Klein landschap (1)

Mijn wereld wordt al kleiner. Dat heeft vooral met mijn ziekte te maken. Ik heb een ongeneeslijke vorm van longkanker onder de leden. Een paar weken geleden heb ik een periode van wat zwaardere chemo afgesloten, de klassieke waarbij je haren uitvallen. Het afbrokkelen van de nagels viel mee. Ik behield ook mijn eetlust. Er stierven wat zenuwuiteinden in de voetzolen af. Volgens de verpleegkundige-specialist ervaren patiënten dat vaak alsof ze op watten lopen. Wat ik voel is een soort van tinteling die zich tussen zool en vloeroppervlakte plaatst. Ik beweeg op deze laag.

Belangrijkste is, ik beweeg nog, en zoals het medisch heet: patiënt kan nog alles. Maar niet valt te ontkennen dat mijn wereld kleiner wordt. Nu heb ik altijd van klein landschap gehouden. Ik heb daar een lange geschiedenis mee. Als jongetje begon die al. Dus je zou bijna zeggen, dat komt dan goed uit. Iedereen kent wel die momenten dat je op je buik in het gras ligt en helemaal ongemerkt wordt mee gezogen in de wereld tussen de grasstengels. Bij mij kreeg dat een voortzetting. Ik ontwikkelde een voorkeur voor mossen, grassen, begroeide randjes. Maar het kleine landschap had vooral met proporties te maken. De horizon was daar binnen handbereik. En dat is meteen ook een goede beschrijving van mijn huidige wereldbeeld.

In het begin van de ziekte, na de diagnose, kreeg ik veel bloemen, snijbloemen. Dat ging een tijdje door. Ik raakte er zelfs aan gewend. Vond ik snijbloemen altijd wat sneu, een herfst in versnelde weergave, ik raakte met ze verzoend. Ik begon ze zelfs te missen als ze er niet waren. Mijn vriendin had voor haar eigen huis een abonnement op een bos bloemen genomen die per post werd bezorgd. Elke stengel van een eigen soort. Ze stuurde me minidocumentaires van dat vaaslandschap om me mee te laten genieten. Klein landschap. Ze hoefde me eigenlijk niet te overtuigen. Ik nam hetzelfde abonnement. Elke twee weken is het alsof er een nieuw kunstwerk wordt gebracht.

Op dezelfde manier kijk ik naar de populieren voor het raam. Ze staan er nu helemaal voor mij. Ze bakenen een horizon af. Daarachter heb je de wereld van de grote bewegers, de gezonde mastodonten. Ik kom daar ook wel maar sjok daar dan tussen. Ik ga van stoeptegel naar stoeptegel, over het straatgras heen stappend. Misschien geef ik nu een iets te dramatische indruk van mijn gemiddelde verplaatsing. Er zijn mensen die zeggen niets door te hebben en dat ik er goed uitzie. Er zijn ook wel andere kwaaltjes te beschrijven. Mijn lichaam heeft een eigen horizon inmiddels.

 

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven. Hij organiseert elke maand Dance Where You Are, een straatdansfeestje op het Homomonument (eerste zondag van de maand om twee uur).

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

recent

Renate

Ze was de stiefmoeder van mijn vriendin Noor, maar dat wist ik niet toen ik een paar jaar geleden op Noors verjaardag een biertje uit de koelkast trok.

Ik zocht een opener en zag haar in mijn ooghoek. De grote schrijfster rookte shag zittend in de vensterbank, de Amsterdamse nacht was achter haar.

Renate glimlachte, ik knikte. Noor stelde ons voor en ik raasde door mijn geheugen, zoekend naar een titel, een houvast, iets. Een haastig mens dat zijn sleutels zoekt kan er tien keer langslopen zonder ze te zien. Ik was bang ontmaskerd te worden als iemand die alleen maar wíst dat ze een grote was. Toch: twee minuten later zat ik naast haar.

Het begon met Rupert Thomson. Vrij onbekend en prachtig werk. Renate kénde hem niet alleen, ze was met hem bevriend geraakt op een boektour door Frankrijk. Meer namen volgden, we hielden van dezelfde schrijvers, bleken op dezelfde manier te werken. Geen plan, overgave, gaan. Vallen en hopen op armen.

Een maand later kreeg ik een mail van haar uitgever. Of ik ter ere van Renates 30-jarig jubileum door haar geïnterviewd wilde wordenHet regende als in een gothic novel op de dag van het gesprek. Renate had me goed gelezen en het voelde veilig bij haar op het podium, alsof we met zijn tweeën in een vensterbank zaten, de Amsterdamse nacht achter ons.

Toen ik worstelde met een boek over mijn overleden vriend belde ik haar en drie dagen later wachtte ze met haar auto op me bij station Aerdenhout. Het was als opgehaald worden door je lievelingstante na je eerste treinreis alleen. We reden over statige lanen en ik voelde me gered.

Bij haar thuis vertelde ik over mijn project, de angst mijn lieve Gijs geen recht te kunnen doen. Ze luisterde vooral en mijn vertrouwen groeide terwijl ik sprak.

‘Het wordt vast prachtig,’ zei ze toen ik klaar was. ‘Ik kan niet wachten om je boek te lezen.’

 

Beeld: Frank Ruiter

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De machinist, de locomotief en hun stoker

Je hóórt de treinen bijna van de pagina rijden in Zola’s Het Beest in de Mens. Als er één spoorwegroman is, dan toch deze, met een wat verouderde, ‘wetenschappelijke’ plot over criminaliteit, maar vol beschrijvingen van treinen in 1870 die stomen, sissen en denderen alsof je zelf in de sneeuw kolen staat te scheppen op de locomotief van Parijs naar Le Havre.

Ik kwam het boek een maand terug tegen omdat ik – banaal genoeg – op Google op zoek was naar romans over treinen en ik deze zag staan op een lijstje. Het was me als treinfanaat opgevallen hoe weinig de spoorwegen eigenlijk in de literatuur lijken voor te komen – althans, als méér dan een vervoermiddel. Ook de lijstjes leverden maar weinig inspiratie op. Behalve Zola dus, die gelijk maar besloot flink werk van het thema te maken en 300 pagina’s aan spoorwegnotities naliet.

Het is een feest om te lezen hoe de machinisten in de vroege pioniersjaren van de spoorwegen als helden weer en wind trotseren, en een ‘ménage-à-trois’ vormen met hun (vrouwelijke) locomotief en hun stoker. Tegen het einde van het boek volgt er zelfs een dramatische locomotief-sterfscène, die er bij de machinist (en de lezer) flink inhakt.

Ik probeerde in mijn geheugen nog eens te kijken hoe treinen in andere boeken voorkwamen. Dat bleek erg leuk, omdat je snel bepaalde overeenkomsten gaat zien. Tips zijn welkom (ik moet me nog wagen aan Dokter Zjivago), maar dit zijn mijn twee voorlopige conclusies van een totaal willekeurig onderzoek:

1.       De trein als aankomst in een verhaalNiets is fijner dan een boek of een hoofdstuk op een rustig tempo over het spoor binnenwiegen, soms wel vijftig pagina’s lang, zoals in Laszlo Krasnahorkai’s De Melancholie van het Verzet. Hetzelfde gebeurt bij Ismail Kadare (Twilight of the Eastern Gods) en Tom Hofland (Lyssa). Vasili Grossman opent Leven en Lot met een ijzingwekkende scène vanuit de cabine van een trein die een concentratiekamp binnenrijdt.

2.       Een niet te stoppen, beangstigende kracht

Vaak gaat het er minder rustig aan toe, vooral in de 19e eeuw. Hier wordt het interessanter. Tolstoj, Banffy, Belinski, Zola – allen gebruiken ze een voortsnellende trein als een bijna buitenwerelds, nieuw fenomeen dat de natuurlijke orde der dingen overhoop haalt en misschien wel meer stukmaakt dan je liefhebt. Bij Zola wordt er bovendien kritiek mee geleverd op de snelheid van technologische ontwikkelingen, wat het boek een soort permanente actualiteit meegeeft.

Het meest onverwacht vond ik hoe vaak men aan boord bijna stikt van claustrofobie en misselijkheid. Zowel bij Krasnahorkai als Zola willen personages op een zeker moment zo snel mogelijk uitstappen omdat ze dreigen door te draaien van het gehobbel. In De Pop van Bolesław Prus verlaat de actie 900 pagina’s lang Warschau nauwelijks, en wanneer dat wel gebeurt is het geen succes:

Hij was gedwongen toe te geven dat er iets ergers was dan verraad, desillusie en vernedering.

Maar – wat was dat? Ja, reizen per trein! Hoe de wagon schudde… Hoe die voortdenderde! Hij voelde het schudden in zijn benen, longen, hart, hersenen; alles in hem bewoog op en neer, elk bot, elke vezel van zijn zenuwen… […] Eindelijk klonk er een fluitje, toen nog een, en de trein stopte op een station. ‘Ik ben gered’, dacht Wokulski.

Geen bemoedigende beelden voor treinliefhebbers. Die kunnen zich wel troosten met het idee dat de trein vandaag de dag doorgaans in een veel beter aanzien staat. De moordende kracht van de spoorwegen lijkt juist eerder te worden onderschat, blijkens de constante campagnes van ProRail om vooral jongeren ervan te doordringen dat ze niet langs het spoor moeten lopen. Een paar pagina’s Zola zou genoeg moeten zijn om het af te leren.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.
Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.