De eenbenige kruisvaarder

De dag waarop ik Frankrijk uitreed, ontmoette ik één van de meest markante mensen die ik tot dusver mocht ontmoeten. De Pyreneeën omhoog puffend werd ik ingehaald door een man met maar één been. Enfin, hij had er wel degelijk twee, het is te zeggen: één heel paar, maar zijn rechter was volledig verschraald. Een verkleumd twijgje, nauwelijks een vinger dik, waarvan de tristesse sterk contrasteerde tegen de blakende kracht van zijn stevig dooraderde, strak gespierde linker.

Dit na een ernstig motorongeval, een aansluitende depressie (met een pijnlijke voortvarendheid had zijn salope van een meuf zich achterop de motor van één van zijn ex-bendeleden geladen) en de daaropvolgende, wilskrachtige beslissing zijn resterende dagen met niet minder ténacité te leven dan die van voor zijn ongeval.

Hiertoe had hij een speciale koersfiets laten maken, op maat van mensen met twee benen waarvan er maar één werkzaam is. Dankbaar gesubsidieerd door het Franse uitkeringenstelsel (dat onder Manu Antoinette weliswaar even snel leek te atrofiëren als zijn rechterbeen), bracht hij zijn dagen nu al fietsend door. Voor 2018 had hij zichzelf niet minder dan 30 000 kilometer vooropgesteld. Toen we elkaar eind november kruisten, lag hij ver voor op schema.

Graag begeleidde hij mij tot aan de grens en graag liet ik mij leiden, want terwijl ik blindelings bordjes volgde, werd de kaart in zijn kop door hoogtelijnen getekend. En terwijl hij de bergoppen danste, in zijn leven en op het pad dat we kortstondig deelden, en ik nauwelijks kon volgen, dacht ik: hoeveel wij van deze man te leren hebben! – De asymmetrische belichaming van steenharde onverzettelijkheid in het aangezicht van de meest cynische grijns van het leven: een intense Ja! aan het nietzscheaanse amor fati…

Wat een man! En toch, zo zei hij, eenmaal aan de Spaanse grens, was hij ook mij dankbaar. Voor het eerst in maanden was hij nog eens van zijn vaste route afgeweken en bovendien vond hij mijn gefiets niet minder inspirerend. Toen ik hem vroeg of ie niet nog snel meereed tot Figueres, waar ik die dag halt dacht te houden en hem graag wat Ricards zou trakteren, verhardde, ondanks de vele hoogtemeters voor het eerst, zijn gezicht. Nee, in Spanje was hij nog nooit geweest. En elders gelukkig ook niet. In Occitanië was hij geboren, en stel je toch eens voor dat hij op een ander zou sterven. Terwijl men weet hoe de tragedie daar bij die Strontspanjolen nooit veraf is en loert om elke hoek. Ook wildkamperen, verweet hij mij, was onvoorstelbaar levensgevaarlijk, om over Marokko nog maar te zwijgen – waarna hij een kwartier lang allesbehalve zweeg over de ontelbare materiële en conceptuele misdaden van dit apenvolk en ook vele andere volkeren anderzijds zijn geliefde bergen, waarvan hij nooit een andere flank zou zien dan die op zijn hoorn- en hersenvlies gebrand.

En terwijl ik richting de Iberische gevaren afdaalde, steeg mijn geconflicteerde eerbied voor deze onverzettelijke racist, die zo compromisloos-contradictoir onze Europese ziel concentreerde, en dacht ik aan Hegel, die ooit over Napoleon noteerde: ‘Deze wereldziel zag ik door de straten rijden […] – het is inderdaad een heerlijk gevoel zo’n individu te zien, dat hier in één punt geconcentreerd, op zijn ros gezeten, de wereld aangrijpt en beheerst.’

 

——

lodeJan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Foto van Jan Lodewijckx
Jan Lodewijckx

Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Precisie en afstand – over Japanse etskunst

Een van de natste films die ik ken is Seven Samurai van Akira Kurasawa: in een goed deel van de film regent het pijpestelen. Waarom werkt het nou zo goed Japanse zwaardvechters in de stortregen aan het werk te zien? Misschien om hetzelfde reden als waarmee het rijstpapieren kamerscherm werkt: suggestie. Door een scherm heen zie je minder, maar je durft beter te kijken omdat je je ook minder gezien weet. Of de gesuggereerde afstand maakt dat je langer en preciezer kunt waarnemen. En omdat iets afleidt van waarom het gaat raak je geïnteresseerder in het hoofdonderwerp. Misschien heeft het zelfs te maken met het wabi-sabi (侘寂) principe, zoals Jun’Ichirō Tanizaki berschijft in zin prachtige essay over de schaduw.

De kracht van deze ets hiernaast van Tanaka Ryōhei is mede ontleend aan dat effect. De truc van deze kale boom heet in de beeldende kunst een repoussoir begreep ik bij de tentoonstelling in het Leidse Sieboldhuis. De gangbare verklaring is dat het onderwerp voor in beeld de kijker de diepte intrekt. Maar bij Tanaka Ryōhei gaat het daar maar ten dele om. Deze etser etst met een aan autisme grenzende precisie een betrekkelijke gering scala aan onderwerpen. Daken steken er in deze beperkte hoeveelheid nog bovenuit. Honderden moet hij er geëtst hebben. En muren en bladeren. En vaak iets wat de diepte versterkt, maar vaker nog een repoussoir dat omfloerst, om achter verborgen te blijven, alsof je met een oog achter de vitrage beter kijken kunt. Dit repoussoir drukt jou weg, houdt jou op afstand. En in en door die afstand is ruimte tot denken. Vervolgens is zijn uitsnede eigenaardig, steeds net iets anders dan je zou verwachten.  De met grote nauwkeurigheid geëtste schijnbaar willekeurige muuroppervlakken raken aan iets wat ik maar nauwelijks begrijp: of preciecer, ik begrijp ze zo goed dat ik me erover verbaas wat dat dan betekenen moet? Waarom wil ik minutenlang naar een heel precies geëtst stuk muur kijken, of een heel nauwkeurig weergegeven half vervallen strodak?

Uitsnede, oppervlak, repoussoir of kamerscherm. Tanaka ziet iets wat ik ook wil zien. En niet begrijpen kan maar ook niet hoef, maar wil blijven zien en niet hoe, maar dat het werkt. En ineens wist ik het: Chr. J. van Geel

 

Bomen

Windstil in het ondragelijk
vermogen om beweeglijk stil
te staan, van niets te leven dan
van lucht, van aarde en
tot humus te vergaan.

 

of

 

Kromboom

Een naar één kant topzwaar verwaaide
boom, diepzwart, naast naar één kant
topzwaar verwaaide bomen – nacht.

Mijn hart is vol verstand van angst.

 

 

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier een stukje over Tanizaki.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Evander

IMG_3543De boot dreef naar de kant alsof het water naar rechts helde, en Evander greep een handvol riet, trok zich een paar meter vooruit. Ook zijn sigaretten waren overboord gevallen, en lagen nu naast zijn telefoon te drogen op het bankje naast de motor.

Een tak of wortel bonkte tegen de bodem. Voor de zoveelste keer stond hij op, tilde de kap weg en tuurde naar het binnenwerk van de motor. Filters en slangen en draden in allerlei kleuren, maar niets leek los te zitten.

Evander trok nog eens aan het koord, vroeg zich af of dit was hoe een verzopen motor klonk, en of bootmotoren eigenlijk verzuipen konden.

Uit zijn rugtas haalde hij de nasi die hij in Brians straat gekocht had. Hij wikkelde de folie van de bak en verwijderde de deksel, at met een van de meegeleverde plasticvorken. Na een paar happen scheurde hij het zakje gele sambal open en verdeelde het spul met de achterkant van zijn vork over de rijst.

Een kleurige vlek in zijn ooghoek trok zijn aandacht: niet ver van de boeg stond een rode ibis tussen het riet, haar veren zo onwaarschijnlijk rozerood dat het leek alsof iemand een witte vogel met een spuitbus had bewerkt. Het beest leek hem te registreren, maar geen gevaar in hem te zien.

Met de minuut won het gezoem van de insecten aan kracht en Evander probeerde te schatten hoe laat het was, maar de zon stond midden boven hem; leek helemaal niet te bewegen. Hoewel zijn jetlag al in de eerste dagen was opgelost, bleven ochtend en middag hier moeilijk van elkaar te onderscheiden.

Evander dronk water uit de vijfliterfles, schroefde de dop terug en depte zijn gezicht met zijn T-shirt, dat hij al na het ronden van de eerste bocht in de rivier in een zak van zijn korte broek gepropt had. Bij de steiger achter het houten huis had zijn neef hem in de platbodem geholpen en de autobanden die als stootkussens dienden binnenboord gehesen. Op het kleine voordek had hij bij het licht van een zaklamp de route uitgetekend, tot drie keer toe vertellend hoe hij elke afslag kon herkennen.

‘Je kunt me altijd bellen,’ had Brian gezegd.

 

________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Een rijtje HaHaHa

Een nieuw kassameisje wordt ingewerkt. De oudgediende haalt mijn pot nachtcrème langs de scanner en zegt joviaal: ‘Kan ik nog iets voor je doen?’

De nieuwelinge reageert geschokt en fluistert: ‘Je moet u zeggen, toch?’

Ze wordt luid en streng gecorrigeerd: ‘Nee, de klant moet zich zo jong mogelijk voelen. Alsof ze jouw vriendin zou kunnen zijn.  Dan voelt ze zich hier thuis’.

Ik krijg een vette knipoog, alsof we samen publiekelijk ons kind opvoeden. Kijk, zo doe je dat: gewoon kalm uitleggen.

 

Thuis krabbel ik het voorval op mijn lijst ‘winkelincidenten’. Ik verzamel gedachten, voorvallen en woorden. Daar houd ik lijstjes van bij. Bovenaan de lijst ‘huiselijke humor’ staan bijvoorbeeld de hardgekookte eieren in de koelkast met een H erop. Samen vormen ze een rijtje HaHaHa. Naarmate de week vordert en er meer eieren in lunch of avondeten zijn verwerkt, slinkt zichtbaar de vreugde in mijn koelkastdeur.

 

Ik verzamel ook verhalen en gedichten over de dood. Daarom las ik Het uur van het violet waarin Katie Roiphe grote schrijvers in hun laatste dagen opvoert. Nauwkeurig volgt ze Susan Sontag, Sigmund Freud, John Updike, Dylan Thomas, Maurice Sendak en James Salter. Zes keer zit de lezer samen met Roiphe aan een sterfbed terwijl de laatste adem uitgeblazen wordt. Haar toon is journalistiek zakelijk maar haar inlevingsvermogen groot. Onder de woorden is niet alleen de scheppingsdrift van grootheden voelbaar, maar ook Roiphes eigen woekerende angst.

Roiphe schetst zes schrijvers die zich een leven lang verhouden tot een mogelijke dood, lang voordat ze ziek worden en daadwerkelijk de laatste fase in gaan. Deze schrijvers waren zonder uitzondering geobsedeerd door de dood. Ze schreven er veelvuldig over. Ze beweerden vooral een journalistieke, kunstzinnige of wetenschappelijke interesse in de dood te hebben, ze beweerden niet zelden vooral levenskunstenaar te willen zijn, en toch tonen hun woorden vele kleuren doodsangst.

Alle zes zwegen ze over het naderende einde toen het zich daadwerkelijk aandiende. Ze ontkenden het gewoon. Freud bleef roken, ook al stonk zijn mond- en keelkanker dusdanig dat zelfs de hond niet meer bij hem in de buurt wilde komen. Sontag liet zich behandelen met de nieuwste en agressiefste methoden en bleef geloven dat zij de sfinx was die uit de dood zou verrijzen.

 

Ik plant de pot anti-rimpel crème op de plank in de badkamer en duik weer in de woorden die Roiphe verzamelde van grote geesten, die grote gedachten verzamelden over sterfelijkheid, maar hun eigen einde nauwelijks onder ogen durfden komen.

Als obsessief vlinderverzamelaar spies ook ik het leven in letters vast om zo de dood te bezweren. Al is het maar in een simpele H op een hardgekookt ei. Daarom sluit ik mijn – voorlopig laatste – blog af met wijze woorden van de Prins der Dichters, Joost van den Vondel. Bijna dagelijks flitsen ze aan mij voorbij in de fietstunnel onder het Rijksmuseum:

De kunst is langk, het leven kort.

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.

foto: Bas de Brouwer
Foto van Berthe Spoelstra
Berthe Spoelstra

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.

Trans-Siberische spoorlijn – Karel voor gevorderden

Irkoetsk in 1996, handel langs het spoor

De samensteller van het boek Karel van het Reve voor gevorderden zei me dat als ik het niet kende ik Siberisch Dagboek (voorjaar 1966) eens moest lezen. In 1966 reist Karel voor de Volkskrant van Moskou naar Chabarovsk. Het stuk blijkt een exponent van een aantal befaamde Karelmethodes: Rusland bespreken vanuit zijn eigen ervaringen, met enorme maatschappelijke en literaire belezenheid achter de hand, met een zeer heldere argumentatie vooroordelen of propaganda te lijf gaand. Dikwijls belandt hij in discussies over het kapitalistisch versus het communistische economisch systeem. Die discussies zijn hilarisch – om Karel van het Reve moet je overigens zeker twee keer per bladzijde heel hard lachen – gortdroog en geestig als hij is.  In Irkoetsk kan hij geen fotorolletje kopen. Zijn gids vertelt hem dat er zoveel foto-amateurs zijn dat alle fotorolletjes op zijn, Karel vertelt haar dat er in 1900 in Irkoetsk minder mensen woonden en wel 5 fotowinkels waren, en dat Nederland ook veel foto-amateurs heeft, maar dat je rolletjes kunt kopen op elke straathoek. En toch blijft Van het Reve  heel vriendelijk tegen zijn gidsen.

Karel van het Reve voor gevorderdenHet is een fascinerende reis. Voor mij misschien extra boeiend omdat ik precies 30 jaar later dezelfde reis maakte. In 1996 reed ik met de trein van Moskou naar Beijing. Zeven dagen en acht nachten, 7.621 km. In het Rusland waardoor ik reed was de plan-economie nog nauwelijks een issue, oligarchen waren bezig grote stukken staatsbedrijven voor een appel en een ei op te kopen om van de verkoop later miljardair te worden. Dat zag ik niet, ik zag alleen berkenbos (waar Karel uitsluitend dennenbos zag, dit blijft vreemd) en het enorme Bajkalmeer waar ook Karel van onder de indruk is. En bij mij was het iets vroeger in het jaar en dus kouder. De kou van Novosibirsk of Krasnojarsk zal ik niet snel vergeten, ze dringt diep in je botten door. Karel zag veel meer dan ik, natuurlijk. Hij sprak de taal en had een enorme kennis van land en een doorleefde kennis van het communistische gedachtegoed.

Het is een opluchting weer Karel te lezen, wie is er vandaag zo geestig, zo slim en zo belezen? Ik ken ze helaas niet. Door Siberisch Dagboek haalde ik mijn eigen dagboek er ook weer bij. Gedeelde eendeneieren, 100 verloren potjes schaak, een postcommunistische restauratiewagendame die steeds net voordat je binnenkomt de deur op slot doet en op de gewijzigde tijdszone wijst die steeds slechts in haar voordeel uitgelegd wordt. Ik heb me – om later te onthullen literaire redenen voorgenomen volgend jaar per trein naar Tarusa te reizen. Ik zal zeer zeker een deel Karel van het Reve meenemen.

In mijn dagboek ook nog de mooie scène waarin een Russisch treinbovenstel op een ander onderstel wordt geplaatst. Rusland heeft een afwijkende railbreedte. Ook hoe dat komt weet Karel. Het heeft met de Amerikaanse schilder Whistler te maken. Echt waar, lees maar in dit prachtboek.

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier ook een stukje over treinreizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een perfectionistisch mens

We zaten op een koud terras en Sarah dronk haar koffie verkeerd zoals ze alles lijkt te drinken: langzaam.

Ik kom uit de horeca, drink en eet snel. Zo gauw die koffie voor mijn neus staat gaat er in mijn hoofd een timer lopen, waardoor ik zonder proeven weet wanneer hij te koud gaat zijn. Zo lopen er ook timers voor mijn werkschema, voor het buikspek dat in de pekel ligt, en voor alle andere bederfelijke waar in huis.

Terwijl we praatten vroeg ik me af op hoeveel terreinen zich dat vertaalt, traag eten en drinken; hoe het moet voelen om geen timers te hebben lopen. Zou je je dan minder bewust zijn van het verstrijken van de tijd? Sarah vroeg of ik een perfectionist was.

‘Eentje die zich daar voortdurend tegen verzet,’ zei ik.

Ik ben punctueel en probeer juist vaak te laat te komen omdat ik er niet tegen kan overgeleverd te zijn aan mijn persoonlijkheid. Hoe dwars ik ook in de omgang kan zijn, ik ben altijd dwarser tegen mezelf. Ik werk er nog aan een keer mijn buikspek te vergeten.

‘Dat is metaperfectionisme,’ zei Sarah, en zwaaide naar een bekende. ‘De ergste vorm.’

Ik dacht over een antwoord en dronk de laatste slok van mijn koffie. Hij was nog warm, en ook dat stoorde me opeens.

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Tijd winnen

Dus ik kwam een oude vrouw tegen, ’s avonds laat terwijl ik eigenlijk naar huis wilde. Ik noemde haar Jeanne. In werkelijkheid was hij een man. Hij heette Piet en had een ferme handdruk. Ik kwam hem tegen in de zomer van 2019 en we aten een ijsje. Het bejaardenhuis waar hij woonde wordt inmiddels afgebroken. Of grondig gerenoveerd, dat is me niet helemaal duidelijk. Piet is in elk geval verhuisd. Of misschien al overleden.

Ik gebruikte hem als metafoor voor menselijk onvermogen (toe maar), net zoals ik-figuur Jeanne uit mijn debuutroman Schemerland. In werkelijkheid zat zij precies dertig jaar eerder eenzaam in haar Parijse appartement, aan haar leunstoel vastgebonden met een laken. In mijn fantasie zei Jeanne: ‘Het leven is een pijp kaneel, ieder likt eraan en krijgt z’n deel.’ Vondel op z’n Bargoens. Het origineel luidt: De wereld is een speeltoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.

Joost van den Vondel schreef die regels in 1637 ter gelegenheid van de opening van de Amsterdamse Schouwburg aan de Keizersgracht. De dichtregels werden in de poort gebeiteld. De schouwburg brandde af, de poort bleef behouden. Vondel moet inspiratie hebben opgedaan bij Shakespeare, die omstreeks 1599 de melancholische Jacques in As you like it (Act II, scene 7) liet verzuchten:

All the world’s a stage,

And all the men and women merely players;

They have their exits and their entrances,

And one man in his time plays many parts (…)

Leest iemand nu eigenlijk nog Vondel? Ooit was hij de meest besproken Nederlandse dichter, nu slechts naamgever van een restaurant, park of plantsoen. Hij schreef zijn beroemdste toneelstuk Gijsbrecht van Amstel in 1637 ter gelegenheid van de opening van diezelfde Amsterdamse schouwburg. De eerste opvoering was op 3 januari 1638. Vanaf 1641 werd het stuk als kerstspel opgevoerd, later weer verschoven naar 3 januari. Het was een traditie die standhield tot Aktie Tomaat er 50 jaar geleden een einde aan maakte.

Vondel schreef ook gelegenheidsgedichten. Vele spotverzen, zegezangen en hekeldichten vloeiden uit zijn pen. Die woorden alleen al! Hij schreef veel, werd stokoud en overleefde al zijn kinderen en kleinkinderen (op 1 kleinzoon na). Zoveel levenservaring leidt tot gortdroge humor. Zijn laatste werk zou zijn eigen grafschrift zijn geweest:

Hier leit Vondel zonder rouw
Hy is gestorven van de kouw

 Dat is nergens een metafoor voor, vermoed ik. Hij had het in zijn laatste levensjaren gewoon altijd koud. Dan nu één van Vondels mooiste dichtregels, uit Gijsbrecht van Amstel (5e bedrijf, vers 1600):

Een krijghsman wint genoegh, al wint hy niet dan tijd.

Oftewel: tijd winnen is de wereld winnen. In een gevecht kan extra tijd het verschil uitmaken tussen leven en dood. Krijgt de tegenstander net een lekke band. Of breekt precies op tijd een onweer los. En wat is de hedendaagse gezondheidzorg anders dan kennis vergaren en daarmee tijd kopen? Tijd is goud, geen vanzelfsprekendheid. Dat is een prachtig motto, misschien ook voor Jeanne en Piet.

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.

foto: Bas de Brouwer
Foto van Berthe Spoelstra
Berthe Spoelstra

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.

De lucht, zonder helicopters

B nam me mee naar het IDFA. Het was een verrassing, en zoals die dingen gaan in een gezin met kinderen, had ik me niet kunnen oriënteren op wát we gingen zien.

Misschien is het beter zo, een mens kan zich dan niet wapenen tegen wat er over hem heen gaat komen, en dat is toch de bedoeling van documentaires: dat het leven van anderen onverdund bij je binnenkomt.

De film was For Sama van Waad al-Kateab, met regie van Waad zelf en Edward Watts.

Waad is journaliste en inwoner van Aleppo. Samen met haar man Hamza (arts) draait ze het enige noodhospitaal voordat de laatste bewoners worden geëvacueerd. De film heet Voor Sama omdat Waads dochter Sama heet, wat hemel betekent.

We volgen het bestaan van het stel, de bombardementen, het leven en de dood in het ziekenhuis, waar op het zwaarste moment van de strijd driehonderd gewonden per dag worden binnengebracht. Hoewel ik er zeker van ben dat we maar een fractie van de gruwelijkheden te zien kregen, was dat meer dan genoeg.

De kijker blijft zitten met de vraag waar wij waren, toen dit allemaal gebeurde. Waarom de wereld niets deed.

Maar de documentaire gaat verder dan dat. De voice over van Waad, gericht aan haar dochter die tijdens de belegering van de stad nog moet leren lopen: het gegeven van een moeder die zich onder die omstandigheden de grote vragen stelt. Over haar leven, dat van haar dochter. De tijd waarin haar kind geboren is.

Er komt een moment dat Waad en Hamza naar Turkije kunnen vluchten, maar ze kiezen ervoor met hun kind terug te keren naar het stukgeschoten hart van de strijd. Een bevriend stel dat ook besloot in Aleppo te blijven expliciteert hun reden: ze willen hun kinderen leren dat je de mensen en plek waarmee je je verbonden voelt niet kunt achterlaten in hun donkerste tijd.

De zaal was stil, leek tien graden warmer dan voor aanvang van de film. De zaal huilde.

Gebroken liepen we naar buiten, waar de zon scheen op het IJ, de hemel leeg was op de wolken na. Áls er een helicopter was geweest dan was die van een hulpdienst, betaald door een regering die in dienst staat van haar burgers. Sama’s helicopters droegen bommen.

We namen de pont en het water waste mijn gedachten, bleekte het duister van Aleppo.

Er waren dingen die gebeuren moesten, kinderen te halen.

Het leven ging door.

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Dirk

Midden op het fietspad zit een oude vrouw in een rolstoel, bewegingsloos. Ik aarzel, kijk om me heen. Niemand te bekennen behalve deze stille dame. Het is koud. Het is een lange dag geweest. Ik wil naar huis.

 

‘Mevrouw?’

Adem wolkt uit mijn mond. Ze reageert niet. Ik leg een hand op haar schouder en schud. Geleerd op de BHV-cursus. Ze veert op en kijkt beschuldigend. Alsof ik haar drie kwartier heb laten wachten.

‘Mevrouw, kan ik u helpen?’

Het blijft stil.

‘Kan ik u misschien naar huis brengen?

‘Ja, ja kind. Dat is fijn. Daar, over de brug.’

Ze wijst. Ik zet mijn fiets op slot en duw de rolstoel de stoep op.

‘Ja ja, naar links en dan weer links’.

Ik zet er flink de pas in. Na een minuut of tien slaat de twijfel toe.

‘Waar woont u precies?’

‘Nee, nee. Ik moet naar Dirk’.

‘Dirk?’

‘De Dirk’

Ik schrik. Ze bedoelt de supermarkt. Dat is nog een heel stuk verder. Ik vloek aan de binnenkant van mijn mond. Ja hoor, hang ik de barmhartige Samaritaan uit. Wat nu? Een ijzige windvlaag jaagt door de straat. Een tram raast rommelend voorbij. Ze mompelt iets onverstaanbaars, ik buig naar voren.

‘Ja ja, ieder mens loopt beschadigingen op.’

Hoor ik dat goed?

 

Een puistenpuber blokkeert de ingang van de winkel en tikt op zijn horloge. Tien uur.

Zij draait de stoel en zegt opgewekt: ‘Dan gaan we naar die blauwe. Appie is ook een leuke mannennaam.’

Ik grijp de handvaten. Niks geen andere winkel, kom op zeg. We moeten terug naar de plek waar ik haar vond. Daar is ze in elk geval op eigen kracht gekomen.

 

‘Kind,’ zegt ze, ‘je bent steeds achter me. Zo kan ik je niet zien.’

Ze heeft gelijk. Ik stop, loop om de stoel heen en stel mezelf voor.

Zij antwoordt kortaf: ‘Jeanne, oud maar nog steeds een beetje mens.’

Ondanks mezelf en de situatie glimlach ik. We passeren volle vrijdagavondcafés. Uit de huizen gloeit warm licht.

‘Wil je warme chocomel? Ik heb geld hoor.’

Ze neemt Irish Coffee en praat alsof ze een achterstand van jaren heeft.

‘Ik ben onzichtbaar. Niemand identificeert zich met mijn klein gebleven vrouwenleven. Geen film of roman kiest mijn perspectief. Het leven is een pijp kaneel; ieder likt er aan en krijgt z’n deel.’

In mijn fantasie zegt ze dat echt.

Ik wijs op een slagroomdruiper, zij likt haar glas af.

Ze zegt: ‘De waarde van een mensenleven openbaart zich aan het einde. En ik zie nu dat ik het allemaal verkeerd gedaan heb. Van mijn huwelijk tot de opwarming van de aarde.’

Ik denk: ze woont natuurlijk in dat bejaardenhuis aan het begin van het fietspad. We hadden precies de andere kant op gemoeten. En dat is dan de metafoor: ze had de andere kant op moeten gaan. Kom je nu achter.

 

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.

foto: Bas de Brouwer
Foto van Berthe Spoelstra
Berthe Spoelstra

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.