Oranje

Ik ben een voetbalfan. De komende weken ga ik zoveel mogelijk wedstrijden bekijken. Dat de straten in mijn stad oranje kleurden, voor mij hoeft het niet, maar ik klaag ook niet. Ik vrees alleen het moment dat Nederland na de kwartfinale, of wellicht na de halve weer huiswaarts moet. Kees Fens schreef ooit een stukje nadat Nederland was uitgeschakeld. Ik meen dat het ging over een treinreis door Noord-Holland op de maandag erna. Het regende en overal zag hij verregend oranje. Verregend oranje in achtertuinen, aan waslijnen.

Gisteren, het regende, liep ik door mijn Amsterdamse buurt. Oranje in de regen. Nog geen wedstrijd gespeeld. Het zag er vrolijk uit. Maar ik hoorde het fluitsignaal na de verloren wedstrijd in de kwartfinale. En opeens was het maandag, het regende, in Zuid-Afrika scheen de zon, en ik liep door een verregende oranje buurt.

Ooit kwam ik Adriaan Jaeggi, die te vroeg stierf, tegen in de Amsterdamse Haarlemmerstraat. Hij was op weg naar de trein. Om naar Bakkum te gaan, waar hij kampeerde met vrouw en kinderen. Alleen, op deze dag had hij er geen zin in. ‘Het heeft geregend’ zei hij, ‘en dan die wielen van de caravan, bespat met modder – daar kan ik niet tegen’.
Oranje in de regen.

In de Oorshop

Zand

Aan het einde van mijn leven hoop ik, liggend op mijn bed, naar een film van Andrej Tarkovski te kunnen kijken. Buiten regent het. Als ik een verrekijker pak zie ik hoe grote druppels putten slaan in het zand dat wordt vervoerd door een schip dat langsvaart. Ik wissel het kijken naar het tafereel buiten af met kijken naar Tarkovski. En langzaam versmelten de beelden tot alledaagse poëzie zoals hij die wist te treffen.
Regelmatig herlees ik de brief die een Russische vrouw hem schreef:

‘Ik ben dankbaar voor De Spiegel. Ik heb precies zo’n jeugd gehad. Hoe kon u dat nu weten? Precies dezelfde wind als toen, hetzelfde onweer. “Galja, jaag die kat weg!”, riep mijn grootmoeder. In de kamer was het donker. Ook de petroleumlamp doofde toen precies zo. En mijn ziel was vervuld van het wachten op mijn moeder. Hoe mooi toont uw film het ontluiken van het kinderlijke bewustzijn! Mijn God, hoe werkelijk, hoe waar is dit alles. Wij kennen het gezicht van onze moeders inderdaad niet. Weet u, toen ik in die donkere zaal naar het doek keek, dat door uw talent werd verlicht, voelde ik voor het eerst in mijn leven dat ik niet alleen was’

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De vijand

niemand weet wie ik zal zijn wie ik was
u overschat mij
ik ben radeloos ik was een ander

geef mij touwen bind mij vast
dood mij niet
ik ben onschuldig ik ben de vijand

Nog niet zo lang geleden sprak ik met Armando.
Over de vijand.
Hij vertelde hoe hij kort na de oorlog getuige was van de arrestatie van een paar SS ers.
Ze stonden in een laadbak van een vrachtwagen, ze werden uitgescholden. Toen zei een van de SS ers: Niettegenstaande het feit dat…

Warempel, dacht Armando, de vijand kan praten.

Ark van Noach

In zijn pas verschenen roman ‘Beatrice en Vergilius’ beschrijft Yann Martel een man die dieren opzet: ‘Rechts van de toonbank werd de hele ruimte in beslag genomen door het grotere, opvallender gereedschap van de taxidermist. Diepe schappen, drie rijen boven elkaar, liepen langs de wanden van het vertrek, en het was een groot vertrek met een hoog plafond. In het midden stond een vrijstaande kast, ook over de hele lengte. De planken daarvan waren stuk voor stuk volgestouwd met allerlei dieren van verschillende grootte, met vacht en veren, met vlekken en met schubben, zowel rover als prooi. Ze stonden allemaal stokstijf, alsof ze verrast waren door Henry’s verschijning en elk moment konden reageren – bliksemsnel, zoals dieren dat doen – en er een pandemonium van gegrom en gekrijs en gekef en gejank kon losbarsten, zoals op de dag dat de ark van Noach leegstroomde’.

Ik zag Jezus weer lopen op zijn erf, toen ik dit las. Jezus, zoals we hem noemden, woonde aan de rand van het dorp Eerbeek. Hij had een geloof van eigen makelij en zette dieren op. Toen hij stierf bleek hij een paar honderd volgelingen te hebben die net als hij van mening waren dat op een dag de wereld zou vergaan en dat zij dan gespaard zouden worden. Zij – en de honderden opgezette dieren die in het huis van Jezus waren opgeslagen, en die ook weer tot leven zouden komen. Zo was hun geloof.

Ze hebben het niet mogen meemaken, de volgelingen, want op een dag deed de politie een inval en nam alle opgezette dieren van Jezus in beslag. ‘s Avonds zagen we het in het journaal. We waren trots, want hoewel Jezus weinig met ons had gesproken, hij was onze Jezus. En wat bleek? Hij had niet alleen inheemse dieren opgezet, maar ook leeuwen, panters, een kleine olifant – en ga zo maar door, gestorven dieren die hij op verschillende manieren van verschillende mensen had gekregen.

Stak er kwaad in wat hij deed? Ik heb nooit begrepen waarom ze deze Ark van Noach niet met rust lieten.

David Remnick

Ik ben op weg naar een interview met David Remnick, hoofdredacteur van The New Yorker, die een boek schreef over Obama.

(Waar haalde die man de tijd vandaan? Nou, hij stond ‘s ochtends om vijf uur op, werkte aan de biografie, ging naar dan naar de redactie van The New Yorker, en werkte ‘s avonds thuis weer verder aan het boek. Gelukkig is schrijven voor Remnick zoiets als ademhalen. Anders was hij nog vermoeider uit de strijd gekomen.)

Op weg dus, en ik vraag me af op wie ik moet stemmen op deze verkiezingsdag. Ik zie die vrolijke Frans van de SP, die man met dat trek-eens-aan-mijn-vinger-gezicht. Ik vraag me af hoe dat eruitziet, Rutte naast Merkel. Hoor Geert Wilders over het gevaar dat immigratie heet en vraag me af hoe je dat uitlegt aan een Amerikaan. En wat zei Femke Halsema ook al weer in dat spotje gisteravond op de televisie? Geen idee, dat ze d’r klaar voor is – zoiets.

Ik weet dat je makkelijk belachelijk te maken bent als je verlangt naar een verhaal. Maar ik geloof dat de vermoeidheid die me bekruipt als ik aan de Nederlandse politieke taferelen van de laatste dagen denk te maken heeft met het ontbreken van politici die politieke verhalen vertellen. Remnick vertelt me later die ochtend dat Obama vroeger een slechte spreker was. Maar oefening baart kunst, dus vond hij – om te beginnen – zichzelf literair uit en sleutelde vervolgens aan dat verhaal, waarin je opvattingen een plaats krijgen, en waarin jijzelf ook woont.

p.s.

Het boek van Remnick verscheen in vertaling bij de Bezige Bij. Die uitgeverij gaf eerder al reportages van hem uit.

Broekzak

‘Martha met Kingsley at the station. She was standing on the platform and worrying about recognizing him as the train slid quietly alongside. She had only met Kingsley once, at a dinner in London a year ago, and now, when she tried to conjure up his face, she found nothing.’

Zo begint een verhaal van Roxana Robinson. Het werd gepubliceerd in One Story dat eens in de paar weken een kort verhaal brengt van een bekende of onbekende schrijver. Voor een klein bedrag kun je je abonneren. Ze zijn handzaam uitgegeven en passen in je binnenzak. Net goed voor tijdens een korte reis.

Niet lang geleden probeerde een aantal liefhebbers in een Amsterdams theater het korte verhaal onder de aandacht te brengen. Schrijvers van heinde en verre en kwamen vertellen waarom het zo’n mooi medium is. Klopt, maar de manier van aandacht vragen was verkeerd. Korte verhalen horen in je broekzak.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Lief

    Lief

    Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dat hoeft niet in je stukje

    Dat hoeft niet in je stukje

    Ze liep naast me, maar leek dat soms al te zijn vergeten, alsof ze al voorbij ons afscheid was. Met elke zorgvuldige stap die ze zette leek ze verder weg. Ik bracht haar naar het station, dat ze prima wist te liggen, maar toch wilde ik haar het station in zien gaan, toekijken hoe ze...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dansen

    Dansen

    Er stond een bord pasta voor me klaar. Vriend J., die deze avond ook spreekstalmeester was, begroette me even warm en bemoedigend als altijd en schoof naast me aan. In de ruimte galmden de opgewekte stemmen van leden van de organisatie van de Nacht van de Literatuur tot het plafond en weer terug, weerkaatsingen die...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.