Brief aan mijn kapper (1)

Onderaan mijn posts op dit blog staat steeds dat ik werk aan een bundeling van brieven die ik aan mijn kapper heb geschreven. Ter verduidelijking van de noodzaak tot deze correspondentie volgt hieronder een ingekorte versie van de eerste brief.

 

Beste kapper / Salaam alaikum,

Het is misschien ongebruikelijk om u te schrijven in plaats van even binnen te lopen, maar dit leek me de veiligste weg. Ik zoek met spoed een betaalbare haarprofessional die zijn vak verstaat en zijn klanten koestert. En bovenal eentje die discreet is, want het onderstaande dient strikt geheim te blijven.

U moet weten dat ik sinds mijn vroege jeugd gebukt ga onder een zwaar kapperstrauma. Vanaf mijn tweede tot mijn twintigste jaar is mijn haar stelselmatig tot in de punten beschadigd door Corry, een kennis van mijn moeder die onder de nom de guerre Nelly illegaal bijkluste op een stoffige zolderkamer in mijn geboorteplaats Krommenie. Afgezien van mijzelf bestond haar clientèle uitsluitend uit kortpittige huismoeders van middelbare leeftijd. Zodoende beheerste Nelly slechts één kapsel, dus na afloop van iedere knipbeurt liep ik erbij als een vroegoude travestiet met een watergolf en een coupe de soleil. De psychosociale gevolgen laten zich raden.

Mijn haar heeft ondraaglijk geleden onder Nelly’s zwartknipperij. In shampooreclames wordt vaak gesproken van ‘droog en futloos’ haar; een eufemisme waarvan ik alleen maar kon dromen. Daar kwam bij dat niet alleen ik, maar ook mijn moeder nooit helemaal tevreden was met het resultaat en dus zélf de schaar ter hand nam in een vruchteloze poging de schade achteraf te beperken. Huilend zat ik onder een badlaken in de keuken terwijl ze het allemaal nóg erger maakte: een verdroogd huishoudbeurskapsel, maar dan met post hoc geïmproviseerde uitsparingen voor mijn wenkbrauwen en veel te ruim vrijgemaakte oren.

‘Inshallah’, zult u misschien zeggen, ‘dat groeit vanzelf wel weer aan’, maar juist op de lange termijn is de schade die Nelly destijds heeft aangericht pas écht zichtbaar geworden. Nu, 23 jaar na mijn laatste bezoek, is mijn toplaag griezelig dun geworden, en op de weinige plekken waar nog wel wat haar zit, word ik zo grijs als een stadsduif. Van nature heb ik een dikke blonde bos, maar daar is enkele decennia na het misbruik niets meer van over. Het is dus een bewezen feit dat mijn haar naast materiële, ook emotionele schade heeft opgelopen. Zoiets uit zich vaak pas jaren later.

In mijn studententijd kon ik mijn letsel nog afdoen als ‘ludiek’, maar toen ik eenmaal de arbeidsmarkt betrad, bleek mijn haar een onoverbrugbaar obstakel bij het vinden van passend werk. Hoewel ik op mijn cv competent overkwam, maakte ik tijdens sollicitatiegesprekken een dermate verknipte indruk, dat elke serieuze baan aan mijn neus voorbij ging. Links en rechts werd ik gepasseerd door concurrenten met veel minder soortelijk gewicht, maar veel meer volume. Parallel aan mijn haargrens schoven mijn arbeidsperspectieven steeds verder op, totdat ze bijna volledig uit het zicht waren verdwenen. Ik heb het laten uitrekenen: exclusief spaarloon en pensioenopbouw heeft mijn haar me tot nu toe bijna vier ton aan gederfde inkomsten gekost.

Beste kapper, u moet me helpen. Niemand durft zich nog aan mijn haar te wagen. En dat terwijl er nu meer op het spel staat dan ooit. Binnen afzienbare tijd prijkt mijn portret op de achterflap van mijn debuutroman en wie weet zelfs op affiches bij de bushalte, net als Heleen van Royen. Het is al geen vetpot, maar als ik nog iets aan mijn werk wil verdienen, kan ik niet bij Matthijs van Nieuwkerk aanschuiven als een weekendgebruiker van een chemokuur. Daarom heb ik al mijn hoop op u gevestigd.

Ik besef heel goed dat ik u met een zware verantwoordelijkheid opzadel. Mocht u die niet willen of kunnen dragen, dan verzoek ik u dringend deze brief te verbranden. Mocht u daarentegen uw vak serieus nemen, dan zie ik u graag aanstaande zaterdagmiddag om drie uur in uw zaak. Zorgt u voor een discrete ontvangst?

Met vriendelijke groeten,

 

Arjen van Lith

PS Ik ben te herkennen aan mijn rode sjaal.

 

Hoewel dit de eerste brief is die Arjen van Lith aan zijn kapper schreef, publiceerde Tirade in nummer 453 een latere brief al eerder, namelijk in de zomer van 2014. Naast de brievenbundel werkt hij aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten