer dan je verwacht in de gortdroge aarde gezakt, om onder meer de treurberk te laven, die daar nog immer doortreurt.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

*vertaling: Hanneke Los

** Of heeft Luijters gelijk en is het een heel subtiele prefiguratie van Lolita? (Dan rijst de vraag, las Nabokov het boek in de jaren ’30 in Parijs?) Perec’s mededeling over nieuwe ontdekkingen gaat al werken. Ik lees het nog maar eens…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.