De dood beleeft men niet, schreef Ludwig Wittgenstein eens en ik heb jarenlang deze zin met instemming meegedragen. Maar de laatste tijd is mijn sympathie voor dit citaat gesleten en voel ik me geroepen er in opstand tegen te komen. Deze maand is het twintig jaar geleden dat ik L. verloor. De dood kondigde zich in haar aan. Het was onwerkelijk en angstaanjagend om te zien. Als wij uit stenen zouden bestaan dan was het L. die bij elke steen van haar eigen lichaam kon vertellen waarom hij daar niet hoorde. Ze begon zichzelf af te breken. Uiteindelijk verhing ze zich in haar kamer. Het was een zorgvuldig geplande en met diepe wanhoop beargumenteerde laatste daad.
Ik wist maanden voordat dat ze zou stoppen met leven dat ze het niet zou redden. Je kon de dood door haar leven zien groeien. Je zag het in haar lijden, je hoorde het in haar woorden, je zag hoe ze uit elkaar viel en daar te weinig tegenover kon stellen.
En deze dagen zie ik de dood ook komen voor de moeder van J, mijn vrouw. Hier komt de
dood verkleed als ziekte: kanker. Je ziet een leven langzaam bezwijken, verzwakken, vergaan. En hoewel de gehele gedaante van de dood in een zieke nog achter leven schuil gaat, beleef je de dood wel degelijk. Als toeschouwer, maar ook als stervende.
Dat men de dood niet beleeft is een bewering die ik nog steeds begrijp. Als de dood het einde van alle ervaring, van al het beleven is, dan kun je de dood zelf niet ervaren, niet beleven. De aanname is hier wel dat de dood een einde is. Wie gelooft dat de dood slechts een overgang is naar een ander ‘leven’ kan bezwaar maken tegen deze bewering.
Waar ik bezwaar tegen maak is dat Wittgenstein met een liniaal de dood gelokaliseerd heeft alsof het een punt in ruimte en tijd is: het punt van de overgang van leven naar dood. Maar de dood is vaak veel meer dan dit ene kleine moment. Het idee dat de dood keurig te begrenzen en af te bakenen zou zijn, is onzinnig. De dood heeft vage randen. Er is geen scherpe grens tussen dood en leven. Zelfs de aankondiging van het sterven behoort tot dood. Het vreemde is dat Wittgenstein een paar jaar later ook begreep dat het onzinnig is om begrippen zo nauwkeurig te willen afkaderen of te begrenzen door exacte definities. Zijn latere werk gaat over weinig anders dan juist dit. In plaats van te geloven in waterdichte definities begon hij over ‘familiegelijkenissen’ en vage grenzen van begrippen. Alleen over de dood had hij het niet meer.
Misschien dat ik de laatste maanden familiegelijkenissen zie tussen de toestand van mijn schoonmoeder en hoe L. twintig jaar geleden zich de dodelijke vernieling in dacht. Die vergelijking is vergezocht want de situatie van een oude vrouw die kanker heeft laat zich nauwelijks vergelijken met een vrouw van dertig die zelfmoord pleegde. En toch meen ik overeenkomsten te zien. Het leven trekt zich terug, de krachten nemen af en de zekerheid dat dit onomkeerbaar en niet lang vol te houden is groeit met de dag. Dat beleven is de dood.

Dit feestje
Na haar repetitie bij Orkater at vriendin M met mijn gezin mee. Sommige mensen kunnen na een hectische dag in je huishouden binnenkomen en daar iets lichts toevoegen, aandacht brengen in plaats van vragen. Vriendin M is zo iemand. Ik had saoto gemaakt op verzoek van de kinderen; we aten en daarna vroeg M of...
Lees verder
Tafel voor twee
Omdat ik in mijn eentje in Parijs was en tussen het werk door ook moest eten, besloot ik naar restaurants te gaan die me door een kennis waren aangeraden. In de toeristische steden moet je op tijd zijn; wacht je te lang dan worden die fijne zaakjes erg druk of erg duur of allebei. Reserveren...
Lees verder
Een vroege sigaret
Dat mijn oudoom Sybe Sybesma (1924-1986) in zijn tijd een bekende Friese dichter was, wist ik. Op de middelbare school heb ik zelfs een keer een presentatie over hem gehouden. Maar dat hij nog steeds een zekere bekendheid genoot, had ik niet verwacht. De afgelopen maanden ben ik voor archiefonderzoek vrij vaak in Friesland geweest,...
Lees verder
Blog archief



