Lieve Tiny Haeck,

9416_102435833107320_100000227107032_66675_3761773_nIn korte tijd ben je een fenomeen geworden: van huisvrouw tot Facebook icoon. Natuurlijk heb je dit deels te danken aan je echtgenoot, Louis Nanet.
Maar hoe leef je met een man als Louis? Als ik het goed begrijp was hij achtereenvolgend: vrachtwagenchauffeur, heftruck-bestuurder en uiteindelijk mechanicus op een olietanker. Daar schreef hij zijn eerste gedichten die nu ‘postuum worden uitgegeven na zijn dood’. ‘Motorkamers en verschuttingen’ gaat die bundel heten en Louis zelf is zeker van het enorme succes. In de tussentijd deed jij voornamelijk de was en knipte patronen uit de Margriet. Ook haakte je kleedjes.

10420_102098689806247_100000183485568_63126_5737769_n

Op zijn 53ste ging Louis met pre-pensioen en waren jullie dag en nacht bij elkaar. Even later werd hij ziek, lag maanden in ziekenhuizen waar jij stiekem visburgers en flessen whisky voor hem binnenbracht.

Grove uitspraken, het ‘zo ziek zijn als een hond’, maar nog dagelijks aan de fles, het openlijk mensen uitschelden en afmaken, er buitenechtelijke relaties op na houden en de daarbij komende buitenechtelijke kinderen… Niets is deze man vreemd, nergens lijkt hij een grens te kunnen trekken. Het kotsen van bloed, zou het bijna vergeten; de absolute leidraad in zijn leven. Zijn motto op Facebook is: ‘Zo ziek als een pier, maar potent als een konijn. Ik kan ontvangen en verplaatsen.’ Een ander motto is kortweg: ‘Godverdomme!’.

In gedachten zie ik jou op weg naar de Aldi om zijn drank te halen en jouw bleek om jullie huis te kuisen. Soms neem je een cadeautje voor hem mee dat hij dan uitpakt en in de hoek van de kamer gooit. ‘Wat heb ik eraan nu ik toch de pijp uitga? Nou? Wát?’ mompelt hij dan en stuurt je naar de keuken.
Bakharingen, kibbeling en vette bokkingen. Al 27 jaar bak je ze voor Louis en al 27 jaar eet je stilletjes in de keuken terwijl hij vanuit zijn bed naar oude afleveringen van Dallas kijkt. Later op de avond breng je hem nootjes en ‘s nachts slaap je op de bank omdat hij zo snurkt.

10420_102098673139582_100000183485568_63125_5938572_n

Nu las ik dat hij op sterven ligt, en hoewel zijn uitspraken milder zijn geworden lijkt het erop dat deze man niet kapot te krijgen is.
Denk je ooit wel eens aan zijn dood als oplossing voor je eigen leven? Droom je wel eens van een tweede kans als Louis niet meer onder ons is en weet je al wat je gaat doen als het ooit zover komt?
Ik wens je sterkte in deze moeilijke tijd.

Hartelijke groet,
David Pefko

In de Oorshop

Aan de man die naar zijn pan schreeuwt:

DSC01147De eerste keer dat ik u zag was ik aan het koken. Ik roerde in een saus en keek even door het raam naar buiten. Het was al koud en er kringelde rook uit alle schoorstenen en het was donker. Ik vond het een prettig gezicht. Precies tegenover mijn huis zag ik u aan uw eettafel zitten. Als enige in het rijtje had u al uw lichten aan en kon ik door de spleet tussen mijn twee rolgordijnen naar u kijken. Ik heb het altijd interessant gevonden, huizen zoals die van u; vrijwel leeg en wat er staat van Ikea. De bekende vloerstaande lamp, de retro stoeltjes om uw glazen tafel, de grote stalen klok aan de wand, ik herkende ze allemaal. Sommige huizen zijn bij een bepaald licht net kijkdozen.
Toen liep u naar de keuken en zag ik dat u uw jas nog aan had. Ik dacht: die komt van zijn werk, is even gaan zitten omdat het zo zwaar was en heeft nu honger.
En toen zag ik het ritueel dat u elke dag herhaalt en waar ik tot op de dag van vandaag niets van begrijp: u haalt een pan uit de ijskast, opent de deksel, legt deze op een theedoek op het aanrecht, doet dan een stap achteruit en laat uw armen losjes hangen en begint dan te schreeuwen.
Het is geen verbeelding, echt niet, want ik hoor u. U roept: ‘AHHHHHHHH!’ en kijkt dan snel naar buiten en dan weer naar die pan. Na ongeveer een minuut wast u een bord en een vork af en schept wat eten op. Ik heb nooit kunnen zien wat u eet, waar u naar schreeuwt, het enige wat ik weet is dat u het bord in de magnetron stopt, waar u uw blik strak op gericht houdt en ongeduldig mompelt, soms met uw vlakke hand een ritme tikkend op de keukentafel. Als uw eten warm is eet u staand voor het aanrecht en het duurt meestal niet langer dan twee en een halve minuut (heb de tijd opgenomen). Het bordje legt u dan weer in de gootsteen en iedere dag van de week herhaalt u dit, en ik wil weten waarom. Ik heb het recht dat te weten.

Het doet me denken aan What’s He Building? van Tom Waits:

“…Now what’s that sound from under the door?
He’s pounding nails into a
Hardwood floor… and I
Swear to god I heard someone
Moaning low… and I keep
Seeing the blue light of a
T.V. show… He has a router
And a table saw… and you
Won’t believe what Mr. Sticha saw
There’s poison underneath the sink
Of course… But there’s also
Enough formaldehyde to choke
A horse… What’s he building
In there. What the hell is he
Building in there? I heard he
Has an ex-wife in some place
Called Mayors Income, Tennessee
And he used to have a consulting business in Indonesia…
but what is he building in there?
What the hell is building in there?…”

Middels dit schrijven – met gevaar voor eigen leven – laat ik u weten dat ik u vanaf nu ga volgen. Als de kans zich voordoet zal ik uw post aannemen, uw pakketjes openen. Ook zal ik op elke hoek van de straat staan als u langsfietst, achter in de rij voor de kassa staan, een blik in uw mandje werpen. Later zal ik vermomd aanwezig zijn op uw verjaardagsfeest. U zal in een hoek staan met een glaasje wijn en als u dronken bent zal ik naar de keuken sluipen, op zoek naar die pan en zal ik het eindelijk weten.

Groet,
Anoniem.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Beste Herman Brusselmans,

1503908731_a3e62d165a2Het verhaal doet de ronde dat u ziek bent, zich heeft teruggetrokken ergens aan zee en van plan bent ‘rust te nemen’, zoals uw vrouw Tania de Metsenaere al honderdduizend keer tegen u heeft gezegd: ‘Je moet rust nemen mijn schat’.
Enkele maanden geleden schreef ik een stukje waarin ik mijn lezers de kans gaf een slotdialoog te schrijven. Vele pogingen werden er gedaan en toen ik alle reacties bij elkaar had heb ik ze, samen met het stuk zelf, aan u gemaild met de vraag een winnaar aan te wijzen. Ik kreeg geen antwoord. Mijn lezers werden ongeduldig en ik wilde u nogmaals mailen maar dacht aan die 600 pagina’s die u jaarlijks schrijft en zei tegen mezelf: ‘Herman Brusselmans heeft het veel te druk!’

Hierbij stuur ik nogmaals de slotdialogen die meededen aan de ‘Grote Herman Brusselmans dialoogwedstrijd’. Ik hoop dat u, nu u eindelijk uw rust neemt, een winnaar wilt kiezen uit dit rijtje:

(Nogmaals, het verhaal zelf is hier te lezen)

1. Herman zet de hond op de vloer en zegt: ‘Als alle dagen zolang duren dan zou ik best durven beweren dat er eigenlijk geen zak aan is.’

2. Herman: ‘Ik heb jeuk aan m’n naad.’
Tania: ‘Vervelend schat.’

3. Tania: ‘zag je die goal mijn schat?’
Herman kijkt met toegeknepen ogen naar het scherm en zegt: ‘Ik had moeten blijven voetballen.’

4. Opeens is het stil. De drumsolo is ten einde gekomen, maar abrupt en Herman staat op en loopt naar de stereo.
Dan, fluiten opeens de kogels in het rond, waar die vandaan komen weet niemand, maar ze zijn er.
Herman: ‘Ga liggen Tania, ga liggen! Het is oorlog.’
Tania wurmt zich onder de witte bank en al snel volgt Herman. Nu liggen ze naast elkaar.
Tania: ‘Je moet wat rust nemen schat, echt.’

5. Herman loopt naar de keuken en vult de voederbak van Eddie. Eddie kwispelt en Herman gaat naast hem liggen terwijl hij eet. Hij legt zijn oor tegen de vloer. ‘Heeft u gedweild Tania de Metsenaere?’
Tania: ‘Ja.’
Herman:’Ik voel het, mijn oor is nat.’

6. Herman: ‘Ik kwam laatst in het café en daar zaten een heleboel fans. Veel jonge grietjes.’
Tania zwijgt en kijkt naar het scherm.
Herman: ‘En vier van de zeg negen grietjes wilden meteen met mij naar bed, dat zag ik aan hun gezichten. Of, nee, ik dacht het te zien.’
Tania, zonder op of om te kijken: ‘Ja vind je het gek.’

7. De drumsolo gaat dus maar door, dat even in het hoofd gehouden, er is een finale waarin de muren van de woning in Gent trillen, dan zegt Herman: ‘Ik ben de koning.’
Tania zegt: ‘Wat zeg je Herman?’
Herman: ‘Laat maar zitten, Tania de Metsenaere. U zou uw oren een vakkundig moeten laten reinigen.’

8. Als de muziek dan toch tot een einde komt is de voetbalwedstrijd ook afgelopen. Tania tuurt voor zicht uit en kijkt dan naar Herman.
Tania: ‘Herman?’
Herman antwoordt niet.
Tania: ‘Schat?’
Herman is in slaap gevallen, zijn sigaret nog tussen zijn vingers. Tania haalt hem er voorzichtig vandaan en dooft hem in de asbak.

9. Herman: ‘Tania?’
Tania: ‘Ja Herman?’
Herman: ‘Is er iets?’
Tania: ‘Nee schat, ik kijk voetbal, maar wat wilde je zeggen?’
Herman: ‘Ach niets, iets over de Nobel-prijs die ik denk ik ga winnen dit jaar, niets bijzonders.’

10. Tania, na de minuten durende stilte: ‘Herman, zo spreek je Eddie niet toe!’
Herman kijkt verschrikt op, droomt weg bij de solo die hijzelf niet meester is en zegt dan: ‘Sorry.’

11. Herman zet het geluid zachter. Hij vouwt zijn hand om zijn rechteroor. Hij zegt: ‘Tania, hoor jij dat?’
Tania: ‘Wat Herman?’
Herman:’Luister dan wijf!’
Tania maakt hetzelfde gebaar.
Tania: ‘Wat?’
Herman begint zijn hoofd te schudden en te lachen (wat hij zelden of nooit doet) en zegt dan: ‘Zie je wel!’

12. Tania kijkt naar de voetbalwedstrijd en Herman naar haar. Hij blijft naar haar kijken terwijl hij het volume opdraait. De vloer trilt. Dan staat Tania op, pakt haar jas van de kapstok en verlaat het huis in Gent.
Herman: ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol!’

Hartelijke groet,
David Pefko

Beste Dolores,

11703Ik heb verscheidene keren voor je deur gestaan, heb zachtjes en hard aangeklopt en je gebeld, ja zelfs vóór je deur. Ik hoorde dan twee of driemaal het geklingel van je ouderwetse telefoontoestel en daarna een klap gevolgd door een scheldpartij. Soms sneuvelde daarbinnen iets van glas of steen.

Vorige week liet je me binnen maar kwam ik niet verder dan de gang. Je droeg een grote groene houtje-touwtje jas en een muts met oorkleppen, kaplaarzen aan je voeten. Zo koud was het toen nog niet.
Ik zei: ‘Dolores, ik wil je…’
Met een rood hoofd van woede onderbrak je me en riep: ‘Geen woord, géén woord! Als je daar voor komt, ben je aan het verkeerde adres! Scheer je weg!’ Je joeg me de gang door en prikte me met twee Nordic-walking stokken in mijn rug. Daarna bleef je in de deuropening staan, die twee stokken aan weerszijden. ‘Scheer je weg!’ riep je me na.

Op de dag zelf verscheen je niet. Op dat moment was het koud en stond ik vrijwel alleen. Het was op die manier allemaal snel voorbij, er werd geen praatje gehouden en het ritueel duurde maar een paar minuten. Een meneer die tegenover me stond zei: ‘Iemand die zo weinig familie of vrienden heeft, zal wel snel vergeten worden.’
Ik vroeg de man of hij een vriend of familie was, maar de man zei dat dat niet zo was maar hij graag naar zulke plekken ging. Dat die plekken hem rust gaven en een gevoel van waardigheid bezorgden. Zijn opmerking was dan ook geen oneerbiedige geweest; hij sprak slechts uit jarenlange ervaring. ‘Mensen worden vergeten, dat is een feit,’ zei hij.

Dagen later zag ik je door de supermarkt schuifelen en praten in jezelf. Je keek langdurig naar reclameborden en stond stil bij de pakken maandverband, waar je je schouders ophaalde en naar je kaplaarzen keek. Hoe oud je ook bent, nog altijd zie ik hoe je zachtjes schokt en beeft, je benen steeds in beweging, hoe je je voeten elegant van de hak naar de punt laat rollen. De sierlijke knik als een vrouw je pad kruist… Hoewel je botten broos zijn en je spieren moe, lijk je elk moment in brand te staan. Het zou me geen moment verbazen als je plots je mandje laat vallen en zou dansen over de gladde vloeren van de supermarkt.

Maar goed, ik dwaal af. Ik wil je sterkte wensen in deze moeilijke tijd. Ik weet dat de laatste woorden van Augusto, absurde woorden waren, maar ook die zul je eens vergeten beste Dolores.

Het ga je goed,
David Pefko

Geachte abonnees van de Dieren-weekkrant,

DSC01140Het zal nu zeker meer dan 16 jaar geleden zijn dat u een abonnement nam op onze Dieren-weekkrant. Zoals u weet stonden wij voor actuele berichtgeving omtrent zieke dieren in het Vondelpark. Duiven met één poot, eenden zonder huis en weggelopen katten en honden zouden onze pagina’s vullen en de abonnees werden aan de deur benaderd en moesten daar ook hun abonnementsgeld contant voldoen. In de tijd waarover ik schrijf zijn er 7 abonnees geweest die elk het bedrag van vijfentwintig gulden hebben betaald voor hun wekelijks exemplaar. Onze medewerkers waren toen zeven en negen jaar oud en de oudste van de twee vervoerde de jongste achterop zijn fiets.

Het moet u opgevallen zijn dat er slechts één Dieren-weekkrant in uw bus terecht gekomen is. Misschien heeft u zich al die jaren afgevraagd hoe het toch de Dieren-weekkrant is vergaan en waarom dit eerste nummer (waarin verslag werd gedaan van een zieke egel en waarin een kortverhaal over een kikker stond afgedrukt – met ecoline tekeningen, in kleur) geen vervolg kreeg.

Hierbij willen wij u melden dat de Dieren-weekkrant aan het eind van 1993 in een crisis terecht kwam waardoor er geen nieuwe nummers meer verschenen. Allereerst kwam ons management in – tot op de dag van vandaag onbekende – financiële moeilijkheden en konden zij de kosten van de drukker niet meer betalen. Er is in die tijd nog een heuse stichting in het leven geroepen, met ledenpasjes en kortingsbonnen, het ‘Dieren Fonds Bij Ongelukken’, kortweg: DFBO, waar geen enkel gehoor aan gegeven werd. Onze medewerkers hebben erg veel last ondervonden van deze nare situatie, zo waren ze tijden lang bang in hun eigen straat waar 5 van de abonnees woonden en reageerden ze nooit op de vriendelijke ansichtkaarten die sommigen van u aan het hoofdkantoor schreven.

DSC01141

De tienjarige zei aan het begin van het jaar 1994 aan de achtjarige: ‘Er zou een vervolg moeten komen want anders staan ze straks allemaal op de stoep!’
De achtjarige zei: ‘Nee, we zijn kinderen, ze vinden ons ontroerend en die hele krant maakt ze helemaal niets uit. Het ging om ons.’
‘En om onze fiets.’
‘Hadden we toen maar één fiets?’
Ze hadden toen maar één fiets, ik wil het maar even benadrukken. U mag het zien als charmeoffensief of gewoonweg als een feit.

Hierbij bieden wij u onze welgemeende excuses aan en hopen dat u het enige exemplaar dat u ooit heeft ontvangen zijn prijs van vijfentwintig gulden waard vindt. Misschien is het een geruststelling te weten dat onze medewerkers inmiddels op twee fietsen rijden.

Hoogachtend,

De directie.

Beste bloemenman,

DSC01134Ik was begonnen aan een brief aan een clown met de naam Benno die mij dreigbrieven stuurt, en op dat moment rij jij de straat binnen om mijn rust te verstoren. Eerst het brommende geluid van je oude bestelbus, dan de enorme klap waarmee je de schuifdeur met kracht opengooit en al snel het irritante geklingel van een bel en je onverstaanbare gebrul dat zelfs in de wc te horen is. ‘Bloemeboeketjemooibloemeboeketjevijfeurootjesmaar’ Zoiets zeg je, en je mag rustig weten dat ik er niet goed van word!
Je bel saboteren, ‘s nachts je bestelbus opzoeken en in de fik steken, je stembanden doorsnijden; al die dingen zijn al eens bij mij opgekomen. Ik keek uit het raam en zag je staan in je korte jack, met je grove handen en je kale hoofd. Ik wilde het raam open zetten en je uitschelden, maar dat deed ik niet.
Maar wat er daarna gebeurde was toch wel de moeite waard. Ik besloot mijn jas aan te trekken en naar je toe te lopen. Clown Benno zat nog steeds in mijn hoofd en ik bedacht dat mijn contact met hem begon met juist het benaderen en niet achter mijn raam te blijven schelden.
Je was kleiner dan ik dacht en toen ik heel dichtbij kwam zag ik dat je misschien wel het syndroom van down had. En ik zag je hond: een grote, bruine bastaard die op de passagiersstoel zat met zijn tong uit de mond.
‘Bloemetjekopemeneer?’ vroeg je terwijl ik een blik wierp in laadruimte waar bergen voorverpakte bosjes bloemen lagen te verwelken.
‘Uw bel..,’ begon ik.
Je klingelde met je bel.
‘En je stem, ik word niet…’
Voor ik wist begon je te brullen.
Ik nam snel een bos rode tulpen en gaf je vijf euro. Daarna klom je in je auto en reed langzaam de straat uit.
‘Laat je hier nooit meer zien!’ zei ik zo hard als ik kon, maar zo hard kon het niet zijn geweest.

Vaarwel,
David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers