On the road

IMG_6282Door dichte sneeuwval reed ik Parijs uit. De wissers slingerden hoopjes vlokken van links naar rechts over de ruit en recht voor me ontstond die maalstroom, de tunnel die altijd opdoemt als je door zware neerslag rijdt.

‘Als je daar te lang naar kijkt dan verdwijn je d’rin,’ zei de rat vanaf zijn plekje naast de hoofdsteun. Zijn adem stonk. ‘Ze zallen zeggen dat je de controle over het stuur verloren heb, maar eigenlijk zal je vertrokken zijn-‘ Hij sloeg zijn staart om zichzelf heen en nam daarbij mijn wang mee. Kippenvel trok over mijn rug. ‘-naar die andere plek.’

Die andere plek,’ herhaalde ik spottend, maar besefte dat angst vooral leeft in het aspecifieke. Vandaar het donker. Altijd weer het donker.

‘Geef licht en de duisternis zal vanzelf verdwijnen,’ zei ik hardop in de verder lege auto.

‘Erasmus,’ zei de rat en begon breed uitgemeten te kokhalzen.

‘Show-off.’

Een haarbal / dode muis / kattenfoetus landde op de middenconsole van mijn geleende auto. ‘Jij begon, pik.’

Na een paar dagen in Parijs had ik mijn laatste avond laten ontaarden in een maalstroom van horecabezoeken die eindigde met een episch sneeuwballengevecht bij een krakerscafé naast mijn hotel in het 17e. Sinds vanochtend half vijf was de rat er. Negeren en aspirine hadden niet gewerkt.

Het aantal begaanbare rijstroken kromp en na een tiental kilometer reed ik – schijnbaar als enige – over de de rechterbaan, met al die witheid om me heen.

Ik rommelde wat met de radio, maar durfde mijn ogen niet lang genoeg van de weg te halen om een zender te zoeken.

‘Als vastzitten in ruis,’ zei ik, en draaide de radio weer uit.

‘Harder,’ zei de rat. ‘Je rijdt als een cavia.’

Ik weet niet waarom ik naar hem luisterde. Misschien was ik bang dat de sneeuw me in zou sluiten, dat er vlok voor vlok een graf voor me gebouwd werd, hier ter hoogte van god-wist-waar-ik-was. Pas toen ik twee achterlichten zag met een feller mistlicht daaronder, durfde ik weer gas terug te nemen. Een vorm van kramp was in mijn handen gekropen. Het kostte me moeite het stuur los te laten, maar ik probeerde de radio nog eens, hopend op een doorrookte franse DJ om mijn rat mee te weg te spoelen.

De lichten voor me vlamden op en ik remde, maar naderde mijn voorligger te snel. Met nog geen halve meter over rammelde de ABS me tot stilstand.

‘Fuck,’ zei ik. De autoruiten trilden door het beuken van mijn hart.

‘Een haartje,’ zei de rat, en boerde.

De wagen voor me kwam niet meer in beweging. Ik keek naar de brandstofmeter, zette de motor uit en luisterde naar de astmatische ademhaling van de rat.

‘We gaan eraan,’ zei hij na even. ‘Dadelijk klapt er hier iemand vol achterop en dan zijn we hartstikke dood en koud als ijslollies.’

Ik klikte mijn riem los en opende het portier een stukje. Donskussenvlokjes koloniseerden mijn jas, het dashboard.

‘Blijf hier,’ zei ik, en stapte naar buiten.

‘Ammehoela,’ zei de rat, die op mijn arm sprong en over mijn schouder mijn capuchon in kroop.

De sneeuw leek van alle kanten tegelijk te komen. Met mijn hand boven mijn ogen liep ik langs de kleine vrachtwagen die voor mijn auto stilstond. Het woord ‘camion’ kwam terug van heel lang weggeweest.

Voor de camion was alles wit. Ik strekte mijn armen uit en ging op de tast verder, maar kwam geen andere wagens tegen.

Al snel waren links, rechts, voor en achter niet meer van elkaar te onderscheiden.

In mijn capuchon, zo dicht bij mijn nek dat ik zijn geringe warmte kon voelen, neuriede de rat.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Vaar uit naar het azuur

Het had zomaar een gedicht van Menno Wigman kunnen zijn. De ik-figuur, een dichter, vaak gekleed in zwart en lijdend aan een enorm zeldzame hartkwaal, overlijdt op een donderdag, vroeg in de ochtend. Zijn hart, die logge spier, verlaat hem, laf als een gedicht laat het hem staan en voor het eind van deze avond zakt de dood zijn longen in. Hij mocht maar 51 worden, en iedereen die hem gekend heeft rouwt in gelijke delen om het vroegtijdig afgekapte oeuvre en om wat een lief mens ze nu moeten missen. Een gemis zo hevig en dramatisch dat zijn naam in alle kranten komt te staan.

Een dagje dan. De nieuwsdienst pokert met je hoofd. Op vrijdag verkleedt de oliedomme, boertige presentator van een voetbalprogramma zich als vrouw, om iemands geslachtsverandering belachelijk te maken. Lelijk, zo lelijk, ja, steeds lelijker. De ik-figuur is niet eens meer verbaasd dat alles wat zo laag en lelijk is zo sterk en stevig staat, hij weet het: iedereen zijn eigen hel. In leven blijven, naar je werkplek tijgen, de hele week verkookte koffie prijzen, onder collega’s lijden, loon opstrijken, op zondag naar een tuincentrum toe rijden.

Gedurende het weekend verslechtert het weer. Laag en overspelig sloop de zomer weg, of nee, het was februari. Maakt ook niet uit. Ik denk dat dit gedicht best zonder kan. Vergeet de onzin van natuurlyriek en schop de weerberichten uit de poëzie.

Eveneens op donderdag is de begrafenis. Subtiel, zelfs zijn dood houdt zich aan een strak metrum. Aarde, hier komt een eerzaam lichaam aan. Maar de aarde hoeft het lichaam niet, het vriest al dagen en de grond van Zorgvlied sluit zich als een kluis. Het had echt een gedicht van Menno kunnen zijn, de doodgraver die vloekend en zweet van zijn voorhoofd wissend een weerbarstig graf uit de aarde bikt. De witte middag hapert tussen hoop en vrees. Aarde, wees niet streng, proberen we nog, en het werkt. De uitvaart gaat door. Je dacht, hoop ik, toch niet aan troostmuziek? Graf in, graf dicht, fles open. Ik zou wel willen dat het anders was. dat is het ook. Je mist iets en verpleegt het.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Wetjes van… borrelen voor gevorderden

Nooit kwam ik een begaafder causeur tegen dan de Nederlandse ambassadeur in Griekenland op een receptie in Athene in 2005. Iedereen kan bijleren waar het keuvel en plezierig onderhoudend converseren aangaat, maar ik moest van ver komen. Ik heb good conversationalists dan ook altijd benijd en ik heb heel wat van dit soort lijstjes bestudeerd. Sommige zijn heel handig. Nu trof ik mij de laatste weken een aantal malen aan in gesprek over een Wet Van. Hoe ik daar belandde? Waarschijnlijk vanuit de overweging dat je in een conversatie soms eerst wat moet geven om tot een gesprek te komen?  ‘Ben je toevallig bekend met de Wet Van Humboldt?’ hoorde ik mij eens zeggen. Een andere keer ‘Heb ik je wel eens verteld over de Wet Van Parkinson?’ een volgende keer trachtte ik midden in de belangstelling te staan door het Effect van Forer omstandig uit te leggen. Ik heb Boob’s Law vorige week aan den lijve ondervonden.

Het opvoeren van een Wetje van is een risico, want de eerste wet van de conversationalist indachtig: ‘Conversatie ontstaat wanneer iets gezegd wordt waarop makkelijk iets geestigs terug te zeggen is’ – aangeven dus – moet je wel het gevoel hebben met iemand van doen te hebben die niet met de mond vol tanden staat na zo’n uitweiding. ‘Oh, goh zeg! Ik moet trouwens even naar de wc…’

Op een nieuwjaarsborrel van de gemeenteraad met de Wet van Parkinson aankomen (Work expands to fill the time available for its completion) is een gevaarlijke. In alle andere gremia werkt ‘ie heel goed. Want wie heeft geen ervaringen met ambtelijke organisaties waar steeds meer mensen nodig zijn om steeds minder te doen. De Wet van Hartman is een eenvoudige afgeleide ervan. ‘Hoe ambtelijker de organisatie, hoe langer de mail.’

Hoe meer borrels, hoe beter je wordt, soms tot enthousiasme aan toe. Maar altijd weer keert ook de dode borrel terug. Sjorren aan een dood paard. Gesprekken worden wel echt leuker met een aantal handigheidjes. Waar bij de elegant open actuele vraag het best werkt: ‘Kende jij Theo Hiddema al voordat hij zo’n vernuftig  politicus werd?’ Iemand proest in zijn chardonneetje en de toon is gezet.

Maar we waren nog bij het Effect van Forer, niet sympathiek te reveleren op de jaarvergadering van horoscoopschrijvers, maar elders steeds aan te bevelen.

Ik heb al een boel geleerd. Geen inzicht op zijn beurt verhelderender dan dat van de schrijver W. die halverwege een zin op een borrel zei: ‘ik ga even draaien.’ Die heb ik sindsdien vaak gebruikt om me te verlossen van vasthoudende en gortdroge gesprekspartners. (Die ik dus zelf toen was.)

‘Ik ga even draaien’ en weg ben je.

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, heeft een angstaanjagend borrelmoyenne, en droomt altijd over reizen.

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.