Weekend

Foto 38Het was dinsdag. Een goede dag. Het voelde alsof het al weekend was.
De jongen met wie ik de dag doorbracht rook naar citroenen. Fris. Opgeruimd.  
‘Prettig weekend,’ zei ik bij het afscheid.

Het is vandaag zaterdag. Ik vraag me af of hij aan dinsdag denkt.

In de Oorshop

Slaapmiddelen versus verhalen

Foto 293 Iedere ochtend staat de hond voor de deur te janken. Dat beest heeft steeds opnieuw zin in de dag. Ook vanmorgen heel vroeg stond hij voor de slaapkamerdeur; gewoon zoals gisteren en zoals de dag daarvoor en de dag daarvoor. Ik stond op uit bed, opende de deur. De hond sprong tegen me aan en hapte in de lucht.

(Er hangt altijd iets in de lucht.)

Ik liep naar de badkamer om te douchen, mijn tanden te poetsen. Op de grond lag een koker homeopathische slaappillen. Van mijn huisgenoot. De koker lag daar dramatisch leeg op de badkamervloer. Iemand had vannacht alle slaappillen opgegeten. Fuck, dacht ik. Er is iemand dood. Misschien.Dus klopte ik aan bij mijn huisgenoot. Ik hoefde geen seconde aan de dood te twijfelen; onmiddellijk klonk haar stem van achter de deur. ‘Één moment,’ riep ze. Ze kwam naar buiten met een rood gezicht. Ze droeg een wit T-shirt. Ik liet haar de koker lege slaappillen zien. ‘De hond,’ zei ze meteen. ‘Dat beest vreet alles op.’

De hond rende ondertussen met de riem in zijn bek rondjes door de kamer. Voor wanneer u het nog niet wist: homeopathische slaapmiddelen werken dus niet. Leest u vlak voor het slapen gaan een verhaal daarentegen: als een blok. Voor het tijdschrift Vice las ik een verhaal voor op MP3. Daar is de hond, heet het. En het is hier te beluisteren. Slaap lekker.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Meisjes met baarden

Via Skype hou ik wekelijks contact met een meisje uit Istanbul. Ze lijkt erg veel op een jongen. Sinds vorige week heeft ze een klein sikje. Zelf noemt ze het een baard.
Vanmorgen was ik met haar aan het praten via de computer. Ze liet me via videobeelden de beharing op haar gelaat zien. Omdat ik niet wist wat ik tegen haar moest zeggen lachte ik naar haar.
Ze vertelde me dat er steeds vaker mensen zijn die haar vragen: ‘Ben jij een meisje of een jongen?’
Ze liet een korte stilte vallen. We keken naar elkaar.
‘Wat zeg je dan?’ vroeg ik haar.
‘Ja,’ zei ze.

Toen we op hadden gehangen dacht ik aan de piepjonge modeontwerpster Noortje Zijlstra. Ze is vorig jaar afgestudeerd aan de Willem de Kooning academie met een serie baarden voor vrouwen. Dat viel op.

P6150300“I have an obsession for beards… because of this obsession, i always find it very disturbing when a man shaves his beard off completely, down to a babyface. To not have them lost to the world, i’ve decided to collect them. I asked friends and family if i could have their beards when they would shave, so i could immortalize them.

Because woman (in general) can’t grow a beard i want to make beards for them.”

Reacties

Foto 311.

Steeds vaker wordt mij de vraag gesteld waarom ik geen website heb. Of een andere pagina op internet. Het uploaden van teksten, liedjes, foto’s, meningen. Zoiets als dit en dat u dan mijn woorden leest.
Ik zou u graag een mooi, slim en teder antwoord willen geven. Zoals sommige meisjes soms zijn.
Ik zou iets kunnen zeggen over de stilte, verveling, vertraging, de tijd, ambacht.

De waarheid is: ik ben bang.

Het is alsof je met iemand praat. En per ongeluk vertel je meer dan dat je van plan was te vertellen.

2.

Mijn vriendin is lid van Filosofie Magazine. Ik weet dat dit een goede reden is om het uit te maken. Dat weet ze gelukkig zelf ook: ik heb haar al meerdere keren een gesprek horen voeren met een dame van de afdeling abonnementen en klachten. Maar op een één of andere manier komt ze niet meer van het magazine af.
Zoals bij alles waar je niet vanaf komt: je gaat eraan hechten.

Het afgelopen nummer had als thema: online vriendschap. Er stond een stuk in over een columnist van het Amerikaanse Sport Illustrated: Jeff Pearlman. Sinds zijn columns op internet verschijnen krijgt hij veel vaker (anonieme) negatieve reacties.  Hij besloot de identiteit van een aantal anonieme reactors te achterhalen en belde ze op. Geen van hen had het zo bedoeld. Ze zeiden zich zelfs voor hun eigen gedrag te schamen.

Jacqueline Whitmore van Etiquette Expert zegt over de mensen die negatieve reacties op internet plaatsen: “They never think that the person receiving the message might be a real human being.”

3.

Mijn naam is Maartje Wortel. Ik zal de komende tijd teksten plaatsen op dit blog.

De rookduivel (2)

longkankerElly van bijna zestig, die al drieënveertig jaar rookt, merkte laatst op dat veel mensen die afstand doen van de tabak niet veel later met allerlei vreemde kwalen worstelen. Zij is iemand die desnoods de vreemdste uitvluchten weet te bedenken om maar niet met roken te hoeven stoppen. Een verslaving aan tabak is voor veel mensen net zo moeilijk te overwinnen als een aan heroïne, schrijven de Nederlandse longartsen Pauline Dekker en Wanda de Kanter in hun informatieve boek Nederland stopt met roken (Amsterdam 2008).
Er zijn inderdaad mensen die altijd moeten roken. Hun leven organiseren ze zo dat er in elk geval gelegenheid is om er een te kunnen opsteken. Als het moet brengen ze daar zeer grote offers voor. Ooit was ik zelf iemand die in de kleine uurtjes, na een halve nacht slaap, wakker schoot en er dan even uitging om een of twee sjekkies op te steken. De ijlhoofdigheid die over je kwam wanneer je er een op de lege maag rookte, behoorde toen tot een van mijn meeste geliefde ervaringen.
Constantijn I, Grieks koning (1868-1923), moet een zeer hartstochtelijk roker zijn geweest. Dat schrijft de beroemde thoraxchirug Ferdinand Sauerbruch in zijn memoires (Das war mein Leben, 1954). Deze Constantijn moest in 1915 vanwege een chronische pleuritis een resectie van twee ribben ondergaan. Er werd besloten de operatie onder plaatselijke verdoving uit te voeren. De koning liet zich er niet van afbrengen om tijdens deze ingreep aan één stuk door sigaretten te consumeren. Toen de chirurg een rib met de ribbenschaar doorknipte gaf dat een hoorbaar gekraak. ‘Is er een instrument gebroken, professor?’ informeerde de koning. Waarop de chirurg een deemoedig ‘Ja, Uwe Majesteit’ liet klinken en voortging, terwijl de patiënt zich er nog eentje door een verpleegster liet opsteken.
Indonesiërs zijn ook zeer hartstochtelijke rokers. De traditionele sigaretten zijn daar op smaak gebracht door kruidnagel aan de tabak toe te voegen. Kretek luidt de naam van deze tabak, een onomatopee, want bij het verbranden brengen de etherische oliën in de kruidnagel een knetterend geluid voort. Voor historisch onderzoek verbleef ik ooit bijna een half jaar op Java. In de straten hing de aangebrande geur van klapperolie, in de gebouwen en huizen een zoete walm van kretek. Bijna alle mannen rookten, alle binnenruimten stonden blauw. Met een Indonesische begeleider bezocht ik een kampong, een van de minste buurten in de hoofdstad. Tijdens de wandeling passeerden we een houten huisje waar buiten voor de deur twee zieken op een matje lagen. Het waren jongens die in de bloei van hun leven hadden moeten verkeren. Daarentegen waren ze ernstig vermagerd en hun gelaatskleur oogde als die van de stervenden: gelig en grijs. Ze bleken aan tbc te lijden. Hun familie was niet in staat medicijnen voor hen te kopen, zodat ze spoedig zouden sterven. Ik raakte even met ze aan de praat en vroeg bedremmeld, vanwege een opspelend schuldgevoel, of ik misschien iets voor ze kon doen. De jongens, allebei zeer vriendelijk en vrolijk, knikten en vroegen of de tuan misschien iets te roken voor ze had. Toen heb ik voor allebei een pakje Djarum geregeld en zelden is me zoveel dankbaarheid betoond.
Dat hartstochtelijk roken dikwijls keihard wordt afgestraft heb ik van zeer nabij ervaren. Een oom van me kreeg als vijftiger longemfyseem. Als ik terugdenk aan die ziektegeschiedenis krijg ik het alsnog benauwd. Hij was er vaak te slecht aan toe om te kunnen roken, maar als het hem iets beter ging, draaide hij meteen een saffie. Op een vroege ochtend zat hij dood in de stoel, met een gedoofde peuk tussen de vingers.
Het lot van die oom heeft me indertijd aan het denken gezet. Niet lang na zijn uitvaart ben ik voor het eerst met roken gestopt, wat me niet moeilijk afging. Een decennium later begon ik opnieuw en hield het na een paar jaar weer voor gezien. Dat patroon heeft zich, met kortere intervallen, een aantal keren herhaald. Stoppen was nooit een probleem. Komend voorjaar wil ik mezelf, na vijf jaar onthouding, ook weer een maandje roken toestaan. In die tijd wil ik enkele kistjes sigaren, een paar pakjes kretek en nog wat gewone shag wegpaffen. Het besef dat de rookduivel me bij vlagen toch wel weet te verleiden, maar me niet in zijn greep kan houden, stemt me heel gelukkig. 

Tot hier en niet verder.
Laat ik eindigen met de oude Texelse nieuwjaarswens:

Veul zeuge, veul zeuge! 

www.nicodros.nl

Nachtelijk bezoek

bloedOpspelend maagzuur zorgde ervoor dat ik even voor tweeën mijn bed verliet om een handje havervlokken te eten. Terug in bed lag ik te malen over alledaagse zorgen. Een daarvan was wat voor bijdrage ik in godsnaam nog op deze site zou moeten plaatsen. Na zeven weken was ik wel eens door mijn onderwerpen heen. Dat impulsieve schrijven had iets van persen zonder te hoeven poepen. Nog een week, dacht ik, dan heb ik geen blog meer aan mijn been, en is er weer alle ruimte voor de roman. En terwijl die gedachte in mijn sluimerende geest oplichtte, meende ik te horen dat de keukendeur vanuit de tuin zachtjes werd geopend. Meteen was ik klaarwakker. Al die tijd had mijn vrouw in volle overgave naast me liggen slapen. Daarbij draait ze zich ongeveer twee keer per uur om en maakt dan kirrende geluidjes. Nu haperde haar ademhaling even, alsof zij ook onraad bespeurde, maar daarna sliep ze weer verder. Haar zoon was ’s ochtends door zijn vader opgehaald om bij zijn familie de tweede kerstdag door te brengen. Hij zou pas over twee dagen terugkomen. Had ik dat raspende geluid van die deurkruk soms in een droom gehoord? En was de achterdeur dan los geweest? Dat laatste leek bij nader inzien waarschijnlijk. Eerder die avond had ik de poes vergeefs naar binnen geroepen, en me voorgenomen het nog eens te proberen. Maar ik was het vergeten, zoals ik de deur ook niet had afgesloten. Ik hoorde niets meer, behalve het hameren van mijn hart in mijn borstkas, en toch leek het me dat er iemand was. Nu haar zoon er niet was, brandde er geen enkel lichtje in de gang. Zag ik iets van een klein schijnsel onder de spleet van de deur? Een, twee minuten later hoorde ik iets kraken. Dat geluid herkende ik als afkomstig van een vloerplank, een schuin afgezaagd uiteinde vlakbij het deurgat naar de voorkamer. Daar bevond hij zich dus. Nu kwam ik voorzichtig overeind, blij dat ik een hemdje en een onderbroek aan had. Ik weet heel goed hoe ik in het donker zonder rumoer om dat bed heen naar de deur kan komen. Moest ik eigenlijk doodstil zijn om de ander te verrassen? Of juist kabaal maken en hem daarmee de stuipen op het lijf jagen? Ik besloot tot het eerste. De sluipgang door huis had ik vaak geoefend in tijden van slapeloosheid die nog niet ver achter me lagen. Zelfs de deur maakte geen geluid toen ik hem opende en voorzichtig de gang betrad. Er scheen een kleine lichtbundel in de voorkamer, in de hoek waar de boekenkast staat. Daar stond ook mijn laptop op een rijtje boeken, een nogal dure Apple, die mijn vrouw heeft voorgeschoten. Ik wist de kamer zonder gerucht te bereiken en deed meteen het licht aan. Hij stond met zijn rug naar mij toe, een joch van nog geen twintig. Hij had zo’n grijs katoenen sweater aan met een capuchon die hij over zijn hoofd had getrokken. Heel even verstarde hij toen het licht aanschoot, en daarna draaide hij zich half om. Hij had het witte kleinood al in zijn hand.
‘Zet die laptop weer terug!’ beet ik hem toe.
Hij deed het, smeet hem bijna weer terug op de plank met boeken en draaide zich weer om. Nu zag ik voor het eerst iets van zijn gezicht. Een stevige neus, puberale beharing rond zijn mond, ingevallen wangen en toegeknepen ogen. Toen ik de eerste stap in zijn richting zette ging zijn rechterhand naar een zak van zijn sweater, en op dat moment stormde ik naar hem toe, omdat ik vermoedde dat hij een mes wilde pakken. Mijn voornemen om hem met links vol op zijn gezicht te beuken lukte slechts gedeeltelijk. Hij bewoog zijn hoofd nauwelijks maar toch schampte mijn vuist langs zijn hoofd, al trof ik zijn oor wel voluit. Op datzelfde moment raakte mijn gebogen rechterknie hem vol in de buik (hoewel ik het op zijn kruis gemunt had) en hij met een diepe keelklank een hoeveelheid lucht uitstiet. Hij maaide met links om zich heen. Een worsteling volgde, waarbij ik zijn rechterarm afklemde. Toen gebeurde er twee dingen tegelijk: mijn vrouw in de aangrenzende kamer begon te schreeuwen, wat me de gedachte deed opvatten dat er misschien een tweede insluiper was. Tegelijk voelde ik een helse pijnscheut in mijn rechterteen die toch al zo gevoelig was na een ongelukje tijdens een verhuizing. Die paar seconden van weifeling benutte de jongen om langs me heen te schieten en via de gang en de keuken naar de tuin te ontsnappen. Ik haastte me naar de slaapkamer en vond mijn vrouw daar, alleen op bed, ineengedoken, jammerend.

 Ik was heel rustig nadien en heb haar verteld wat zich buiten onze slaapkamer heeft afgespeeld. Halverwege mijn relaas onderbrak ze me en zei:‘Eerst de achterdeur op slot.’ Dat heb ik gedaan en vervolgens heb ik een longdrinkglas cognac ingeschonken en daar hebben we beurtelings van gedronken, terwijl ik haar vasthield en koesterde. De nagel van mijn grote teen rechts bleek gespleten. Het bloedde hevig, maar de pijn zakte spoedig. Voorzichtig wikkelde ik een handdoek om de bewuste voet, om het bed niet te bevlekken. In de gang en keuken waren veel sporen van bloed. De poes was intussen door het luikje de keuken ingekomen en deed zich er tegoed aan. Ze vluchtte met een donkerbruine snuit naar buiten. Ik heb alles opgedweild, terwijl mijn vrouw wezenloos naar het tafereel stond te kijken. Of we de politie niet moesten bellen, vroeg ze me. Maar ik zei dat het geen enkele zin had, omdat de dader was gevlogen. Daarna zijn we in bed gekropen en is ze in slaap gevallen. Nu en dan rilde ze alsof ze het steenkoud had. ’s Nachts ben ik er nog even uitgeweest en heb de laptop even in mijn handen genomen.
De volgende ochtend leek de situatie weer bijna normaal. Ons ontbijt stelde niet veel voor.  Mijn vrouw at alleen een paar mandarijntjes en bedankte voor koffie. Na zeven jaar moeiteloze onthouding verlangde ik er ineens naar om een sigaar op mijn nuchtere maag te roken. Verder was ik de kalmte zelf. Maar dat veranderde toen ik in de keuken kwam en door het raam spiedend een ontdekking deed. In de sneeuw die de tuin bedekte was een bloedspoor. Verwonderd ging ik naar buiten om het beter te kunnen bekijken.
‘Ben je hier vannacht ook geweest?’ klonk het achter me.
Ik schudde het hoofd.
‘Dus dit is niet jouw bloed?’
‘Nee.’
‘Dan was dat bloed in de gang en keuken misschien ook niet allemaal van jou.’
‘Zou kunnen.’
‘Moeten we dan toch de politie niet bellen?’

 We hebben er mot over gekregen, want ik wil per se niet dat er politie bijkomt. Wanneer er een Amsterdamse rechercheur is langs geweest staat er een uur later een reporter van De Telegraaf op de stoep. En voordat je er erg in hebt figureer je met naam en al in een spectaculaire reportage vol burgerleed. Het is niet mijn ambitie om dankzij deze verwikkeling tot het blanke boegbeeld van Wakker en Weerbaar Nederland uit te groeien, te worden uitgeroepen tot een echte jongen van Jan de Wit in het hartje van Bos en Lommer.
Sinds we die sporen in de tuin hebben gevonden, is er iets aan mijn vrouw veranderd. Ze oogt niet langer nerveus, eerder ijzig kalm. Herhaaldelijk stelt ze me indringende vragen, alsof het een verhoor betreft. Ik heb niets te verbergen, maar sommige details zijn me zelf ook duister. Meerdere keren heb ik haar verzekerd dat er geen mes in het spel is geweest. Bij alles wat ik zeg, kijkt ze me onderzoekend aan en doet er vervolgens het zwijgen toe. Het lijkt alsof we allebei op een ontknoping wachten. Mijn verlangen naar een sigaar krijgt onderhand iets onbedwingbaars. Maar de tabakswinkel is achthonderd meter verderop. Ik loop nogal moeilijk en het is glad buiten.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Lief

    Lief

    Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dat hoeft niet in je stukje

    Dat hoeft niet in je stukje

    Ze liep naast me, maar leek dat soms al te zijn vergeten, alsof ze al voorbij ons afscheid was. Met elke zorgvuldige stap die ze zette leek ze verder weg. Ik bracht haar naar het station, dat ze prima wist te liggen, maar toch wilde ik haar het station in zien gaan, toekijken hoe ze...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dansen

    Dansen

    Er stond een bord pasta voor me klaar. Vriend J., die deze avond ook spreekstalmeester was, begroette me even warm en bemoedigend als altijd en schoof naast me aan. In de ruimte galmden de opgewekte stemmen van leden van de organisatie van de Nacht van de Literatuur tot het plafond en weer terug, weerkaatsingen die...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.

  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.