Merel

Ik bracht mijn zoon naar school. We sloegen af ter hoogte van het Van Oldenbarneveltplein en ik zag een merel zitten aan de voet van een boom.

Het beestje zat daar zo stil vlakbij de drukke weg. Iets in zijn houding deed me stoppen. Nadim bokte op de stang, wilde vooruit, naar school, rondrennen.

‘Waarom stop je?’

‘Die merel,’ zei ik. ‘Ik denk dat hij is aangereden.’

De vogel liet zich oppakken – dan weet je al dat ze het niet lang gaan maken – en nu zag ik dat zijn rechteroog verdikt was, zijn koppie vreemd afgekant.

Een klein overspannen hart roffelde in mijn hand en een rilling trok over zijn veren. Ik houd van merels, hoor geen vogel liever fluiten. Hun lied is melancholisch, droef en warm tegelijk zoals de loopjes in de nocturnes van Chopin.

‘Lief,’ zei ik tegen Nadim, en besefte hoe paradoxaal dit was. ‘Kijk maar even niet.’

Ik klemde het koppie in mijn ene hand en het dunne nekje in mijn andere, voelde het hartje versnellen. ‘Hij is gewond. Ik moet hem dood maken.’

Voor ik het niet meer zou kunnen gaf ik een ruk aan de iele wervels tot er iets knakte. Het trillen in de veren werd heviger en verstilde heel geleidelijk. Toen ik de vogel neerlegde bewoog hij licht.

‘Hij leeft nog!’ riep Nadim, en ik dacht: Lieve jongen. Nee.

Het laatste stukje fietsen was hij stil en zwaar als zand. Ik parkeerde, tilde Nadim van de stang en vroeg of hij over de merel wilde praten. Hij wilde niet. In de klas, wachtend op de bel, zat hij landerig bij me op schoot. Ik mompelde nog in zijn oor dat het soms beter is een diertje uit zijn lijden te verlossen, en vroeg me af of dat wel waar was.

Wanneer het moeilijk wordt leggen we onze kinderen de dingen uit zoals ze ooit aan óns zijn uitgelegd. We pakken terug op oude woorden als we geen eigen woorden te bieden hebben.

____________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

recent

Help, een brief!

‘Er zijn vast miljoenen mensen over de hele wereld die nooit een liefdesbrief krijgen… Ik zou hun voorman kunnen zijn,’ aldus Charlie Brown. In de tweede helft van de vorige eeuw klonk dat een stuk zuurder dan vandaag de dag. wie krijgt er nou nog een liefdesbrief? Daarvoor is het app’je in de plaats gekomen, als je geluk hebt met tekst, maar de meesten zullen het moeten doen met enkel een hartje <3. E-mail lijkt me niet geschikt voor zulke epistels, al was het maar omdat ze niet te parfumeren zijn, ik noem maar wat – of zou sexting de liefdesverklaring van deze tijd zijn?

In mijn volwassen leven stond de teller van verstuurde brieven lang op 1. Ik stuurde ooit een brief (geen liefdes-) aan een vriendin die net verhuisd was, maar het antwoord kwam in de vorm van een lange telefonade, zodat onze voorgenomen correspondentie een vroege dood stierf. Sinds kort zijn er zomaar twee brieven bijgekomen. En er komt nog antwoord ook, waardoor zich de vraag aandient: hoe nu verder?

Met die paar brieven aan epistolaire ervaring kan ik wel wat hulp gebruiken. Oefening om mijn gedachten op papier (of het scherm) te zetten heb ik, naar ik hoop, niet meer nodig, maar het vinden van een onderwerp dat het waard is om briefpapier en inkt aan te spenderen is een ander verhaal. Hier op het blog klik ik op de knop ‘publiceren’ in de wetenschap dat ik alles nog kan aanpassen of terugtrekken, terwijl de brievenbus onverbiddelijk is. Niet dat dat me beangstigt, al word ik me des te meer bewust van wat ik schrijf. Tegenstrijdig genoeg, want in principe is er maar één lezer aan wie ik schrijf, geen buitenwacht.

Ik heb veel brieven gelezen van anderen, zij het uitsluitend in boekvorm gepubliceerde. Oudjes hoor. De didactische brieven van Seneca, de banter van Petrarca, de wisseling van Abelardus en Héloïse – alles met het idee dat er niets mooiers bestaat dan dat. Maar er is nog veel meer moois: de brieven van August Willemsen, bijvoorbeeld. Toen ik me onlangs aan het schrijven van een brief zette, veranderde van het een op het andere moment ook mijn leesgedrag. Op het nachtkastje liggen nu weer de brieven van Marian Plug en Willemsen, die pak ‘m beet een halve eeuw beslaat. Ik heb de brieven van Kellendonk en het brievenboek van Ilja Pfeijffer, hoe doorgecomponeerd ook, uit de kast gehaald om eens te kijken hoe ze het doen, en wat ze eigenlijk allemaal schrijven en met wie ze dat delen.

Ongemerkt schreef ik over de jaren ontelbare ‘brieven aan mezelf’, zo zou ik ze althans kunnen noemen, alle aantekeningen, dagboekachtige notities en verhaalgelijkende schrijfseltjes. Het verschil is alleen dat ik die pennenvruchten verder als doodgeboren beschouw omdat ze voor niemand in de buitenwereld zijn bestemd, zelfs niet voor één ander paar ogen. De uitdaging zit nu juist in de vraag hoe ik mijn wederwaardigheden en wetenswaardigheden voor de ander interssant kan maken en daarbij misschien ook voor mezelf. Wat kan je ook vinden op Wikipedia en waar heb je mijn krabbels voor nodig? Ik richt me om te beginnen op mijn herinneringen, ervaringen en gevoelens (voor zover niet op internet beschikbaar). Het intieme medium dicteert dat welhaast, want een brief schrijven betekent nu eenmaal tijd maken en aandacht schenken, in tegenstelling tot alle digitale vormen die er zijn om communicatie te versnellen. De pen vertraagt het schrijfproces juist, zodat er uit de grote grabbelton bovendrijft wat er echt toe doet: het unieke en intieme.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds vier jaar blogt hij voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De fenomenen – Jean Dubuffet

Je hoeft niet eens knetterbezopen te zijn om te denken dat het oppervlak van een muur je van alles te vertellen heeft. Het helpt natuurlijk wel. Op een zonovergoten dag staar je naar tien vierkante centimeter zand naast je badlaken, peinzend volg je de nerf van het hout van je tafel naast je laptop, je verdiept je in twintig centimeter van zijn of haar huid, na een val kom je bij op bosgrond waar je eerst aandachtig minutenlang de humuslaag monstert.

 

vrijwel) niets -. Weinig

doet er toe. Het voorwerp
dat ik fixeer, is op zoek
naar zijn woorden en hun

cercle. Ik schenk een glas

bier in; open de portable:
2, 3 absences zullen bekend

raken; een voorwerp raken;

er vrijwel nooit geweest zijn.

              (Hans Faverey, Gedichten, 1968)

 

Ik werd opeens gegrepen door ‘de fenomenen’ van Jean Dubuffet. In het Stedelijk Museum is een vleugel ingeruimd met zijn werk. Daaronder 18 lithografieën zoals opgenomen in zijn serie Le Preneur d’empreintes. Dat is een publicatie uit een groter geheel, 324 litho’s die hij maakte tussen 1958 en 1962, op zoek naar ‘de fenomenen’.

dubuffet_pagina_interna_0De serie in het Stedelijk is een heel mooi tussenvorm van abstract en heel concreet. Het zijn litho’s die tot stand kwamen door gedeeltelijk natuurlijke processen. ‘In deze werken, verzamelt Dubuffet afdrukken van verschillende oppervlakken die halverwege een proces zijn gefixeerd,  Dubuffet past procedures toe als verpulveren, samenvloeiing en gedeeltelijke vermenging van vloeistoffen op steen, met als doel visuele analogieën te bereiken met fenomenen die verband houden met natuur en in het bijzonder de aarde. Het resultaat, nog steeds een unicum in lithografie, is een spectaculaire ‘atlas’ van kleur- en zwart-witbeelden, ogenschijnlijk abstract en toch realistisch; een precieze en poëtische indeling van grote en onmerkbare, zichtbare en onzichtbare gebeurtenissen waarin de kunstenaar de wereld door de ogen van de geoloog, de botanicus, de landmeter en de kunstenaar lijkt te observeren en opnieuw te creëren,’ vertaal ik (herschrijvend waar ik het niet begreep)  een enthousiaste Engelstalige website uit Padua maar even, waar de volledige collectie ooit vertoond is.

IMG_6150Dan begrijp ik het ook beter. Dubuffet bestudeert de natuur, en dat is wat ik blijkbaar mooi vind. Ik fotografeer al jaren korstmossen op stenen zonder dat ik weet waarom. In welke film wordt van dit geniale idee nou ook weer gebruik gemaakt: de hoofdpersoon droomt of ziet voortdurend een patroon dat hij niet begrijpt maar dat iets voor hem betekent, hem iets lijkt te willen zeggen.  Aan het einde van de film, als de hoofdpersoon sterft zien we vanuit zijn stervend oog een patroon in het vloerkleed waarop hij ligt: het patroon.

Huiveringwekkend. De litho’s van Dubuffet raken aan een heel elementair zien, aan het willen ontwaren van betekenis in een grillig oppervlak, maar tegelijkertijd de geruststellende aanwezigheid van zo maar een oppervlak, een natuurlijk oppervlak waar we in de uiterlijk wereld altijd door omgeven zijn. Het betekent

vrijwel) niets. Weinig

 

——-

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

Hier nog een fraaie van Dubuffet in het MoMa.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.