Antiochië (I)

De volgende rit die ons naar het 350 km. zuidoostelijk gelegen, Antiochië (Antakya in het Turks) voerde, was één van de meest ontspannen reizen in mijn leven: geen vaste vertrektijd, geen stress om het vliegtuig, de bus of de trein te halen en geen lange voorbereidingen.

Na het consult van mijn zwager in het ziekenhuis pakten we binnen een half uur de reisbenodigdheden in, boekten een hotel en stapten we met mijn zus en zwager in de auto. Dat mijn zwager met ons meereisde gaf mij een prettig gevoel. Voorlopig geen geregel aan mijn hoofd.

Turkije heeft 81 provincies waarvan de meeste een gelijknamige hoofdstad hebben. De provincie waarvan Antakya (383.000 inwoners) de hoofdstad is, heeft een andere naam: Hatay.

Turkije heeft met Syrië een 900 kilometer lange grens die zich in oost-west richting uitstrekt. Hij maakt zo’n 40 kilometer voor de oostkust van de Middellandse Zee een boog naar het zuiden en buigt na ongeveer 100 kilometer naar het westen om bij de kust van de Middellandse Zee te eindigen. De vorm van de provincie Hatay doet mij altijd denken aan ons Limburg.

Het huidige Antakya heette vroeger Antiochië. Antiochië is oud: opgericht rond 300 voor Christus door Seleucus Nicator, een van de commandanten van Alexander de Grote.

De stad lag op het kruispunt van de Zijde- en Specerijenroute. Specerijen werden over zee vanuit Zuid- en Zuidoost-Azië aangevoerd en overgeladen op karavanen, die onder andere de handelssteden Damascus, Aleppo en Antiochië aandeden, om vervolgens richting Europa verscheept te worden. De stad bezat tijdens de Romeinse periode een enorme materiële en culturele rijkdom, wat blijkt uit overvloedige vloer- en muurmozaïeken die heden ten dagen nog altijd worden opgegraven. Ook in de eeuwen daarna bleef de rijkdom van de stad behouden. In de 4de eeuw telde de stad minstens 500.000 inwoners.

De eerste grote stad op onze route is Adana. Voorbij Adana zagen we op verkeersborden onder Antakya ook Aleppo (Halep in het Turks) verschijnen, niet alleen in het Latijns alfabet waarin het Turks wordt geschreven maar ook in het Arabische schrift. Aleppo was nog maar 80 km van ons verwijderd. Het was bizar te bedenken dat deze handelsstad en het hart van de Syrische economie, zwaar gehavend door de bombardementen, zo dichtbij lag. Op weg naar en in Antakya merkten we niet dat er aan de andere kant van de grens een burgeroorlog woedde…

Het laatste deel van de reis legden we af tussen de vruchtbare Amik vlakte aan de linker en het Amanosgebergte aan de rechterkant.

Na ons in het hotel te hebben geïnstalleerd liepen we naar het oude centrum van de stad. De rivier Orontes stroomt midden door de stad. De Orontes ontspringt in Libanon, doorsnijdt Syrië in de noordelijke richting, markeert de oostgrens van Turkije met Syrië en mondt ten zuiden van Antakya in de Middellandse Zee uit. Het is de enige rivier in het zuiden en zuidoosten van Turkije die van zuid naar noord stroomt. Aan dit feit heeft de rivier haar naam Asi te danken wat rebel(s) betekent.

Bij de brug over de rivier zagen wij de stad zich aan de overkant richting een bergrug uitstrekken. Een fors flatgebouw met vijf verdiepingen, als een façade waarachter zich smalle straten met een rijke geschiedenis bevonden, verhulde dat daar het oude centrum lag. Alleen de oude minaret naast het flatgebouw getuigde van de historische rijkdom. Op de hoek van het gebouw, op de voorgevel van een eetgelegenheid lazen we: Hatay Künefe, de naam van een van de vele banketbakkerijen die gespecialiseerd zijn in dit van oorsprong Syrische deeggerecht met suikerwater en zachte kaas. Rechts van de brug stonden er kiosken, een souvenirwinkeltje en een agentschap van Has Turizm, de busmaatschappij van Antakya.

Even later dwaalden we door een wirwar van smalle straten met oude huizen. Ze zijn meestal op een houten geraamte opgetrokken uit steen of klei. Achter de scheve muren en door verval of ouderdom onooglijk uitziende, authentieke voorgevels bleken schitterende, gerestaureerde binnenplaatsen schuil te gaan.

Tijd voor een avondmaal. Wij stuitten op een restaurant, gevestigd in een recentelijk gerestaureerd herenhuis (konak) in vierkante vorm waarvan de muren opgetrokken waren uit natuursteen. De grote binnenhof stond vol met tafels die alle bezet waren. We moesten wachten tot er een tafel vrijkwam. We hoorden naast Turks ook Arabisch. Antakya heeft een Syrische minderheid.

De menukaart vermeldde gerechten met invloeden uit de Libanese, Syrische en Turkse keuken, onder meer geroosterde paprika met walnoten, humus en geroosterde aubergine, bereid met gember, za’atar, laurier, komijn en sumak. In verschillende combinaties krijgt men uiteenlopende smaken. De keuken van Antakya is niet voor niets opgenomen in de gastronomielijst van de UNESCO.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

In de Oorshop

Joseph Roth – Leviathan 5

(Lezen vanaf het begin)

Ze dronken nog meer honingwijn en een paar brandewijn, en Nissen Piczenik, de koraalkoopman, betaalde. Ook hij had wel wat gedronken, maar niet zoveel als de anderen. Toch leek het toen hij de straat op stapte, arm in arm met de jonge Komrower, alsof het midden van de straat een rivier was, de golven bewogen op en neer, de paar petroleumlantaarns waren vuurtorens en hij moest stevig aan de zijkant blijven om niet in het water te vallen. De jongen zwalkte vreselijk. Zijn leven lang, bijna van kinds af aan, had Nissen Piczenik elke avond de voorgeschreven avondgebeden opgezegd, een bij de schemering, de andere om het begin van de duisternis te vrwelkomen. Vandaag had hij beide voor het eerst overgeslagen. De sterren glinsterden hem vanuit de hemel verwijtend toe; hij durfde niet omhoog te kijken. Thuis wachtte zijn vrouw op hem met het gebruikelijke avondmaal, radijs met komkommer en uien en brood met reuzel, een glas kwas en hete thee. Hij schaamde zich meer voor zichzelf dan voor de anderen. Het leek zo nu en dan terwijl hij doorliep, dat hij zichzelf tegenkwam: koraalhandelaar Nissen Piczenik koraalhandelaar Nissen Piczenik – en de een lachte ander dan uit. Uiteindelijk probeerde hij te verwijden nog andere mensen tegen te komen, en dat lukte ook. Hij vergezelde de jonge Komrower naar huis, hielp hem de kamer in waar de oude Komrowers zaten, en zei: ‘Wees maar niet boos op hem, wezijn naar het het café geweest, hij dronk er een paar.’

            ‘Was jij met hem in het café, koraalhandelaar, Nissen Piczenik?’, Vroeg de oude Komrower.

            ‘Jazeker,’ zei Piczenik.  ‘Goedenavond!’ En hij ging naar huis. Al zijn prachtige rijgsters zaten nog steeds aan de vier tafels te zingen en visten nar de koralen met hun fijne naalden in hun fijne handen.

‘Breng me onmiddellijk mijn thee’, zei Nissen Piczenik tegen zijn vrouw, ‘ik moet werken.’

            En hij dronk van zijn thee, en terwijl zijn hete vingers zich in de grote, nog ongesorteerde koraalhopen groeven en in hun welwillende roze koelte rommelden, dwaalde zijn arm hart door de brede en ruisende straten van de uitgestrekte oceanen.

            En het brandde en suisde in zijn hoofd. Maar hij was zo wijs zijn pet af te zetten, haalde het geldzakje tevoorschijn en borg hem weer in zijn binnenzak.

4

En toen kwam de dag dat matroos Komrower terugmoest naar zijn kruiser, naar Odessa – en angst en pijn belaagde het hart van de  koraalhandelaar. De jonge Komrower was de enige zeeman in heel Progrody, en God wist wanneer hij nog eens verlof zou krijgen. Als hij eenmaal weg was, hoor je nooit meer iets over de wateren van de wereld, tenzij er toevallig iets over in de krant staat.

Het was in de nazomer, een mooie zomer trouwens, zonder wolk of regen, verlevendigd en verkoeld door de altijd zachte wind van de Wolhynische vlakte. Nog twee weken en de oogst zou beginnen, en de boeren uit de dorpen zouden niet meer naar de marktdagen komen om Nissen Piczeniks koralen te kopen. Deze weken waren het hoogseizoen voor koraal. Nu juist kwamen de klanten met drommen en hopen tegelijk, de rijgsters konden het werk nauwelijks aan, er werd nachtenlang geregen en gesorteerd. Op de prachtige vroege avonden, als de ondergaande zon haar gouden afscheidsgroet door Piczeniks getraliede vensters stuurde, begonnen de koraalbergjes van elke soort en kleur te schitteren, verlevendigd door hun weemoedige en tegelijkertijd troostende glans, alsof elke steentje een klein lichtje diep vanbinnen had. De boeren met zware laarzen met spijkers die knerpten op de stenen in de tuin, kwamen vrolijk en licht aangeschoten binnen om hun vrouwen op te halen, de blauw-rode zakdoeken gevuld met zilveren en koperen munten. De mannen omarmden en kusten Nissen Piczenik onder tranen en gelach alsof ze in hem een tientalen jaren verloren vriend hadden teruggevonden. Ze meenden het goed met hem, ze hielden zelfs van hem, deze stille, lange roodharige Jood met de trouwe en wat dromerige porseleinblauwe ogen, in wie rechtvaardigheid woonde, eerlijkheid in zaken, het verstand van de deskundige en tevens de onnozelheid van iemand, die het stadje Progrody nooit verlaten had.

            Het was niet eenvoudig om met de boeren om te gaan. Want hoewel ze de koraalhandelaar kenden als een van de zeldzame eerlijke koopmannen in de buurt, beseften ze altijd dat hij een Jood was. Wel hadden ze plezier in het onderhandelen. Eerst gingen ze er eens goed voor zitten in de stoelen, op de bank, op de twee brede houten tweepersoonsbedden die hoog met kussens opgetast waren. Sommigen gingen ook liggen op de bedden, de bank en zelfs op de grond met hun laarzen waar de zilvergrijze modder nog aan zat. Ze haalden tabak uit de brede zakken van hun jute broeken of van de voorraad in de vensterbank, scheurden de onbedrukte marges van oude kranten die in Piczeniks kamer rondslingerden en rolden shagjes – want zelfs de bemiddelden onder hen vonden vloeitjes een luxe. Een dikke blauwe rook van goedkope tabak en grof papier vulde het huis van de koraalkoopman, een gouden, zondoorschenen blauwe rook die langzaam in wolkjes door de vierkantjes tussen de tralies en de geopende vensters heen de straat op zeilde. In twee koperen samovars – op een van de tafels in het midden van de kamer – de ondergaande zon werd ook daarin weerspiegeld – kookte het water, en niet minder dan vijftig goedkope glaasjes van groenachtig glas met een dikke bodem gingen van hand tot hand, gevuld met dampende goudbruine thee en met brandewijn. een hele poos terug, in de vroege middag al hadden de boerinnen urenlang onderhandeld over de prijs van de koraalkettingen. Nu vonden hun mannen de sieraden alsnog te duur en begonnen de onderhandelingen opnieuw. Het was een hardnekkig gevecht dat de magere Jood in zijn eentje moest leveren tegen de enorme meerderheid van zuinige, achterdochtige, sterke en soms gevaarlijk beschonken kerels. Onder de zijdezachte zwarte muts die Nissen Piczenik gewoonlijk in huis droeg, liep het zweet over de schaarsbesproete wangen in zijn rossig sikje en de baardharen kleefden aan elkaar en die moest hij ‘s avonds na de veldslag met zijn ijzeren kammetje loskammen. Uiteindelijk zegevierde hij over al zijn klanten, ondanks zijn onnozelheid.

            Want hij kende de koralen van over de hele wereld en de boeren uit zijn land – en hij wist hoe hij die rijgen en sorteren moest en hoe hij die anderen kon overtuigen. Hij gaf de hardnekkigen een zogenaamde ‘bonus’ – dat wil zeggen, nadat ze de prijs hadden betaald die hij niet onmiddellijk had genoemd maar waar hij heimelijk naar verlangde, gaf hij ze een klein koraalkettinkje gemaakt van de goedkopere steentjes ten geschenke, bedoeld voor de kinderen om om armpjes en nekjes te dragen en absoluut effectief tegen het boze oog van jaloerse buren en kwaadwillende heksen. Hij moest op de handen van zijn clientèle goed in de gaten houden en altijd de hoogte en omvang van de koraalhoopjes inschatten. Nee, een gemakkelijk gevecht was het niet!

(verderlezen)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Een bochtje in de weg

Morgen gaat Ada voor het eerst naar school. Onze crèchetijd is daarmee voorbij. Terwijl ik dit schrijf ligt ze te slapen onder de klamboe die ze ondanks de dalende temperaturen nog steeds boven haar bed wil houden.

De kamers van de kinderen groeien dicht. Ze hebben nu al te veel spullen voor een Amsterdamse slaapkamer. Ik sprak Nadim daar vandaag op aan en hij vertelde me dat een kinderkamer ramvol hóórt te zijn.

Hij zei het ook met de klemtoon op die o’s.

We hebben de hele tijd luizen in huis; dat kost een flesje luizenshit per week, wat knaagt aan ons budget voor goede wijn op zaterdag. B is gevallen op een uitje en heeft nu een dikke lip.

Ik weet ook niet waarom ik opsom wat de grote en kleine dingen van de week hier zijn.

Nu ik erover nadenk is dat precies wat ik elke dinsdagavond zit te doen: de kleine en grote dingen kiezen die in de week voorbijkwamen en die met een paar beelden verbinden.

Mijn boek komt uit in mei. Het wordt een mooi klein en tegelijk enorm verhaal.

De leukste fase van het werk begon op maandagochtend: schaven aan en schuiven met wat er allemaal al staat. Ik maak de focus kloppend en moffel alle losse eindjes weg. Een ouderwetse foto die in de vloeistof landt: contouren worden ingevuld, details komen naar voren uit een nog mistig geheel.

Je zou er hoogdravend van worden.

Vlakbij ons huis, op een bochtje in het fietspad dat de stad in leidt, staan berkenbomen die altijd de zon lijken te vangen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Waarom is Erdogan kwaad op Macron en Wilders? Zijn de Turken dat ook? (I)

Laatst was Erdogan kwaad op Wilders. De PVV-leider deelde op 24 oktober via Twitter een spotprent waarop Erdogan te zien is met op zijn hoofd een bom met brandend lont. Er stond te lezen: ‘terrorist’.

Deze prent, als zoveelste bewijs van de islamofobe houding van de politicus, bleek voldoende om de toorn van Erdogan op wekken.

Deze reactie bevestigde weer eens het beeld dat men in Europa van Erdogan heeft: een politicus met islamitische wortels die zich graag wil profileren als de woordvoerder van de moslims in de wereld en aan zijn woede onverholen uiting geeft.

Dit beeld strookt mijns inziens niet helemaal met zijn werkelijke motieven. 

Het incident met Macron kan daar wellicht licht op werpen. Een poosje geleden zei Erdogan in een tv-toespraak dat Macron ‘psychische hulp’ nodig had. Die opmerking was een reactie op de maatregelen die Macron had aangekondigd tegen moslimextremisme en radicale islamitische scholen en organisaties in zijn land. De aanleiding was de brute onthoofding van de leraar Samuel Paty door een extremistische moslim naar aanleiding van de spotprent van Charlie Hebdo in de klas.

Zijn boosheid kan men deels verklaren uit zijn islamitische aspiraties, want hij maakt niet altijd scherp genoeg onderscheid tussen de kritiek in Europa op de radicale islam en de algehele afwijzing van de islam zoals Wilders doet. Maar mijns inziens zit er meer achter.

Soms ligt het antwoord op ‘waarom’ besloten in het antwoord op de vraag ‘wat’ of ’wie’. Want Macron is een Europees leider. Zijn identiteit kan een rol spelen in de reactie van Erdogan.

Erdogan laat met zijn aanvaring, de zoveelste op rij met de Europese leiders, blijken dat de Europese Unie geen invloed meer op Turkije en op hemzelf heeft. Hij zegt denk ik: ‘Ik was blij met het perspectief van het kandidaat-lidmaatschap van de Europese Unie. Tot 2010 had ik oren naar jullie wensen en prioriteiten. Ik ging, samen met de Cypriotische Turken, akkoord met het Annan Plan van de Verenigde Naties dat voorzag in de vereniging van Cyprus. Ik meed conflict met Griekenland. Ik heb gedurende de eerste acht jaar van mijn bewind serieus werk gemaakt om de criteria van Maastricht en Kopenhagen te realiseren en heb vele wetswijzigingen gerealiseerd. Ik deed het in de veronderstelling dat de Europese Unie geen club van de Christenen was maar een universele organisatie, waar je lid kunt worden als je aan de toelatingscriteria voldoet. Maar jullie, met name de Duitse Christen Democraten en de Franse presidenten, hebben duidelijk laten blijken dat er geen plek voor Turkije is ongeacht of wij hebben voldaan aan de vereiste criteria. Jullie hanteren een dubbele moraal en ik voel me daarom niet langer gebonden aan jullie oordeel.’

Zou hij gelijk hebben? Voor een deel wel. Maar hij handelt vanuit ressentiment over de houding van de Europese Unie, wat niet gezond is in internationale betrekkingen. Zo maakt hij geen vrienden.

De vraag is nu, zou hij zijn islamitische wortels en aspiraties minder nadrukkelijk ventileren zonder dat ressentiment? Zeer waarschijnlijk wel, want hij zou het perspectief van het lidmaatschap van de Europese Unie, dat eens de toekomstdroom was van een overgrote meerderheid van de Turken, niet zo maar overboord gooien. Het zou hem aanzienlijk veel stemmen kosten, wat hij in geen geval zou willen. Daar is hij te zeer een machtspoliticus voor.

Pakt hij het handig aan? Voor de buitenwereld en zijn critici in Turkije niet, maar voor zijn eigen achterban wel. Daar is het hem kennelijk om te doen. Het is hem ook te doen om de aandacht van de binnenlandse problemen af te leiden: de erbarmelijke toestand van de economie. Tegenwoordig een wijdverbreid fenomeen van Trump tot Macron, de politici die thuis met grote problemen worstelen.

Zijn de Turken ook kwaad op Wilders? Zo ja, zijn ze dat om dezelfde redenen als Erdogan?

Ja, de Turken zijn ook kwaad op Wilders. Omdat hij geen onderscheid maakt tussen de islam en de radicale islam, het Wahabisme, de ideologische basis voor de terreur van Al-Qaida en Isis. Dat vindt een overgrote meerderheid van de Turken krenkend. Ze laten er zich van oudsher op voorstaan dat het Wahabisme in de traditie van de Turkse islam geen kans van slagen heeft gekregen.

De Turken ergeren zich ook aan Macron omdat zij hem, net als zijn voorgangers Sarkozy en Hollande, een anti-Turkse houding ten aanzien van het lidmaatschap van Turkije toedichten. Voor Erdogan mag lidmaatschap van de EU een instrument tot aanzien en macht zijn, voor de Turken is het een toekomstdroom die vervlogen is. Ze zijn teleurgesteld – en ook boos omdat zij net als Erdogan denken dat de EU Turkije aan het lijntje heeft gehouden.

Is de Turkse boosheid op Macron en de andere Europese politici terecht? Voor een deel wel. Tegelijk toont Turkije onvoldoende empathie voor de angst van de Europeanen voor de radicale islam. De Turken – en moslims – moeten deze angst erkennen en duidelijk laten blijken dat zij het afkeuren.

Populisme wint aan kracht ook omdat een krachtige afwijzing van terreur in naam van de islam er niet komt: noch van Erdogan noch van de burgers. Veroordeling door Erdogan van de afschuwelijke terreurdaad in Nice geeft hoop, maar moet niet eenmalig zijn en moet tot wederzijdse empathie, begrip en samenwerking leiden.

Hopelijk werken zakenlieden, opinieleiders, denktanks, pressiegroepen, vrouwenorganisaties bij de EU en in Turkije achter de schermen om de conflictpunten tussen de betrokken landen uit zijn beladen sfeer en korte termijn perspectief halen.

Voor herstel van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije zijn lange termijn perspectieven nodig, bijvoorbeeld de actualisering van de Douane Unie die voorlopig in de plaats kan komen van het perspectief op lidmaatschap van de Europese Unie.

In het volgende blog wil ik stil staan bij de veranderingen in internationale betrekkingen sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en kort ingaan op de vraag of de bestaande kaders (de NAVO en de Douane Unie) voldoende ruimte bieden voor het herstel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Joseph Roth – Leviathan 4

(vanaf het begin lezen)

Aan de rand van het stadje, waar de kleine huizen van Progrody steeds armoediger werden, totdat ze uiteindelijk volledig ophielden en de brede, hobbelige straat naar het treinstation begon, stond de herberg van Podgorzev, een plek met een slechte naam, waar boeren, dagloners, soldaten, losbandige meisjes en waardeloze kerels rondhingen. Op een dag verscheen de koraalhandelaar Piczenik er met de matroos Komrower. Ze kregen sterke, donkerrode honingwijn en gezouten erwten voorgeschoteld.

            “Drink mijn jongen! Drink en eet, mijn jongen!’ sprak Nissen Piczenik vaderlijk tot de matroos. Hij dronk en at met smaak, want zo jong als hij was, had hij al het nodige gezien in de havens, en na de honingwijn kreeg hij een matige zure wijn en na de wijn een brandewijn van negentig procent. Terwijl hij de honingwijn dronk was hij zo stil dat de koraalhandelaar bang was dat hij nooit meer iets van de matroos over de wateren zou horen, zijn kennis moets eenvoudigweg uitgeput zijn. Na de wijn begon de kleine Komrover echter met de waard Podgorzew te praten, en toen de negentig procent kwam, zong hij het ene lied na het andere met luide stem, als een echte zeeman.

            ‘Kom je hier uit ons mooie stadje?’, vroeg de waard.  

            ‘Zeker, geboren en getogen in mijn, ons mooie stadje’ – zei de matroos, net alsof hij niet de zoon was van de gezette Jood Komrower, maar een heuse boerenknul.

Naast Nissen Piczenik en de matroos zaten een paar gauwdieven en landlopers aan tafel, en zijn publiek ziende, raakte de jongen vervuld van een vreemde trots, waarvan hij dacht dat die aan marineofficieren voorbehouden was. En hij moedigde de aanwezigen aan: ‘Vraag maar jongens, zeg het maar! Ik beantwoord al je vragen. Kijk, mijn goede oom hier, je kent hem wel, hij is de beste koraalhandelaar van het hele gouvernement, ik heb hem al van alles verteld!’ Nissen Piczenik knikte. En aangezien hij zich niet helemaal op zijn gemak voelde in dit vreemde gezelschap, dronk hij een glas honingwijn en daarna nog een. Geleidelijk aan begonnen alle verdachte gezichten die hij tot dan toe uitsluitend door het luik van zijn deur had gezien, net zo menselijk te lijken als zijn eigen. Maar aangezien voorzichtigheid en wantrouwen diep in hem verankerd waren, verdween hij even naar de binnenplaats en verstopte het zakje met zilvergeld in zijn pet. Hij hield slechts enkele losse munten in zijn zak. Ingenomen met zijn oplossing en door het geruststellende gevoel van het zakje munten dat onder de pet op zijn schedel drukte, liep hij terug naar de tafel.

            Niettemin moest hij erkennen dat hij geen idee had waarom en met welk doel hij hier in de herberg zat met de matroos en die onaangename kerels. Hij had zijn leven in regelmaat geleid en zorgde ervoor niet op te vallen, en zijn wonderlijke liefde voor koralen en hun geboortegrond, de oceaan, was nooit aan iemand geopenbaard tot aan de komst van de matroos, en eigenlijk tot op dit moment. En er was nog iets dat Nissen Piczenik angst inboezemde. Hij, die allerminst gewend was om in beelden te denken, zag thans voor zich dat zijn geheime verlangen naar de wateren en alles wat er op en onder het water plaatsgreep en leefde, plotseling aan de oppervlakte kwam van zijn eigen bestaan, zoals soms een zeldzaam en vreemd dier, dat op zeebodem leefde en thuishoorde, om duistere redenen naar de oppervlakte schoot. Het waren waarschijnlijk de honingwijn waaraan hij niet gewend was en ook de fantasie van de koraalkoopman, gestimuleerd door de verhalen van de zeeman, die dit beeld in hem gewekt had. Maar het verbaasde hem en hij schrok ervan dat er zulke buitenissige ideeën in zijn hoofd op konden komen, meer nog dan het feit dat hij plotseling met woeste kerels aan een tafel in de herberg zat.

            Maar zijn schrik en verbazing voltrok zich gelijkmatig onder het oppervlak van zijn bewustzijn. Ondertussen luisterde hij met een gretig plezier naar de sprookjesverhalen van matroos Komrower.

            ‘Op welk schip vaar je?’, vroegen zijn disgenoten. Hij dacht eventjes na – zijn schip was vernoemd naar een bekende negentiende-eeuwse admiraal, maar de naam leek hem op dat moment net zo gewoontjes als zijn eigen, en Komrower, vastbesloten indruk te maken, zei dus: ‘Mijn kruiser heet de Moedertje Katharina, en weet je wie dat was? Dat weten jullie natuurlijk niet – en daarom zal ik het jullie vertellen. Nou, Katharina was de mooiste en rijkste vrouw van heel Rusland, en daarom trouwde de tsaar op een dag met haar in het Kremlin in Moskou en nam haar meteen mee in een slede met zes paarden – het vroor 40 graden Celsius – rechtstreeks naar Tsarskoye Selo. En achter hen reed het hele gevolg in sleeën – en er waren er zoveel dat de hele weg drie dagen en drie nachten geblokkeerd was. Een week na deze prachtige bruiloft kwam de gewelddadige en onrechtvaardige koning van Zweden de haven van Petersburg binnen met zijn belachelijke houten scheepjes, waarop wel een massa soldaten stonden – want Zweden zijn van huis uit erg dapper – en deze Zweed wilde niets minder dan heel Rusland veroveren. Tsarina Katharina ging echter onmiddellijk aan boord van een schip, dezelfde kruiser waarop ik dien, en schoot eigenhandig op de belachelijke bootjes van de Zweedse koning, zodat ze zonken. En ze wierp hem een ​​reddingsboei toe en nam hem daarna gevangen. Ze liet zijn ogen uitsteken en at ze op, waarvan ze nog slimmer werd dan ze al was.  De koning echter werd zonder ogen naar Siberië verbannen.

            ‘Eh, eh,’ sprak toen een nietsnut en krabde op zijn achterhoofd, ‘met de beste wil van de wereld kan ik niet alles geloven wat je vertelt.’

            ‘Zeg dat nog eens,’ antwoordde de matroos Komrower, ‘dan heb je de Russische Keizerlijke Marine beledigd en zal ik je met mijn wapen moeten doden. Wees ervan overtuigd dat ik dit hele verhaal tijdens de opleiding vernomen heb, en Zijne Hooggeborene, onze kapitein Voroshenko zelf, heeft het ons verteld.’

(klik hier om door te lezen)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Mersin

Wie per bus snel en zonder veel oponthoud op zijn bestemming wil aankomen, moet voor grote afstanden ‘s nachts reizen. Wij besloten dat overdag te doen om wat van het land te zien.

Op de ochtend van ons vertrek leek Izmir uitgestorven. De servicebus die ons naar het busstation bracht reed door stille straten – een zinsbegoocheling!

Onderweg haalden we een vrouw van begin zestig op. Ze reisde alleen en vertelde dat ze uit Konya kwam. Sinds een aantal jaren woonde ze met haar man, een oud-legerofficier, in Izmir. Ze ging terug naar haar geboorteplaats voor familiebezoek.

Om 9.30 uur vertrokken we van het busstation. We reden eerst door het vruchtbare achterland van Izmir, de natuurlijke habitat van de sultanarozijnen en citrusvruchten. Vervolgens vingen wij een glimp op van de deels gerestaureerde ruïnes van de archeologische site van Sardes, de toenmalige hoofdstad van Lydië, waar Croesus in de zesde eeuw voor Christus heerste. Het landschap werd daarna bergachtig om later plaats te maken voor een hoogvlakte. Na Afyon, waar de bus stopte voor een eetpauze, reden wij kilometerslang langs kersenboomgaarden. Landarbeiders stonden op hoge ladders om de eerste oogst te plukken.

Daarna deed de bus zowat elke nederzetting van betekenis aan om onderweg zo veel mogelijk passagiers op te pikken en de tolwegen te ontwijken. Het leverde ons een vertraging van vijf uur op. De busbranche verkeert al een tijd in zwaar weer omdat een vliegticket bijna net zoveel kost als een buskaartje.

Concurrentie met de luchtvaart doet zich ook in de serviceverlening gelden. Als kind al was ik gewend dat het hulpje van de chauffeur na elke stop met een flesje eau de cologne ter verfrissing langskwam en de dorstige reizigers van gekoeld water voorzag. Sinds een jaar of tien krijgt men na de eau de cologne thee, koffie of frisdrank plus een cakeje en soms ijs aangeboden, alles handig gerangschikt in een wagentje dat in een vliegtuig niet zou misstaan.

Wij arriveerden na middernacht in Mersin. Het wachten was mijn zwager te veel geworden en hij kwam ons samen met mijn zus in Erdemli, 30 km oostelijker van Mersin, in zijn auto ophalen.

De volgende dag stond ik vroeg op. Ik trof mijn zus in de keuken aan. Ik had haar twee jaar niet gezien. We hadden heel wat bij te praten en de ontbijttafel is daar een geschikte plek voor. Ik voelde me voor even de ‘zoon die naar het oude nest terugkeert.’

Mijn zus woont in het nieuwe deel van Mersin dat ruim en overzichtelijk opgezet is, in tegenstelling tot het stadscentrum dat oostelijker ligt. De kuststrook is voor zover het oog reikt volgebouwd met hoge en moderne flats, waarvan sommige als een soort compound ogen. Prikkeldraad en muren omgeven deze oorden, beveiligd door bewakers en soms voorzien van zwembad, winkel en sporthal.

De welvaart van de stad zorgt ook voor een aanhoudende trek uit het platteland met als gevolg armoedige wijken rond de binnenstad en achter de haven waar de meeste economische bedrijvigheid heerst. Mijn neef werkt er in een fabriek als kwaliteitsmedewerker. Hij begint om acht uur ‘s ochtends en stopt om acht uur ‘s avonds. Werkdagen van twaalf uur zijn heel normaal in Turkije. De fabriek is, met tientallen andere, gesitueerd in de vrijhandelszone.

Mersin is een havenstad en heeft, zoals de andere steden aan de zuid- en westkust, van oudsher een werelds en vrijzinnig karakter. Om deze reden boekte de seculiere oppositiepartij CHP in alle kuststeden een monsterzege bij de burgemeestersverkiezingen van maart 2019, behalve in die aan de kust van de Zwarte Zee, tussen Samsun en de grens met Georgië. Daar sleept de AKP bij elke verkiezing driekwart van stemmen in de wacht.

De CHP had haar succes mede te danken aan de Koerdische stemmen. Ruim de helft van de 15 miljoen Koerden woont in de grote steden en heeft bij de laatste burgemeestersverkiezingen op de CHP gestemd. Bij de parlementsverkiezingen brengen de Koerden gewoonlijk een stem uit op de Koerdische Partij, HDP. Vrome Koerden in het Zuidoosten zoeken over het algemeen hun heil bij de AKP van Erdogan.

Mersin was net als Izmir een kosmopolitische nederzetting met dank aan Levantijnen en Grieks-orthodoxen. Levantijnen waren Katholieken uit Frankrijk en Italië die handel mochten drijven in de havens van het Ottomaanse Rijk. De eerste generatie arriveerde in de 16e eeuw. In de 19e eeuw vestigden zich Grieks-orthodoxe inwoners van Cappadocië in het kustgebied en vormden toen een meerderheid. In 1850 woonden er 5.250 Grieks-orthodoxen tegenover 1.600 moslims.

De snelle groei van de katoenproductie in het immense achterland, Çukurova (letterlijk: laagvlakte), maakte Mersin tot een belangrijke exporthaven. De toegenomen vraag vanuit de Verenigde Staten tijdens de burgeroorlog aldaar droeg daar aan bij. Bij de groei van de haven speelden de Levantijnen een belangrijke rol.

Wij verkenden de stad. Mijn zwager ontmoette bij wijze van spreken op elke hoek van de straat een kennis of een vriend. Hij stelde ons omstandig aan hen voor. Hij is gezien en geliefd en bezit de gave met iedereen ongeacht zijn achtergrond of maatschappelijke positie even makkelijk en spontaan om te gaan.

Sinds hij met pensioen is brengt hij zijn ochtenden door met een bezoekronde. Zijn netwerk is groot en divers: van een chirurg tot een winkelier die visgerei verkoopt (hij is een fervente visser), van een timmerman tot de eigenaar van een eethuis die çig köfte (specialiteit van Adıyaman, een stad in het Zuidoosten van Turkije) verkoopt. Zo verschaft hij zich gemakkelijk toegang tot allerlei instanties – van ziekenhuis tot overheidsloket – en handelt hij zijn zaken snel en doeltreffend af.

Hoewel de dienstverlening vanuit de overheid, met dank aan reorganisatie en digitalisering, de laatste jaren behoorlijk is verbeterd, vormen persoonlijke contacten nog altijd het grootste sociale kapitaal in dit land, zeker als je een lagere opleiding hebt, zoals mijn zwager. Hij heeft op 13-jarige leeftijd de school vaarwel gezegd en is bij zijn vader in de winkel gaan werken en heeft zo het klappen van de zweep leren kennen.

Gedurende ons samenzijn werd het me weer eens duidelijk hoe weinig ik van dat sociaal kapitaal bezit. Ik, met mijn schuchtere en ineffectieve stijl van zakendoen, en zogenaamd hoog opgeleid, voel ik me in Turkije vaak net als een vis op het droge.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Bibi Roos
    Bibi Roos

    Bibi Roos studeert in 2025 af van de opleiding Writing for Performance aan de HKU en is de eerste in de reeks Tiradeblogs van afstudeerders. Ze schreef een scriptie over schaamte en humor en maakt daarnaast als Funny Bergman de explosieve solo ‘Ik ben Funny’, waarmee ze deze zomer op de Parade staat. Ze maakt het liefst werk over Bijzonder Vreemde Personen en Dingen en is entertainer, winnaar en performer in vele opzichten.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.