Brief aan mijn kapper (30)

gieter

Beste kapper,

Het komt niet vaak voor dat ik u schrijf met goed nieuws, ik ben de eerste om dat toe te geven. Nu het verval van mijn lichaam (lees: schedeldak) onmiskenbaar is ingezet, overheerst de zwaarmoedigheid. In onze correspondentie richt ik me tot u in het volle besef dat de kaalslag op mijn hoofd u niet met dezelfde wanhoop vervult als mij. Soms denk ik weleens dat u mijn brieven niet eens leest.

Toch blijf ik u schrijven, al was het maar om mijn zelfmedelijden een te uitlaatklep te geven. Ik heb u nodig, beste kapper, ook al schrijft u zelf nooit terug. De wetenschap dat mijn leed gedocumenteerd staat bij de relevante instanties (u dus, én uw vrouw, die misschien geen Nederlands leest maar als geen ander shamponeert) biedt me troost. Bovendien zie ik het als mijn schrijversplicht om de tragedie van mijn rui vast te leggen voor de volgende generaties, opdat zij niet vergeten.

Vandaag schrijf ik u een positief bericht, al blijf ik huiverig om de term ‘goed nieuws’ te gebruiken. Mijn haar, of wat er nog van over is, lijkt de laatste tijd een opleving door te maken. Sinds ongeveer een maand is het niet alleen lente buiten, maar ook op mijn hoofd: vanaf het moment dat de bomen weer blad kregen, oogt mijn haar dikker en volumineuzer dan ik me in tijden kan heugen. U zult begrijpen dat dit een compleet nieuwe categorie problemen met zich meebrengt.

De vakliteratuur leert ons dat een uitgevallen haar nooit meer aangroeit. Als een follikel eenmaal afsterft, komt er niets voor in de plaats. Dood is dood. Enerzijds ben ik daar heel nuchter in, anderzijds klampt de mysticus in mij, de magisch denker die in iedere grote kunstenaar schuilt, zich vast aan de wensdroom dat mijn haar de dood kan overwinnen. Dat mijn haar zal herrijzen.

Het is nu drieënhalf jaar geleden dat de dekking begon te dunnen. In het begin durfde ik ’s avonds niet te gaan slapen uit angst de volgende ochtend mijn complete kapsel op m’n kussen aan te treffen. Later bleef ik nachtenlang wakker om mijn kalingspatroon* in kaart te brengen en uit te rekenen hoe lang het zou duren voordat ik haarloos als een ei door het leven zou gaan – en hoe ik mijn garderobe op die nieuwe werkelijkheid moest aanpassen. Nog weer later volgde de berusting. Af en toe, als ik alleen was, moest ik soms nog wel een beetje huilen, maar ik sliep geleidelijk aan steeds beter. Ik had me neergelegd bij het onvermijdelijke.

Nu lig ik opnieuw wakker. De berusting heeft plaatsgemaakt voor hoop, en daarmee ook voor vrees. Deed ik voorheen iets verkeerd en nu iets goed? Is het misschien mogelijk dat de overlevende begroeiing een nieuw biologisch evenwicht heeft bereikt, een middelbare staat van zijn die tot het laatst toe ongeveer zal blijven zoals die nu is? Of is dit slechts een tijdelijke opleving? Soms zien terminaal zieken er ineens ook veel beter uit, vooral als het einde nabij is. Moet ik mezelf en mijn naasten voorbereiden op het definitieve afscheid van mijn haar, nét nu het zijn veerkracht lijkt te hebben hervonden? Ik geloof niet in god, maar wel in zijn gevoel voor ironie.

Van u verwacht ik geen antwoord op deze vragen, beste kapper. Ik verwacht niet eens dat u deze envelop opent. Wel verlang ik van u bij een volgend bezoek graag uitgebreid advies over de heetste voorjaarstrends, want dit kon weleens mijn laatste lente zijn.

Met vriendelijke groeten,

Arjen van Lith

____________________

* Ik heb ontdekt dat mijn haar op dezelfde manier uitvalt als dat van de Amerikaanse senator Ted Cruz (R-TX), die net als ik gelijktijdig kaalt op de fontanel en langs de inhammen op zijn voorhoofd. Hij is bijna precies een jaar ouder, waardoor actueel beeldmateriaal over bijvoorbeeld zijn aanstaande herverkiezingscampagne of de Texas school shooting een onheilspellende voorspellende waarde krijgen.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten