Het hoofdkussenboek van hofdame Sei Shōnagon

Wat is er aan werklui nodig om deze scène te realiseren:

‘Een ware schoonheid, in een purperrood, enigszins verdoft gewaad, met daaroverheen oranjegeel brokaat of een flinterdun jakje, is nog maar net op, want vannacht heeft ze door het razen van de wind geen oog dicht gedaan. Op haar knieën glijdt ze een eindje vanuit haar kamer naar de veranda toe; haar lange haren, die over haar schouders vallen, zijn in de war en bollen zachtjes op door de wind – een schitterend tafereel. Diep bewogen bekijkt ze de ravage in de tuin en prevelt: “Geen wonder / dat de wind in de bergen…”, waaruit mag blijken hoe fijngevoelig ze wel is.’

Voor haar prachtige kleren zijn mensen nodig die de verfstof maken, die de stoffen verven, in oranjegeel en purperrood. Haar gewaden moeten geweven worden. Haar kamer is door deskundige timmerlieden gemaakt, evenals haar veranda, ze zullen worden schoongehouden door meisjes met bezems. De ravage in de tuin wordt straks opgeknapt door een legertje tuinlieden. Haar haar wordt op zeker moment gecoiffeerd. We spreken nu nog niet over de lui in de keukens die maaltijden moeten toebereiden die aan haar smaak voldoen, de vissers en de boeren die de ingrediënten verzorgen.

In Het hoofdkussenboek van hofdame Sei Shōnagon…

Ik nodig u uit de rest van het stukje hier te lezen.

 

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

recent

Zeven jaar

hangmat2 kopie 2Vannacht droomde ik dat ik in mijn buurt liep en je van achter zag. Ik herkende je meteen.

Gijs, wilde ik zeggen, maar ik deed het niet. Mijn hand verlangde naar je schouder, maar ik hield mijn handen thuis.

Ik wilde je meenemen naar B en voorstellen aan onze dochter, onze zoon. Maar Nadim zou je kennen van je foto en zeggen wat hij altijd zegt: Ome Gijs, die is toch dood? 

Ik wilde je niet kwetsen. Je leek gelukkig, in de lente op een stoepje op de gracht.

Ik sloeg af en liep om zodat ik je tegemoet kon komen, wetend dat het me in de problemen zou brengen. Ik liep je tegemoet en het was alsof we de enigen waren, al zag het zwart van de mensen.

Ik lachte naar je. Je knikte vriendelijk, zei: ‘Goeiedag.’

‘Dag Gijs.’

Je stopte. ‘Ken ik u?’

Mijn woorden liepen vast. Er is te veel gebeurd sinds we vrienden werden en te veel gebeurd sinds je er niet meer bent. Ik wilde je omhelzen, maar je herkende me niet. Ik wilde mezelf niet kwetsen.

‘Nee, vriend,’ zei ik, hopend dat je mijn verdriet niet zag. Hopend dat je niet zou zien hoeveel ik nog van je houd. ‘Geniet maar van je wandeling.’

Tot ik wakker werd keek ik je na.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Dat toont-je

Was ik maar Duitser, denk ik soms als ik weer een mailtje open. Zo eentje die ‘Liebe Leser und Leserinnen’ zegt en je met ‘Sie’ blijft aanspreken ook al ligt u al praktisch met elkaar in bed.

Noem mij gevoelig, maar ik moet dit even kwijt.

Voorbeeld. Je stuurt een mailtje met ‘Geachte heer Dinges, hartelijk dank voor uw bericht etc.’ en wat krijg je terug? ‘Beste Marko van der Wal.’ Dat is nog een milde variant van tanende omgansvormen: meestal is die achternaam helemaal uit beeld verdwenen. Daar kan je ook weinig meer aan doen, denk ik dan, die gevallen zijn talloos en reddeloos verloren. Maar zij die schrijven ‘Beste [voornaam] [achternaam],’ dat zijn pas echt psychopaten! Dan heb je blijkbaar wel nagedacht over een vorm van beleefdheid (al zou ik niet weten welke) en vervolgens besloten een gammele middenweg te bewandelen. Mijn (bijna) hele naam opschrijven in plaats van ‘heer Van der Wal’, alsof u mijn moeder bent die vermanend naar mij roept, maar er dan wel ‘Beste’ voor kwakken. U doet zo hard uw best afstand te scheppen en tegelijkertijd informeel over te komen dat ik mij afvraag wat u zich in vredesnaam in het hoofd haalt. Een zakelijk vraag stellen én de mogelijkheid open laten vanavond gezellig een drankje te gaan drinken, of juist andersom? En wílt u eigenlijk wel antwoord? Een autist zou helemaal van de rel raken van zo’n (on)verborgen agenda – wees gewoon duidelijk en zeg u, u u!, tot u erbij neervalt desnoods.

Het kan nog een stapje erger, maar dat hoef ik u niet te vertellen.* Een enkele keer krijg je een onthoofd mailtje binnnen, daar staat helemaal geen aanhef meer boven. We hadden nog geen telefoonnummers uitgewisseld toch, of waren we al ‘leuk’ aan het app’en geslagen soms? En dan dat toontje – alsof dit allemaal nog geen deel uitmaakte van uw toontje – dat vervolgens de kop opsteekt. Het lijkt net alsof er iemand in kapitalen tegen u aan staat te blaffen. En dan wél afsluiten met ‘Groetjes, Remco’ of zo. Kijk, dat schept enige mogelijkheden. Daar is een mooi kinderachtig trucje voor (heb ik niet van mezelf). Dan stuurt u terug: ‘Geachte heer Remco, bent U geboren zonder achternaam etc. etc.’ om te laten merken dat u in amicale worggrepen geen trek heeft, en dat het de mens siert in contacten als deze een gepaste afstand in acht te nemen aangezien u geen vrienden, collega’s of anderszins vertrouwden bent.

Want stelt u zich maar even voor dat u dat wel was, vertrouwd/bekend met iedereen die u aanmailde. Klinkt gemoedelijk, maar in feite is het de hel op aarde. Dat zou betekenen dat ze ook allemaal op een gewenst moment, als het hun goed uitkomt, een beroep op u kunnen doen, onder het mom ‘dat wij elkaar toch kennen’. Nee zeggen is altijd een optie, natuurlijk, maar los daarvan voorspel ik: u wordt gillend gek, en die ander trouwens ook. ‘Dat we elkaar nog maar lang bespaard mogen blijven,’ zei Reve, en daar had hij wél gelijk in.

Gelukkig mag ik het dit weekend weer eens ondervinden, de Germaanse formaliteit: lekker Sie-en tot Je een ons weegt.

 

* ‘Lieve’ bijvoorbeeld in het tweede mailtje dat u krijgt – dan sterft er toch langzaam een stukje beschaving af.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.