Bukowski in de speeltuin

Ik las op een bankje in de speeltuin Ham on Rye van Charles Bukowski. De kinderen speelden bij de zandbak. Boven de zandbak zijn een aantal ronde betonnen bakken en als je daar water in gooit dan loopt het water van de ene bak naar de andere en als je met zand dammen maakt dan is dat water zo’n beetje op z’n plek te houden en dan is die tijd in de speeltuin in ieder geval voor de kinderen goed door te komen. Voor mij ook, met dat boek.

De moeder van een vriendje van mijn zoon vroeg welk boek ik aan het lezen was. Ik liet het omslag zien en de moeder trok een vies gezicht. Ze zei dat ze Bukowski haatte. Waarom? vroeg ik. Ik weet dat Bukowski bij heel veel vrouwen niet goed ligt, maar wilde toch weten waarom.

Ze vertelde dat ze hem niet uit kon staan door zijn vrouwonvriendelijke teksten, de stereotyperingen van vrouwen, het zuipen en de smerigheid. Ik knikte. Zo kun je zijn teksten lezen. Zo kun je hem zelf ook zien. Bukowski was geen keurige man. Bukowski staat ver van moraal, in zijn eigen beroerde leven, en in zijn teksten.

bukOok al gaat Ham on Rye over de jonge Henry Chinaski, dit boek is niet anders. Daarnaast is het schrijnend en grappig. Soms heel grappig. Dus ik vertelde de moeder over de passage waarin de minnares van de vaderfiguur (een verschrikkelijke vader) bij het gezin Chinaski in huis is en de moeder volledig overstuur is en tegen de jonge Henry zegt: ‘Je vader zegt dat hij van deze vrouw houdt.’

In het bijzijn van zijn ouders en de minnares zegt Henry: ‘Hoe kunt u nou van die vrouw houden? Moet je haar neus zien.’

Daar kon de moeder in de speeltuin wel om lachen. Ik vertelde ook over de manier waarop de pa van Henry de minnares ontmoet had en ook dat vond ze geestig, en erg beeldend geschreven.

Henry en zijn vader moeten geld innen voor hun melkkar en als ze bij een huis aanbellen doet een vrouw open die zijn vader vraagt binnen te komen om de geldkwestie even te bepraten. ‘Mijn vader ging naar binnen en de deur ging dicht. Hij bleef een hele tijd binnen. De zon was al helemaal op. Toen mijn vader naar buiten kwam, hing zijn haar naar voren.’

De moeder in de speeltuin zag het allemaal voor zich, alleen door de beschrijving van het kapsel van de vader. Ondanks de moraal die ook deze moeder in haar greep hield, is dit bijzonder sterk en eenvoudig proza.

Bukowski wordt vaak in verband gebracht met bovenmatig drinken. Mensen die dat doen, en dat zijn er erg veel, kunnen niet lezen. Ze kunnen zich in ieder geval niet inleven. Bukowski dronk veel en liet zijn personages erg veel drinken, hij schreef echter niet over drinken. Bukowski schreef over vertrouwen, over de moeilijkheid ervan, over wantrouwen dus eigenlijk, over de overgave die vertrouwen vereist. Dat drinken is slechts een gevolg van het missen van die overgave. Van angst.

Om dit te illustreren hier een fragment uit Factotum:

‘Ik vond een baan via de krant. Ik werd aangenomen in een kledingzaak, niet in Miami maar in Miami Beach, en ik moest elke ochtend met mijn kater het water door. De bus reed over een hele smalle strook cement die uit het water stak zonder vangrail, zonder iets, dat was alles. De buschauffeur zat ontspannen in zijn stoel en we raasden over die smalle cementen strook omringd door water en alle inzittenden, de vijfentwintig of veertig of tweeënvijftig mensen in de bus hadden vertrouwen in hem, maar ik nooit. Soms was er een nieuwe chauffeur, en ik dacht: hoe selecteren ze die klootzakken? Er is diep water aan beide kanten en met één verkeerde beweging brengt hij ons allemaal om zeep. Het was absurd. Stel je voor dat hij die ochtend ruzie met zijn vrouw had gehad. Of dat hij kanker had? Of visioenen van God? Slechte tanden? Om het even wat. Hij zou het kunnen doen. Ons allemaal het water in rijden.’

Jan van Mersbergen


recent

En de winnaar is: een blonde vrouw

Ik ben vier keer voor een literaire prijs genomineerd geweest en drie keer won een blonde vrouw en twee keer was de winnende vrouw een knappe blonde vrouw.

cupIedere keer was ik erg blij met mijn nominatie, maar ook probeerde ik het hele gedoe van een literaire prijs te relativeren, te denken dat het stompzinnig is om boeken te vergelijken, en dat het ook stompzinnig is een van de vijf of zes een klap geld te geven en de andere schrijvers een aai over de bol, en dan kwam ik braaf opdraven in het zaaltje waar de bekendmaking plaats zou vinden, liet me interviewen voor publiek of zat daar gewoon een hele tijd zonder iets te hoeven doen, en wachtte keer op keer af tot de juryvoorzitter bekendmaakte dat er een blonde vrouw gewonnen had. Overigens, die keer dat er geen blonde vrouw won, ging de prijs naar een man en bij die prijs was geen uitreiking waar alle genomineerden bij aanwezig zouden zijn, dus daar heb ik geen beeld bij.

Nu kende ik de ene knappe blonde vrouw al uit mijn tijd dat ik in het theater werkte en de andere knappe blonde vrouw heeft ook bij het theater gewerkt en haar heb ik ook leren kennen, en met beiden heb ik heel goed contact en die prijzen ben ik al bijna weer vergeten, zoals ik ook de andere winnares al bijna weer vergeten ben.

Tot laatst een man uit de buurt me vroeg naar mijn laatste roman, hoe het ermee ging en hoe de recensies waren en hoe de verkoop ging, en dan zeg ik altijd: Goed, goed, goed. Dus dat zei ik nu ook. Goed, goed, goed.

De man zag wel aan me dat ik zijn vraag ontweek en dat de verkoop helemaal niet goed was, en die recensies had hij misschien zelf wel gelezen, en hij dacht na en zei hij: Je zou eens een prijs moeten winnen.

Dat is een goed idee, zei ik.

Hij zei: Ja, want dan verkoop je nog eens een keer wat en dan is je uitgever echt blij met je en dan kom je in alle bladen.

Goed, zei ik. Dat ga ik doen.

Hij stond daar op de stoep, met een tevreden gezicht, en ik dacht aan een blonde vrouw, knap of lelijk, en aan de boeken van blonde vrouwen die er het afgelopen jaar verschenen zijn, stapels en stapels, en ik zei de man gedag, zei dat ik verder moest, en trok aan de riem van mijn hond, want altijd als ik dit soort types tegen kom, loop ik met de hond over straat.

Ik zit erover te denken die hond te verkopen.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Binnenvaartschipper viert Carnaval

Ik heb op de radio gezegd dat ik tijdens mijn Blogger in Residence-periode een en ander zou vertellen over de roman waar ik momenteel aan werk. Bij deze. In de radiouitzending van De Avonden zei ik dat ik een beroep moet zien te vinden voor mijn hoofdpersoon, en dat beroep heb ik gevonden: Binnenvaartschipper.

bBelangrijk was dat de man lange tijd weg is geweest uit de stad waar het verhaal zich afspeelt. Die stad ligt aan de Maas. In die stad wordt Carnaval gevierd. De roman speelt zich volledig af tijdens Carnaval. En de hoofdpersoon komt er weer terug.

Nu heb ik al een verhaal, en dat verhaal is natuurlijk het belangrijkste gegeven voor de roman. Helaas kan ik niets over het verhaal vertellen. Ik ben vreselijk bang dat iemand dit verhaal jat. Over de binnenvaart en over Carnaval kunnen niet genoeg boeken geschreven worden.

Toen ik een jaar of zeventien was zat er een jongen bij mij in de klas wiens vader op een zandschip voer. Ik ben een keer met ze mee geweest de Waal op, van Woudrichem naar Dodewaard. Hele stukken heb ik toen gevaren.

Er zat geen roer in dat de kajuit, maar een klein stuurknuppeltje. Echt een miniem ding. Ik herinner me dat je een groen bord – of ene blauw bord, dat moet ik opzoeken – moest uitklappen als ik een schip rechts inhaalde, of als een schip ons tegemoet kwam aan die rechterkant. Gewoon aan een touw trekken en passeren. En zwaaien, vooral naar alle andere schippers, schippersvrouwen en matrozen zwaaien.

Ik vond de binnenvaart gemoedelijk, rustig en eenvoudig, al heb ik alleen die ene dag gevaren. Nou ja, die ene dag… dat is niet helemaal waar. Ik heb zeven jaar lang iedere schooldag twee keer de Merwede overgestoken en duizenden vrachtschepen naar het oosten of westen zien glijden, in alle rust.

Echt een contrast met Carnaval, dat ik sinds een jaar of drie herontdekt heb. Oorspronkelijk kom ik uit Brabant, net ten zuiden van de eerder genoemde Merwede. Precies de lap klei waar geen Carnaval gevierd wordt. Nu vier ik het nu in Venlo. Het is geweldig. Het heet daar Vastelaovend.

vasteIn Brabant is Carnaval ranzig. Het bier, de muziek, de boerenkielen. Allemaal ranzig. In Venlo ziet iedereen – werkelijk iedereen – er tiptop uit. Daar kom je niet weg met een kiel en twee ovenhandschoenen en een ouwe broek. In Venlo wordt alleen muziek uit Venlo gedraaid. Geen ranzigheid, hoe poëtisch sommige krakers kunnen zijn. Denk aan het Bloementjesgordijn. In Venlo draaien ze vrolijke opbeurende muziek, waar ik bijna dagelijks naar luister. Zie die vrolijke mensen in hun kleurige blousjes zwaaien. Zwaai terug! In Venlo is het bier soms wel ranzig, maar dat kan niet anders.  

Daar ben ik dus over aan het schrijven. Een binnenvaartschipper die Carnaval viert. Deze fase van het schrijven is bijzonder omdat de keuzes onbeperkt zijn en tegelijkertijd spannend omdat ik toch echt keuzes zal moeten maken. Dat inperken is doodeng, vooral wanneer je kiest voor een binnenvaartschipper die Carnaval viert. De enige overeenkomst die ik momenteel heb: zwaaien.

Ik zal er nog zeker twee jaar aan werken. Door het Amsterdam-Rijnkanaal varen hele grote schepen met droge lading, en ook in Amsterdam Noord, vlakbij de pont, kan ik ze bekijken. Wat met de mensen praten, misschien een keer meevaren. Ik volg dit weblog, geschreven vanuit het perspectief van een scheepkat. Het weblog bevestigt mijn beeld van de binnenvaart.

Wat betreft Carnaval zal ik in februari weer de nodige ervaringen opdoen, in Venlo.

Jan van Mersbergen