Andere kant

Ik tikte deze blogjes steeds op dinsdagavond als B naar bed was, in een afkoelend huis met het donker om me heen getrokken.

Omdat mijn day job de laatste tijd ook ‘s avonds beslag op me legt lukt dat niet meer, en dit schrijf ik dan ook terwijl B onze zoon naar school brengt.

Dochter Ada speelde een tijdje met Duplo op de vloer achter me – opvallend, hoe zwaar baby’s door hun neus kunnen ademen – inmiddels zit ze op mijn schoot. Elke derde letter is van haar en elke vierde aanslag een backspace.

Laatst keek ik The Only Living Boy in New York. De film haalde een oud gevoel naar boven, deed denken aan de sfeer in de boeken van Paul Auster, die me een tijdje liet geloven dat er zoiets bestond als schrijver zijn. Ik hoefde alleen maar dat eerste boek uit te geven en een even betekenisvolle als melancholieke wereld zou voor me open gaan.

Toen mijn bundel nog uit moest komen heb ik een ochtend in een coffeeshop in Brooklyn zitten schrijven. Zie het als een bedevaart. Daar ontstond het verhaal Omar, over een jongen die op een winterochtend denkt aan zijn verslaafde moeder. Recensenten zouden Omar later het beste verhaal van mijn debuut noemen. Dat durfde ik niet te dromen terwijl ik eraan werkte met die dampende espresso naast mijn elleboog, maar ik wist wel dat de sfeer ervan bijzonder sterk was.

Nu ik me een aantal jaren schrijver noem is de wereld die Paul Auster opriep niet meer dan een prachtig sprookje gebleken.

Henk van Straten schreef in een van zijn blogs dat lezers vaak raar opkijken als ze hem ontmoeten. Hij zou niet lijken op de Henk uit zijn stukjes. Zou de echte Paul Auster de sfeer bij zich dragen die ik in zijn boeken vond?

Wat ik in mijn eigen werk laat zien is mijn stille, liefhebbende, contemplatieve kant. Wie zich daartoe aangetrokken voelt zal raar opkijken als hij me in het nachtleven tegenkomt.

Toch houden lezer én schrijver waarschijnlijk het meest van diezelfde kant.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Free speech – Story en Privé heten nu twitter en facebook

In  Free Speech: Ten Principles for a Connected World  toont Timothy Garton Ash heel mooi en overzichtelijk hoe een door de Amerikaanse Defensie gesubsidieerde reeks computers in de jaren ’50 die een netwerk vormen, tot een wereldwijd internet uitgegroeid is en wat dat betekent. Het eerste bericht dat ooit verstuurd werd luidt ‘Lo’ en het had ‘Log’ moeten zijn maar voordat de computers aan de laatste letter aankwam crashten ze.

O zalige tijd. Dat zouden meer computers moeten doen.

Het is wel eens goed met een slimme gids het pad te lopen vanwaar we kwamen. We kwamen hiervandaan: de eerste website ooit zag er zo uit. In deze eerste website uit 1990 toont Tim Berners-Lee wat de uitgangspunten zijn van zijn idee van een wereldwijd web.

Daarna begon het tijdperk van het Vrije Woord. Verbazingwekkend is altijd hoe bladen als Story en Privé hun tijd ver vooruit waren. Hoewel ik zeer welbewust geen Twitter- of Facebookaccount heb spuit de flauwekul toch ook soms mijn kant op. Het verweer van twitteraars is altijd dat de Tunesische Lente niet mogelijk zou zijn geweest zonder Twitter. Dat de beste berichten kort na een ramp via Twitter komen. Ja, en in playboy las je altijd de beste interviews. Twitter en facebook spreken het ‘rel-gen’ in de mens aan. #metoo heeft natuurlijk veel mensen bevrijd, neem ik aan. Toch is de mate waarin hele drommen van mensen zich in allerlei relletjes storten ook echt verbazingwekkend en misselijkmakend. Er branden nu wel vier van die flauwekulvuurtjes.

Op internettijddschrift Tzum wordt een redacteur bij naam genoemd die geslachtofferd werd in het #metoo geweld. Terecht of onterecht lijkt me geen kwestie. Wat hebben we er allemaal mee te maken? Dat lijkt me relevant. En waarom wil zo’n flutblad als Tzum dan zo graag zijn naam noemen? En dan schijnheilig semi-journalistiek na-beargumenteren. Schei toch uit. In de prullenbak met die Privé -Tzum.

De opnames van House of Cards worden stilgelegd omdat men iets verneemt over Kevin Spacey. De hele wereld draait door over Jelle Brandt Corstius die een redelijk goed aan te wijzen persoon beschuldigt, maar niet bij naam noemt. Is dat niet iets tussen die heren? En als het antwoord daarop is ‘Nu durfde ik pas, en ik heb toegang tot de praattafels’, hoe moet dat dan met mensen die dat niet hebben? Is het wel zo emancipatoir?

Seksueel overschrijdend gedraag is laakbaar, zoveel is evident, maar waarom moet iedereen die toegang tot de media heeft, en volgens Garton Ash is dat in de westerse wereld tussen 80-100%, zich daar dan op storten? Of om de rellerigheid nog wat te verbreden: als Charlotte Mutsaers niet goed genoeg naar een mediatrainer heeft geluisterd, moet daar dan een hoeveelheid berichten over rond gaan die makkelijk een telefoonboek vullen. Van mij niet.

Ik probeer de vraag te stellen vanuit je hoofd wanneer je -als god het wilt – 96 jaar bent geworden en terugkijkt op je leven en denkt: deed ik het goed: was het nou zinnig dat ik alle relletjes najoeg op Twitter en Facebook, net als men het bij de kapper in de jaren ’80 deed. Werd ik er een beter mens van? Wat leerde ik? Waarin verschillen deze relletjes van ouderwetse roddel en achterklap? Wat brengt sensatiezucht van dit type me nu eigenlijk? Standrecht. Volksgericht.

Of elementairder: wij richten onze aandacht hierop. Waar zouden we onze aandacht beter op kunnen richten? Is dat een erg idealistische of brave vraag? Ik wil die vraag toch wel stellen. Uit verbazing en verveling. We zijn hier aanbeland. Het is zo oninteressant. Maar willen we dat? Levert het ons genoeg op? Is het interessant genoeg? Is ons brein hiervoor bedoeld? Voedt het zich er voldoende mee?

Tien minuten naar bijvoorbeeld onderstaand gedicht kijken is in eerste instantie minder aantrekkelijk dan een relletje, maar laat je achter met een veel beter gevoel.

 

Lied van de zee

Capri, Piccola Marina

Oeroud waaien uit zee,
zeewind bij nacht:
jij slaat op niemand acht;
als iemand waakt,
moet hij maar zien waarmee
hij jou doorstaat
oeroud waaien uit zee,
wind die alleen
waait als voor oeroude steen,
die wijd en zijd
louter ruimte doorsnijdt…

O hoe voelt jou die ene
bottende vijgeboom
waarover maanlicht stroomt.

(R.M. Rilke, vertaling Peter Verstegen)

 

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Dat

Mijn dochter begint later met praten dan mijn zoon. Nadim zei op haar leeftijd papa, mama, paard en molen, maar in haar bijna twaalf maanden heeft Ada alleen het woordje dat gezegd.

Ze wijst erbij, en haar woord drukt altijd een wens uit. Het bedoelde ding, dier of mens wil ze vastpakken, voor zover het gaat in haar mond stoppen.

Als je het geliefde object vervolgens bij haar weghaalt wordt Ada enorm kwaad. Ze schreeuwt harder dan je van zo’n klein mens zou verwachten.

Wat bij baby’s verdriet genoemd wordt is in mijn ogen vooral boosheid, frustratie. Verdriet lijkt iets van een andere orde, iets wat later komt.

Voor verdriet heb je de interpretatie van een verlies nodig, het vermogen te wanhopen omdat je weet dat een geliefde misschien wel wegblijft.

Misschien is alle taal een poging om een afstand tot iets wat we wensen te dichten. Zo ja: wat zijn die verhalen van me dan?

Wat is mijn dat, hetgeen ik hoop te krijgen en waarvoor ik al mijn woorden inzet?

Net als Ada laad ik mijn mandje vol met waar ik graag naar kijk. Ik kies beelden, plekken, personen. Dat, zeg ik. Dat. En dat ook.

Als iemand me een personage afnam zou ik krijsen net als zij. Of ik ook verdriet zou voelen weet ik niet. Misschien gaat dat te ver voor fictie.

Misschien is de wereld van mijn dochter nu nog fictie; wordt het allemaal pas echt als ze leert dat dingen en personen voor altijd weg kunnen blijven.

Is het vermogen verdriet te voelen een gevolg van het besef van tijd?

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.