Het atelier

Eind vorige maand, toen bekend werd dat Tirade voortaan subsidieloos verder moet, schreef Christiaan Weijts in NRC Next een pleidooi voor het papieren literaire tijdschrift: ‘Het atelier waar de inkt nog nat is’. In dit stuk, waarin hij ook schrijft over zijn eigen ervaringen als beginnend schrijver met literaire tijdschriften, stelt hij onder meer:

‘Het literaire tijdschrift stelt een norm. Het is niet populair om te zeggen, maar in een wildgroei van online geschrijf, getwitter en doe-het-zelf-gepubliceer zijn er autoriteiten nodig om potentie van pulp te scheiden. Die taak van het tijdschrift is met de digitale ontwikkelingen alleen maar toegenomen. Nu elke gek een blog kan beginnen, is er des te meer behoefte aan kwaliteitseisen, filters, maatstaven.’

En even verderop: ‘Literaire tijdschriften zijn knooppunten van schrijvers, dichters, redacteuren, geldschieters, uitgevers, vertalers, recensenten, filosofen en absolute malloten. Ze vormen het bindweefsel tussen alle vitale organen van de literatuur.’
Lees hier zijn hele stuk.

Christiaan Weijts is medewerker van Tirade (hij leverde onder meer een essay aan het ‘pornonummer’). In het aankomende nummer wordt zijn roman Euforie gerecenseerd door Carel Peeters.

Tirade on stage

Op 22 maart aanstaande – twee dagen na het verschijnen van Tirade 447, het eerste nummer van de nieuwe redactie – gaan vertegenwoordigers van verschillende literaire tijdschriften in Perdu (Amsterdam) met elkaar in discussie over ‘de ateliersfunctie van literaire tijdschriften in tijden van economische valorisatie’. De gespreksleiding is in handen van Xandra Schutte.

Namens Tirade zal dichteres, filosoof en Tirade-redacteur Lieke Marsman aanwezig zijn om – vermoedelijk zonder gebruikmaking van beamer en Powerpoint – missie, visie en strategie van het vernieuwde Tirade uiteen te zetten. En zonodig te verdedigen.

Overigens bevindt Boekhandel Perdu zich onder de vele boekhandels waar losse nummers van Tirade worden verkocht.

Tirade wordt intern gesubsidieerd door het zelfstandige Van Oorschot.

Dan breekt er een paniek los…

‘Je hebt woorden die tussen de andere verborgen zitten, net als kiezelstenen. Ze vallen niet speciaal op en dan plotseling brengen ze je hele leven aan het beven, helemaal, tot in zijn sterke en in zijn zwakke plekken… En dan breekt er een paniek los… ’t Is een lawine… Je bungelt boven je eigen emotie als een gehangene… ’t Is een storm, die over je heen komt, die je voorbij gaat, veel te heftig, zo onstuimig dat je nooit had gedacht dat zo iets kon gebeuren, alleen maar met gevoelens… Dus je staat nooit wantrouwend genoeg tegenover woorden, tot die conclusie ben ik gekomen.’

Bardamu in Louis-Ferdinand Céline’s Reis naar het einde van de nacht (Voyage au bout de la nuit (1932)) , vertaald, uit het Frans, door E.Y. Kummer (Van Oorschot, 1968;p.539).

 In het komende nummer van Tirade, 447:  een essay over de pamfletten van Céline.

 Wij van Tirade… lezen Tirade.

De komst van de filosofische roman (I)

‘Overambitious projects may be objectionable in many fields, but not in literature. Literature remains alive only if we set ourselves immeasurable goals, far beyond all hope of achievement. Only if poets and writers set themselves tasks that no one else dares imagine will literature continue to have a function. Since science has begun to distrust general explanations and solutions that are not sectorial and specialized, the grand challenge for literature is to be capable of weaving together the various branches of knowledge, the various ‘codes,’ into a manifold and multifaceted vision of the world.’

 Italo Calvino, Six Memos for the Next Millennium, vertaald uit het Italiaans, in het Engels, door Patrick Creagh (Harvard University Press (1988;p. 112)).

De teksten uit Six Memos werden geschreven voor een serie lezingen die Italo Calvino in het najaar van 1985 zou uitspreken aan de universiteit van Harvard. De avond voor hij van Italië naar Amerika zou vliegen, stierf hij aan de gevolgen van een hersenbloeding.  Van de zes voordrachten die Calvino zou houden vond zijn vrouw, Esther, er vijf op zijn bureau. Het zesde stuk had hij willen schrijven in de Verenigde Staten.

447

Nummer 447, het eerste nummer van de nieuwe redactie, verschijnt op 20 maart. Met bijdragen van onder meer Thomas Heerma van Voss, debutante Nikki Dekker, Rosan Hollak, Gilles van der Loo en Martijn Knol, een interview met Detlev van Heest, een essay over de pamfletten van Céline, het dankwoord van Stephan Enter bij de aanvaarding van de F. Bordewijkprijs en een nieuwe kroniek van Carel Peeters, dit keer over Euforie van Christiaan Weijts.

Dat gezegd hebbende: ‘The good stuff will survive…’

‘Wie ontvankelijk is voor de invloed van de kunst, kan deze als lustbron en troost voor het leven niet hoog genoeg waarderen. Toch vermag de milde narcose waarin de kunst ons brengt niet meer te doen dan ons kortstondig aan de noden des levens te ontrukken, en ze is niet sterk genoeg om werkelijke ellende te doen vergeten.’

Sigmund Freud,  Het onbehagen in de cultuur,  vertaald, uit het Duits, door Wilfred Oranje (Freud, Werken IX (Boom, 2006; p.476)).

Dat gelezen/beaamd/overgetikt hebbende:

 “I have this unbelievably like five-year-old’s belief that art is just absolutely magic. And that good art can do things that nothing else in the solar system can do. And that the good stuff will survive, and get read, and that in the great winnowing process, the shit will sink and the good stuff will rise.”

David Foster Wallace,  Although Of Course You End Up Becoming Yourself: A Road Trip with David Foster Wallace ,  David Lipsky, Broadway Books, New York, (2010; p.91).