Guus Middag De stenen trouw

[p. 548] Guus Middag De stenen trouw ‘Heeft u ooit staan snikken voor een schilderij? Heeft u ooit iemand gezien die dat deed?’ Dat vroeg Gary Schwartz zijn lezers in zijn column ‘Kunst om te huilen’ in NRC Handelsblad van 15 november 1996. Zelf was hij altijd wat sceptisch geweest over de mogelijkheid om tot…

Lees verder op

Rein Bloem Ach, laat ons uw paden betreden

[p. 543] Rein Bloem Ach, laat ons uw paden betreden voor Stella en Rob den Does Wie kent er niet het beeldhouwwerk van Gijs – Gislebertus hoc fecit – in Autun, Bourgondisch pelgrimsoord van belang. Het is lang geleden dat ik in het kapittelzaaltje, éénhoog, van de St. Lazare, oog in oog stond met de…

Lees verder op

George Moormann Oorspronkelijkheid

[p. 508] George Moormann Oorspronkelijkheid Notabene in een krant, vijand van menslievendheid, staat geschreven dat juist de hartstocht aller hartstochten, de liefde, niets te maken heeft met de vrije wil. Zij wordt opgewekt door de geur van de moeder. Komt de geur van de kandidaat overeen met die van de moeder, dan is het bingo….

Lees verder op

Igor Cornelissen ‘Je weet alleen watje weet’ (De BVD in de Koude Oorlog)

[p. 320] Igor Cornelissen ‘Je weet alleen watje weet’ (De BVD in de Koude Oorlog) Ruim dertig jaar geleden zat ik op de Dam met een protestbord om de nek. rode hand en bvd een pot nat, stond erop. Het handjevol activisten (een bewaarde foto toont een kaalhoofdige pacifistische bioloog wiens naam ik ben vergeten,…

Lees verder op

Guus Middag Een goddelijk godvergeten Eden

[p. 182] Hier vraag ik mijn lezer [p. 183] Guus Middag Een goddelijk godvergeten Eden In november 1993 kreeg ik een brief van Huub Beurskens. In zijn functie van redacteur van De Gids vroeg hij mij of ik ervoor voelde mee te werken aan een nummer over de literatuurkritiek. Het zou moeten gaan over veranderingen…

Lees verder op

Guus Middag Psalmen en algen

[p. 76] Hier vraag ik mijn lezer Guus Middag Psalmen en algen Gerard Reve heeft er meen ik in een van zijn brievenboeken ook al eens op gewezen: mensen die in reïncarnatie geloven zijn er in hun huidige leven meestal niet op vooruit gegaan. Ze waren vroeger koning, keizer of admiraal. Ze waren Jeanne d’Arc,…

Lees verder op

De reus in mijn hoofd Rogi Wieg De ontroerende buitenkant van A. Alberts

[p. 30] De reus in mijn hoofd Rogi Wieg De ontroerende buitenkant van A. Alberts 1 In zijn aan A. Alberts gewijde essay ‘Het zwijgende goud’ citeert J. Bernlef met kennelijke instemming Rob Nieuwenhuys: ‘Essentieel voor Alberts is het verbergen van zijn “grondvorm”.’ Het leven is een grondvorm van de mens, maar de mens zelf…

Lees verder op

Tomas Lieske Hier lijken de onderdanen bezeten

[p. 423] Tomas Lieske Hier lijken de onderdanen bezeten Hier aan de rand van het keizerrijk, met zijn tiara in de aanbieding, zijn hermelijnen mantel gekeerd, lijken de onderdanen bezeten. Misschien omdat zij de keizer nooit hebben gezien bouwen zij aan de oever van het meer hun ten hemel tergende monumenten. J. Bernlef. Uit: Niemand…

Lees verder op

Ad Zuiderent

[p. 378] Ad Zuiderent Oud liedje   Troost troost,   de pannetjes nat,   landschap achter ‘t raam,   iemand op d’r gat;   kleuren van de regenboog   doen ‘t slapend schaapje kleuren,   dat zij met de ogen heen   naar ‘t gebergt’ gaat zeuren:   ook op mij, ook op mij;  …

Lees verder op

Anton Ent Studiereis

[p. 234] Anton Ent Studiereis   De Fiat slaat niet aan. Is dit magie?   Het magisch denken blijkt een modegril:   er woont geen boze geest in een bougie.   De voorgenomen reis wordt lieveling.   Ik ga per trein en stuur mijn vreemdeling,   gekleed in regenjas, met zonnebril,   een zwarte tas…

Lees verder op

Willem Jan Otten Twee verschrikkelijke machines

[p. 396] Willem Jan Otten Twee verschrikkelijke machines* I: Oidipoes Onderweg naar Den Haag, waar ik een lezing zal houden over tragedie, film en Pasolini’s Edipo Re, komt er een blinde, zwerverachtige man tegenover me zitten in de trein. Waarom weet ik niet, maar ik geloof hem wanneer hij mij suggereert dat hij een ziener…

Lees verder op

Willem Jan Otten Ons mankeert niets

[p. 308] Willem Jan Otten Ons mankeert niets Het ideale consult is een strenge orde, een droom van afstand en aanraking, bedoeld om klaarheid te scheppen, hoe chaotisch de klacht van de patiënt ook is. Het begint met een vraag. Ik heb hem twaalfduizend keer gesteld in de drie jaar dat ik gevestigd arts was….

Lees verder op