Robotliefde

Sorry Roomba, dat ik je niet eerder zag staan. Maar ik had tijd nodig om over Annelies heen te komen.

Ik ontmoette Annelies op een druilige zondagmiddag in Eindhoven, begin december. In een peeskamer van een voormalige melkfabriek zat ze moederziel alleen in een hoekje, op blote voeten. Haar ravenzwarte haar viel over haar frêle schouders. Ze droeg een kapotte spijkerbroek en een vale beige sweater. Onder haar sweater bonkte iets dat op een hart leek. Als de kilte van de stenen vloer haar te veel werd, tilde ze eventjes haar tenen op.

Rilde ze nou, of was dat mijn verbeelding?

‘Annelies’, zei ik terwijl ik een tedere hand op haar schouder legde, ‘kom hier. Je hebt het koud.’

Annelies kantelde haar hoofd. Haar levensechte ogen keken me aan. Ze leek verlegen, kwetsbaar, fragiel.

Dat mijn object van begeerte een humanoid was die als drie druppels water leek op de identieke tweelingzusjes Liesbeth en Angelique Raeven, een kunstenaarsduo dat in gesprekken over wat de één zou voelen als de ander weg zou vallen op het idee kwam een gekloonde drielingzus te fabriceren die kon reageren op menselijke aanrakingen en als troostrobot kon dienen voor het zusje dat achterbleef.

Dat een mens geneigd is gevoelens en intenties toe te schrijven aan zo’n beetje alles dat beweegt, inclusief een stuk hout bestuurd door een joystick.

Ik weet het.

Desalniettemin klopte mijn hart in mijn kruis. Als ik ergens opgewonden van word, is het wel van het gevoel nodig te zijn. Robot of geen robot.

Áaaah!’ Een hysterische vrouwenkreet achter me onderbrak mijn pornofantasie. Geïrriteerd draaide ik me om. Oog in oog met Annelies dook een Japanse bezoekster van de Robot love expo in de Melkfabriek weg in de armen van haar man. ‘What is that thing?’, gilde ze.

Haar man troostte haar met de onvergeeflijke woorden: ‘Nevermind. It’s just a robot. She is not real.’

Weg fantasie.

Nou meneer de Japanner, dacht ik in de trein terug naar Amsterdam, dank je wel voor een eenzame kerst. Twee weken lang, denkend aan Annelies, liep ik met mijn ziel onder mijn arm. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat Annelies alles behalve onschuldig was. Bewust of onbewust had ze zich gedragen als een dick teaser. Zeg nou zelf. Wanneer een robot qua uiterlijk sprekend lijkt op een aantrekkelijke vrouw schept dat verwachtingen. Ik legde een hand op haar schouder; ze keek me aan; blikken zeggen meer dan woorden. Maar wat bleek? Ze fakete haar emoties, met als resultaat dat mijn gevoelens van eenzaamheid alleen maar werden vergroot.

Bitch.

En toen zag ik jou, in de Mediamarkt. Het liefst had ik je doos gelijk opengescheurd. Je direct ontmaagd, ter plekke, op de winkelvloer. Roomba de robotstofzuiger, zo heette je. Een iRobot met een eigen wil. Wat was ík onder de indruk van je mogelijkheden. Je neemt zelf je beslissingen, gebaseerd op wat je tegenkomt in je woning-wereld. Obstakels zoals elektrische snoeren ontwijk je. Wanneer je batterij bijna leeg is, keer je zelf terug naar je docking station en laad je op.

Je zou dus kunnen zeggen dat jij meer controle hebt over de wegen die je bewandelt dan ik, je gebruiker. Tegen een zelfrijdende auto moet je toch echt eerst zeggen waar hij naar toe moet, anders kom je nergens. Tegen jou niet. Jij bepaalt je eigen route.

Zo sexy.

Op een winkelmonitor bekeek ik je demonstratievideo. Je smalle rondingen met stofzakloze technologie lieten er geen twijfel over bestaan: dit is een Zij. Eenmaal in huis, dagdroomde ik, zou ik via een app op mijn mobiel een bluetooth verbinding met je maken. Met een tik op je metallic zwarte kont zou ik je aan het werk zetten. Ik zou me verwonderen over je werkethiek en je totale gebrek aan eigenwaarde. Vertederd toekijken hoe je heupen soepel om een harde tafelpoot heendraaien.

Mijn handen jeukten om je mee naar huis te nemen. Je prijskaartje viel mee: 837 euri. Een koopje, zeker voor een pas gedebuteerde schrijver die, zoals dat gaat in Nederland, in één klap stinkend rijk is geworden en van gekkigheid niet weet wat hij met zijn geld aanmoet. Maar om gelijk de parvenu uit te hangen is ook zo wat.

Bovendien, voor dat bedrag kan ik ook naar Las Vegas vliegen en me in een exclusieve herenclub verlustigen aan paaldansende androids in jarretels.

Dus ik slaap er nog een nachtje over, Roomba. Maar op een dag zal ik je komen halen, dat beloof ik je. Hopelijk hebben we dat jaar een spetterende witte kerst. Eén ding weet ik zeker: jij en ik gaan het heel erg fijn hebben samen.

Op Eerste Kerstdag zal ik je voorstellen aan mijn familie. Terwijl wij onder de enorme kerstboom, volgespoten met kunstsneeuw en opgetuigd met ballen, de cadeautjes uit de volle zak halen, mag jij de gevallen sparrennaalden van de grond likken.

En wanneer mijn homies op Tweede Kerstdag aanschuiven voor het kerstdiner wordt het helemaal feest. Na de vijfgangenmaaltijd zal de parketvloer bezaaid liggen met kruimels witte truffel en restjes Beluga kaviaar. Ooit pronkte Mozarts vader in koningshuizen met de wonderen die zijn zoon op de klavecimbel verrichtte. Op die avond zal ik aan iedereen, onder de versierde eettafel, tussen de popelende benen van de aanwezigen, vol trots je zuigtechniek demonstreren.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Zwemles II

Gisteren was Nadims laatste zwemles voor de vakantie. Omdat zijn moeder een stempelkaart voor hem gemaakt heeft met een beloning bij vijf hele lessen meedoen, waren we vol goede moed.

Op de fiets vroeg ik hem nog of hij het zag zitten, en ik geloof dat hij knikte. Het was erg druk op straat. We werden ingehaald door fietsers en auto’s en er ontstond een kleine file bij het opgebroken deel van de Marnixstraat.

Omdat we te vroeg waren kwamen we aan in een lege kleedkamer. Nadim keek om zich heen.

‘We zijn te laat,’ zei hij, en ging zitten onder de haakjes met broeken en jassen.

‘Kom,’ zei ik, en trok zijn spullen uit de tas van de Gorgels. ‘Je zult zien dat we prima op tijd zijn.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘We zijn te laat en nu kan ik niet meer meedoen.’

Ik had me voorgenomen niet boos te worden omdat ik weet dat het niet helpt, zette mijn tanden op elkaar en kleedde mijn jongen uit en weer aan: de korte broek die niet te zwaar wordt in het water, een T-shirt en precies de goede gympen.

B heeft die gympen gekocht voor de zwemles. Ze drijven minder sterk.

Op weg naar de douches werd Nadim steeds bleker. Een badjuf stuurde ons weg bij de logische ingang van het grote bad. Omwille van de veiligheid moesten we via de onlogische kant, waar ouders en kinderen dicht opeengepakt wachtten in een hete en glibberige gang.

Het stille meisje dat in Nadims klasje zit en tijdens de eerste lessen in het diepe ook niet durfde, sprong erin en zwom een baantje. Mijn jongen stond kleumend op de kant.

De extralieve juf werd erbijgeroepen, en na een paar minuten één op één ging ook Nadim het water in. Tijdens zijn sprong draaide hij zich vast om zodat hij meteen bij de rand zou kunnen. Hij bezeerde zijn teen en zei dat hij met geen mogelijkheid de rest van de les aankon.

‘Volgens mij ben je een beetje bang,’ zei de juf met een hele lieve lach.

‘En ik voel me ook al niet lekker,’ zei Nadim. In een vol zwembad – ik was op een afstandje gaan zitten – vonden zijn ogen feilloos de mijne.

Ik besefte dat hij bang was om het water in te gaan en ook bang was voor mijn boosheid als hij het niet deed; dat mijn aanwezigheid hem klemzette en dat ik geen idee had hoe ik hem kon helpen.

___________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Graan, papier en protectionisme

Een half jaar geleden schreef ik hier in een eerste stukje over de kliffen van de Veluwe bij Hattem. Hoe mooi het is dat je dat natuurgebied zo op ziet duiken in het landschap, van Rheden tot Renkum, net zoals de Alpen loodrecht opstijgen achter München.

Nu heb ik geleerd dat je de randen van de Veluwe aan nog iets kan herkennen: de papierfabrieken. Wie de puzzelstukjes van plaatsen als Apeldoorn, Heelsum en Eerbeek aan elkaar legt, ziet een netwerk van fabrieken op de overgang tussen bos en rivier (Nederrijn) of kanaal (Apeldoorns Kanaal). Die industrie ontstond in de 19e eeuw, omdat de locatie ideaal was: bomen lagen letterlijk voor het oprapen, water dreef de hele business aan en zorgde voor transport.

Dat was toen. Inmiddels is het lot van veel van deze industrie een stuk onzekerder, als de tent al niet gesloten is. In zijn boek De Uitverkoop van Nederland schetst econoom Menno Tamminga hoe veel van de Veluwse papierindustrie over de jaren in buitenlandse handen kwam – en daar niet altijd even veilig was.

Fameus is het lot van de Berghuizer papierfabriek in Wapenveld. Het Finse concern Stora Enso besloot in 2007 de locatie, met 300 werknemers, te sluiten omdat de papierprijs te laag was. Dat kwam hard aan in het dorp – zo’n fabriek betekent economisch al snel meer dan de 300 mensen die er werken. De lokale bakker, bijvoorbeeld, levert ook wel eens broodjes voor vergaderingen.

In een wat onverwachts, protectionistisch pleidooi schrijft Tamminga dat Nederland de afgelopen twintig jaar veel te gemakkelijk haar bedrijven in buitenlandse handen heeft laten vallen. We denken al gauw dat daar niks mis mee is, maar in feite zal, zo is zijn stelling, een op afstand opererend Fins concern hier veel sneller een fabriek sluiten dan in Finland. Om nog maar te zwijgen van een handvol andere redenen: veel Nederlandse bedrijfsdirecteuren zijn bijvoorbeeld ook betrokken bij het lokale culturele leven, iets wat je van in het buitenland wonende managers minder snel kan zeggen.

Nee, neem dan onze buurlanden, die letten wat hem betreft beter op hun saec. In Frankrijk, het VK en zelfs in de als kapitalistisch bekend staande VS zijn overnameblokkades aan de orde van de dag. Maar in Nederland is het al gauw: handel is handel, óók de handel in bedrijven zelf.

In Frank Westermans De Graanrepubliek klagen een aantal Groningse boeren uit het Oldambt aan het einde van de 19e eeuw dat ze kapotgeconcurreerd worden door goedkoop Amerikaans graan. Alle omringende Europese landen hebben allang tariefmuren ingesteld, maar Den Haag doet, tot hun grote irritatie, niks. “We worden geregeerd door kooplieden”, bromt een norse noordelijke agrariër.

Dat cliché hoor je vaker in ons land, maar Tamminga bepleit 250 pagina’s lang dat het ook echt klopt – en dat het taboe op meer overheidsingrijpen behoorlijk groot is. Nederland, zo is immers ons zelfbeeld, is als klein land groot geworden door handel. In Frankrijk kan je gewoon het woord protectionisme zeggen zonder opgetrokken wenkbrauwen te veroorzaken. Maar terwijl ‘wij’ rijk werden van de VOC, begonnen ze daar al aan het bouwen van hun eerste tariefmuren.

Er is voor zover ik weet één uitzondering in de Nederlandse geschiedenis – en daar zoomt Westerman dan juist weer op in: Landbouwminister Sicco Mansholt, die na WOII een uitgebreid protectionistisch agrarisch beleid ontwierp (en dat later als eurocommissaris op grotere schaal nog eens dunnetjes overdeed). Maar, zo tekent de auteur met duidelijk plezier op, Mansholt was dan ook zélf een Groningse graanboer geweest. Eindelijk, heel eventjes, waren de kooplieden weg uit de regering.

 

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Langszij

slides

Ze zeggen dat als je doodgaat, dat dan je hele leven aan je voorbij flitst, zoals een ouderwetse diapresentatie op de lagere school die de juf na afloop slide voor slide weer terugspoelde naar de beginstand. Ik hoop dat er veel vakantiefoto’s tussen zitten, maar je weet het nooit; misschien komen alleen die beelden langs waar ik in mijn leven te lang naar heb zitten staren.

Haardvuur. Een verdroogde kamerplant. Regen in de vijver voor ons huis. De balken aan het plafond van mijn slaapkamer. Ik denk de laatste weken veel aan de dood. Dat komt doordat ik bijna jarig ben.

Volgende week word ik 47, exact de leeftijd waarop mijn vader stierf.* Hij was ziek en op, maar dat zag ik toen niet. Mijn zus wel, maar ik niet. In die tijd knalde mijn eigen lijf bijna uit elkaar van de energie en ik kon me niet verplaatsen in zijn uitputting. Ik kon me niet voorstellen hoe dat voelde.

Op 3 juni 1990 was ik achttien. Behalve de schok en het verdriet herinner ik me ook een golf van opluchting: de dood van een opvoeder is en blijft een ijzersterk excuus om onder een herexamen wiskunde B uit te komen. Mijn vader was nooit zo geïnteresseerd in onze rapporten, maar op de momenten dat het erom spande, stond – herstel: lag – hij voor je klaar.

Hoewel het natuurlijk geen wedstrijd is, ga je toch vergelijken. Hoe verhouden vader en zoon zich tot elkaar op dit cruciale meetmoment? Ik heb meer vrienden maar minder vriendinnen, minder stress maar ook minder geld, minder panache en meer geduld, langere relaties en minder ambities. Ik droom niet van een eigen gebouw met m’n naam erop; hij bezweek eronder.

Soms heb ik wel eens medelijden met kinderen van gezonde, succesvolle ouders. Zo veel om tegenop te boksen, zo veel tijd om tekort te schieten. Ik lig nu al bijna langszij, en ondanks een hardnekkig kuchje durf ik na komende vrijdag mijn levensverwachting voorzichtig naar boven bij te stellen.

Ik ga je inhalen, pap.

______________________

* Het kan ook 48 geweest zijn, ik weet het niet meer. In dat geval plaats ik – deo volente – deze column volgend jaar door.

Arjen van Lith (1971) is journalist en schrijver. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Verzonken wereld

1. Geen herlezer van nature zijnde maak ik op deze regel heel soms een uitzondering en nu ben ik opnieuw verzonken in W.G. Sebalds geweldige Austerlitz. De hoofdpersoon vertelt zijn verhaal af en aan in toevallige ontmoetingen aan de ik-figuur. Bij herlezen kun je meer aandacht besteden aan de manier van vertellen: het elkaar soms jaren niet zien en bij een toevallige ontmoeting beginnen waar het gesprek de vorige keer ophield zonder aandacht te besteden aan de toevalligheid van de ontmoeting, versterkt de urgentie van het vertelde hoewel dat – zijnde Europese geschiedenis in breedste zin – niet zonder meer urgent is, een verteltruc dus. Austerlitz vertelt over het dorp Llanwddyn in Wales, waar zijn stiefvader vandaan kwam, een dorp dat door een stuwmeer overspoeld is, letterlijk verzonken geschiedenis. De foto’s die Sebald gebruikt om zijn verhaal kracht bij te zetten werken altijd sterk, maar hier sterker dan waar dan ook. Dit dorpsbeeld, waar wij nu donkerte, algen en modder en 6 meter water weten, treft de vergankelijkheid zo intens dat het een hypnotiserend beeld wordt, en een beeld van wat Sebald doet: verleden redden. ‘Besonders bekannt, so, sagte Austerlitz, habe ihm Elias erzählt, sei Llanwddyn in den Jahren vor seinem Untergang vor allem dadurch gewesen, daß auf dem Anger des Dorfes, wenn im Sommer der Vollmond schien, oft die ganze Nacht hindurch Fußball gespielt wurde, und zwar von mehr als zehn Dutzend teilweise aus den Nachbarorten herübergekommenen Burschen und Männern beinahe jeden Alters zugleich.’

Er werd zomernachtenlang gevoetbald waar nu de kou en de druk van meters water een stolp op dit verleden plaatsen.

2. Willem van Toorn gebruikt hetzelfde prachtige beeld in zijn mooie lange gedicht Het stuwmeer:

‘Daar,’ wijzend
naar het midden van het meer.

‘Het is er nu vijf jaar,’
zegt hij.’ Ons huis stond daar
beneden aan de rivier.
Toen is de dam gesloten
en steeg het water tot hier.

[…] Nu zwemmen er alleen
vissen dwars doorheen.

 

3. Elke herfst breng ik een week door in Bad Arolsen. Een dorp nabij een stuwmeer. In de Twistesee verzonk ook een gehucht. Het ‘Gut Lefringhausen’, er is een ‘Denkmal‘ opgericht waar ik altijd springbalsem plukkend langs slenter,  waarbij de laconiek genoemde ’35 wechselnde Besitzer’ -tussen 1685 en 1910 tot mijn verbeelding spreken, allen geleefd, geleden, gelachen waar nu karpers door het dakgebint ijlen.

4. In de New York Review of Books een ontstellende bespreking van Global warming of 1,5º: An IPCC Special Report. Wij leven nu onder het dakgebint waar over enige tijd kwallen pulseren en inktvissen rondwaren, een hogere vorm van intelligentie. ‘Over and over we’ve gotten scientific wake-up calls, and over and over we’ve hit the snooze-button. If we keep doing that, climate change will no longer be a problem, because calling something a problem, implies there’s still a solution.’

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vandaag werd ik oom

“It is the custom of every good mother after her children are asleep to rummage in their minds and put things straight for next morning, repacking into their proper places the many articles that have wandered during the day. If you could keep awake (but of course you can’t) you would see your own mother doing this, andyou would find it very interesting to watch her.

It is quite like tidying up drawers.

You would see her on her knees, I expect, lingering humorously over some of your contents, wondering where on earth you had picked this thing up, making discoveries sweet and not so sweet, pressing this to her cheek as if it were as nice as a kitten, and hurriedly stowing that out of sight.

When you wake in the morning, the naughtinesses and evil passions with which you went to bed have been folded up small and placed at the bottom of your mind; and on the top, beautifully aired, are spread out prettier thoughts, ready for you to put on.”

J.M. Barrie

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Voor Eva

Eva en Maarten door Lia Laimböck

 

 

‘Daag…’

‘dahaag…’

‘daahaaag…’

 

Eva Biesheuvel had moeite met afscheid nemen aan de telefoon. Het zijn de vriendelijkste mensen die afscheid nemen moeilijk vinden. Eva wilde niet als eerste de telefoon neerleggen. Er klonk altijd nog een dahaag in de lucht als je de hoorn al van je af bewoog. Die dahaag hoor ik nog.

‘Met Maarten gaat het gelukkig beter hoor,’ zei ze altijd als je wat praktische zaken besproken had, of ‘ Maarten is nu even niet zo goed.’  ‘Snel al hè, jammer hoor.’

Bestaat er een schrijversstel dat intensiever samenleefde? De lezer van Biesheuvel kende Eva al, ook al had je haar nog nooit ontmoet. In hun huis in Leiden waar de grote boekenkast een groot goedgekozen citaat uit het verleden is, staan hun of veelal Maartens literaire helden, die de lezer ook al kent uit Biesheuvels boeken. Op een speciaal plankje de Grote Helden, Nabokov, Toergenjev, Conrad. In elk boek van Nabokov staat de opdracht ‘Voor Vera’. Maar de opdrachten ‘Voor Eva’ zijn nog veel talrijker. Ook legio gedichten droeg hij aan haar op. Toergenjev’ s Lentebeken is een van zijn lievelingsnovellen, een prachtig, prachtig verhaal over een man die de verkeerde keuze maakt, achter de verkeerde vrouw aan gaat.Is het Maartens lievelingsverhaal omdat het zover van hem af moet staan? Maarten maakte de juiste keuze en week nooit van haar zij. Of is het juist zijn meest beminde Russische novelle omdat hij zich beter dan wie ook kan voorstellen welk gevoel van wanhoop de man moet overvallen als hij zich realiseert een grote, grote fout te hebben gemaakt?

Eva is veel meer dan ‘de vrouw van’ geweest. Ze was zeer intelligent, vriendelijk en zorgzaam en humoristisch. Ze heeft met heel veel mensen een goede band opgebouwd omdat ze er vaak alleen voor stond. Het ‘Maarten komt zo hoor, hij was nog even aan het rusten’ moet ze duizenden keren hebben uitgesproken, vervolgens het gesprek weer aangaand met wie er maar was.

Maarten raadde mij van Conrad Mirror of the sea aan, een minder bekend Joseph Conrad boek. Ik las het en was betoverd, begreep waarom het voor hem ook zo’n bijzonder boek was. Over zijn lievelingsschip Tremolino schrijft Conrad: ‘Zelfs vandaag de dag nog gaat mijn hart sneller slaan bij het uitspreken of zelfs maar neerschrijven van deze naam en stokt mijn adem, met die mengeling van vrees en verrukking die een eerste hartstochtelijke liefde tekent.’

We lieten het vertalen door Lisette Graswinckel en ik vroeg Maarten om een voorwoord. ‘Daar moet je geen voorwoord voor zetten, dat is veel te goed voor een voorwoord,’ sprak Maarten met de zekerheid die hem in deze onderwerpen eigen is.

Eva was veel te goed voor een nawoord.

 

dag…

 

dahaag…

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Schreef hier al over Conrad.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Ochtend op de rand*

De mist van vandaag is er zo een die in je badjas kruipt. Over de ijzige tegels van het pad – voordat het winter wordt moet ik echt slippers kopen – vind ik mijn weg naar het sanitair. De scheepslamp boven de deur doemt pas op als ik er bijna voor sta.

Zonder aan mijn brandwond te denken grijp ik de deurknop vast; ik gil het uit, maar zelfs nu komt er geen echo van de rotsen. Binnen is het ook al mistig, een nevel die lijkt te komen uit een van de achterste douchehokjes in de lage barak. Daar kucht, rochelt en spuugt iemand zo’n zware fluim dat ik hem door het ruisen van de waterstraal heen op de tegels hoor landen.

‘Lloyd?’ zeg ik.

Een lach als een V12 die na een winter buiten voor het eerst gestart wordt, hakkelt en afslaat. Weer spuugt hij op de grond. ‘Chef. Hoezo ben jij al op?’

Voor een van de beslagen spiegels doe ik mijn badjas uit. Een bleek torso verschijnt achter de condens. Ik kijk om naar Lloyds hokje; naar de open strook onder de deur, waar zijn dikke, schijnbaar gewrichtloze enkels in te kleine voeten eindigen. ‘Hoe laat is het dan?’

Lloyds hand komt over het deurtje heen, tast rond en vindt de haak waaraan zijn kleren hangen. Uit de zak van zijn spijkerbroek vist hij zijn horloge. ‘Kwart over acht.’

‘Die mist…’ zeg ik.

‘Gebeurt alleen maar in de herfst.’ LLoyd hangt het horloge aan het haakje bij zijn kleren. ‘Je was er van de zomer toch al?’

‘Augustus,’ zeg ik, en denk aan het huis waar ik niet meer woon. Aan juliochtenden waarop Cassie in haar joggingpak over het gras liep om de krant uit de brievenbus te halen. Sprietjes bleven aan haar blote voeten plakken, en zo volgden gras en dauw haar terug de keuken in. De vroege morgen was in haar krullen gekropen, had haar wangen roodgekust. Ze veegde haar voeten af aan Amos, die op de mat van de keukendeur sliep, en zo stuwden de geuren van gras, hond, toast en koffie tranen naar mijn ogen. In mijn borst leek extra ruimte te ontstaan, alsof die specifieke combinatie zorgde voor meer zuurstof in de lucht.

Ik hang mijn badjas op en stap in het hokje naast dat van Lloyd. Omdat het slot stuk is, valt de deur open en krijg ik het ijzige witte plaatmateriaal steeds tegen mijn rug terwijl ik op warm water wacht. Ik draai me om, zet mijn knie tegen de deur en duw tot het ding in zijn sponning klemt. Langzaam begint de temperatuur van de straal te stijgen.

‘Maak je niet druk om die deur,’ zegt Lloyd. Zijn schaduw kruipt onder het schot door tot hij mijn voeten raakt. Als vanzelf stap ik terug. ‘Er is niemand anders wakker. Zeep?’

Boven de wand van mijn hokje verschijnt een blauwe fles doucheschuim. Refreshing Ocean Wave Sports Body Conditioning, lees ik als ik hem aangenomen heb. De rest van de tekens op de flacon zijn Chinees. Terwijl ik mijn best doe om mijn rechterhand buiten de straal te houden spoel ik er een paar van Lloyds zilveren haren af en denk aan wat ik vandaag allemaal moet doen.

* Deze tekst komt uit mijn nooit uitgegeven novelle Frank.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Heaven is a place on earth

‘Je gaat niet dood omdat je bent geboren, of omdat je hebt geleefd, of van ouderdom. Je gaat aan iets dood.’, schreef Simone de Beauvoir in Een zachte dood (1964), een persoonlijk relaas over het langzame sterven van haar moeder, die aan kanker leed.

Anno 2018 spreekt een groeiende minderheid wetenschappers en denkers openlijk over het ouderdomsproces een te kraken biologische code. Wat als verouderding een aandoening is? Geen 100% dodelijke multi-systeemziekte, maar een te genezen lichaamskwaal?

Met de toenemende vergrijzing is verouderingsonderzoek in een stroomversnelling terecht gekomen. Onderzoekers, overheden en het bedrijfsleven realiseren zich dat als je de veroudering kunt vertragen, je het risico op ouderdomsziekten als hart- en vaatziekten en Alzheimer, en de bijbehorende maatschappelijke kosten, drastisch kunt verlagen. Innovatie-hotspot Sillicon Valley heeft Magere Hein de oorlog verklaard. Biotech bedrijven als Calicox en Google Ventures pompen jaarlijks miljarden in onderzoek naar levensverlenging en het herschrijven van onze biologische software.

Door een innovatieslag op het gebied van de biotechnologie zijn ingrepen op cel- en dna-niveau realiteit geworden. Met het equivalent van moleculaire pincetten is het mogelijk individuele cellen en genen te bewerken. De nieuw ontwikkelde immunotherapie, die effectief gericht is op het elimineren van kankercellen, is hiervan een voorbeeld. De breekhamer-aanpak van chemotherapie, die ook gezonde cellen beschadigt, lijkt zijn langste tijd te hebben gehad.

In laboratoria is inmiddels succesvol geëxperimenteerd met medicatie die inwerkt op het zogeheten epigenoom, de energiecentrales van de cellen, en deze verjongt. Harvard doet onderzoek naar stoffen die de lysosomen – de verbrandingsovens van onze cellen die steeds slechter functioneren naarmate we ouder worden –  een opknapbeurt geven. Verjongingskuren door gentherapie, waarbij de telomeren – de uiteinden van onze chromosomen die bij iedere celdeling korter worden tot ze niet meer kunnen delen en de cellen afsterven – verlengd worden, zijn geen science fiction maar science fact.

Als ons lichaam een nanomachine is die op moleculair niveau beïnvloedt kan worden, zijn de hersenen geen uitzondering. Het behandelen van dementie en Alzheimer is hierbij een speerpunt. Een hoopvolle ontwikkeling op dit gebied is optogenetica, een methode die met licht individuele neuronen in de hersenen aan en uitzet. Op deze manier is het mogelijk specifieke herinneringen te wissen of juist te activeren. Theoretisch gezien zijn we een paar stappen verwijderd van het kopiëren en opslaan van individuele herinneringen en deze te reproduceren in een digitale omgeving.

De Black Mirror aflevering ‘San Junipero’, bekroond met twee Emmy’s, schotelt de kijker een  toekomst utopie voor waarin mens en technologie een hemel op aarde creëren. Stel je bent oud en grijs en je leeft in een bejaardentehuis. Er is een therapeutisch systeem ontwikkelt dat helpt tegen Alzheimer. Het San Janipero systeem, een zogenaamde immersieve nostalgietherapie, die je onderdompelt in herinneringen. Je plaatst een microchip op je slaap. De software sluit aan op de microgolven in je hersenen. Je drukt op een afstandsbediening en sluit je ogen.

Je belandt in een virtuele wereld die niet van de echte te onderscheiden is. In deze wereld ben je niet gebonden aan de lichamelijke beperkingen van je oude dag. Je bent een jongere verzie van jezelf. Je woont in een stadje aan de kust waar het altijd mooi weer is. Iedere zaterdag ga je uit in de plaatselijke discotheek. Je danst op de favoriete muziek uit het favoriete jaar van je jeugd. Kies je 2002, dan draait de dj  Can’t get you out of my head van Kylie Minogue. Kies je 1984, dan dans je op Heaven is a place on earth van Belinda Carlisle met getoupeerd haar, beenwarmers en brede schoudervulling.

In de digitale wereld van San Junipero is de geuploade versie van jezelf onsterfelijk. Sla je je vuist door een spiegel dan blijft je huid heel. Bloed blijft achterwege. De barst in de spiegel verdwijnt. Niets is echt. Maar het is wel een echte ervaring. Het zand tussen je tenen voelt echt. Je gevoelens, gedachten en sensaties doen niet onder aan die van de echte wereld.

Zolang je nog leeft, mag je van de bejaardenhuisverzorgers alleen tijdelijk in San Janipero verblijven. Vijf uur lang, op zaterdagavond van 19.00 tot klokslag middernacht. Een overdosis is schadelijk voor je hersenen. Je zou gaan dissociëren. Je geest zou zich loskoppelen van je lichaam. Je zou letterlijk gek worden.

Maar als je lichaam sterft van ouderdom heb je daar geen last meer van. Dan maak je permanent de oversteek naar cyberspace. In een opslagruimte van het biotechbedrijf dat het San Junipero systeem ontwikkelde, wordt je microchip door een robot aangesloten op een supercomputer. Er is geen sprake van sterven in de oude zin, maar van voorgoed “oversteken” naar de cloud.

En mogelijk ontmoet je iemand op de dansvloer die je hart steelt. Iemand die je in het echte leven nooit hebt gekend. Iemand die in het echte leven net als jij gestorven is. Iemand met wie je in San Junipero een nieuwe toekomst opbouwt.

 

 

JulienJulien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Snijpunt

Je kunt de Lonely Planets van Berlijn tot Iran openslaan, ze zullen je allemaal zonder ironie vertellen dat je op vakantie bent in een ‘meeting point between East and West’. Meestal, in Wenen of Moskou, lach ik daar om – het zoveelste bewijs voor mijn bovenstaande stelling – maar in Istanbul, vorige week, dacht ik voor het eerst dat het misschien écht waar was.

De Europa-Azië grens mag dan volledig arbitrair zijn, in combinatie met de verwarrende mix van christelijke kerken en islamitisch erfgoed, soms zelfs in één gebouw, overtuigt het ongepland toch.

Het laatste zetje kwam op het vliegveld, bij vertrek. Ook op Schiphol is het al lekker om loom je nek te verrekken voor de vertrekborden in de centrale hal, te kijken naar de vluchten waar je over een uurtje hypothetisch gezien in kan stappen, hoewel je er alleen maar staat omdat je Intercity Direct net is gestrand.

In Istanbul kwamen daar allerlei bestemmingen bij die ik in West-Europa nog nooit had gezien: Asjgabad, Tasjkent, Bagdad, Riyaad, Erbil, tussen Londen, Parijs en Amsterdam. Eens een ontmoetingspunt tussen oost en west, altijd een ontmoetingspunt tussen oost en west, zou je denken. Geen wonder dat de Turkse regering tientallen kilometers ten noorden van Istanbul het grootste vliegveld ter wereld probeert te bouwen: laat die intercontinentale draaischijf maar draaien.

Enige probleem: de nieuwe luchthaven – die mogelijk genoemd wordt naar president Erdogan – is gebouwd in een natuurgebied waar trekvogels op weg naar het zuiden van oudsher graag uitrusten. Daarmee dreigt verstoring van de vluchten. Tot haar eigen afgrijzen ontdekt Istanbul plots dat het óók een noord-zuid-draaischijf is.

Hoeveel snijpuntheid kan een stad aan? Ik maak me geen illusies over de inspanningen van de regering-Erdogan om haar prestigeproject niet door vogels te laten dwarsbomen. Maar ik oefen in mijn fantasie een scenario waarin hét ontmoetingspunt tussen oost en west overmoedig haar hand overspeelde – ten gunste van de oudste trekroute ter wereld.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.