Ik heb een visotter gekend…

[…]

Bevrienden is niet iets
van overdaad maar
iets van
       pauze.

Het is de stilte die
de toon bepaalt. Ook
van het eskimo
       lied.

Judith Herzberg, ‘Opmaat’, uit: Zeepost

Veel gedichten nam ik hap snap tot me, vanuit een bloemlezing, tijdens het tandenpoetsen voor mijn poëziekast, of nalezend als ik er ergens over geschreven zag, grasduinend in bundels. Maar tegenwoordig lees ik graag verzameld werken van kaft tot kaft. (Dichter K.M. leest poëziescheurkalenders steeds in een middagje achter elkaar uit, vertelde hij me eens.) Dat heeft grote voordelen, in het oog springend natuurlijk de ontwikkeling van de dichter, jeugdfrivoliteit voor ingeklonken wijsheid, gelegenheidswerk netjes ertussendoor. Een autobiografie in gedichten, beter samengevat vind je een leven nooit.

Nu ben ik op blz. 523 van de Verzamelde gedichten van Ida Gerhardt beland, in een week of twee. Gerhardt kende ik voornamelijk van de paar bekende hoogtepunten. Het is een mooie ervaring nu zo’n compleet oeuvre weg te kauwen.

Het bondgenootschap

Wie zelf de wijde wateren is gewend
laat zwijgend de ander in zijn element.
Men groet elkaar met de ogen. In de Lekbocht
heb ik als kind een visotter gekend.

Na een bladzijde of vierhonderd meende ik – naast bewondering voor de ingeklonken betekeniskracht van deze poëzie en de rijke bijna Shakespeareaanse syntaxis – vooral een gebrek aan humor te ontwaren. Een lachebekje was ze niet, deze Ida. Maar ook daar ben ik niet meer zeker van. Hoewel ik niet denk dat bovenstaand gedicht per se grappig bedoeld is, sluit ik niet uit dat de schaterlach die het me gisteravond ontlokte helemaal niet tegen Ida’s wens zou zijn geweest. Je kunt een mens niet meer nabij komen dan door haar verzameld werk te lezen en deels te doorgronden. Ik vind haar een bijzonder mens . Ze heeft minder geweldige gedichten geschreven dan Vasalis, ze mist de raadselachtige diepte van Leopold, maar er staat nauwelijks een slecht gedicht in deze dikke bundel, en ze maakt de lezer vertrouwd met een aantal heel geweldige thema’s, dat van het leraarschap, de terugkerende mystiek van ‘de bron’, de ‘wel’, en een heel fraai heel ferme en bondig geformuleerde liefde voor haar M, haar vader, haar zus, de klassieken, Leopold, en vooral: de natuur en de seizoenen. Dat is geloof ik haar grote kracht. Niet gering! Je kunt, met andere woorden niet blijven citeren uit dit werk, je kunt het wel steeds blijven lezen.

De dageraad

Ik zag een kalfje bij de moeder drinken,
een stille handeling die hier nog mag.
Zij stonden in de aanbrekende dag
half slapend in dit drinken te verzinken,
wazig in nevelen, nog haast verborgen.
Over het witte gras heen kwam de morgen.
Bevreesd waadde ik weg van wat ik zag.

Een fantastisch verwoorde ervaring, die ook veel over Gerhardt zegt. Ik leef nog ruim 200 blz door met Gerhardt, dan stap ik over op Herzberg. De laatste twee strofen van het eerste gedicht uit Zeepost hierboven tonen al iets volstrekt anders…

Met Gerhardt lezen zit je diep in de 20ste eeuw, toch dringt weinig straatrumoer door, wel veel geschiedenis:

wie oud is geworden in dèze eeuw
draagt in zijn denken vele eeuwen mee.

 

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Het mooiste verhaal

Het ziet ernaar uit dat we gaan verhuizen. B en ik vonden een huis dat nog dichter bij haar geboorteplek staat dan we waar we nu al wonen, en zijn begonnen aan het opruimen en schoonmaken van ons appartement.

Afgelopen zondag trok ik het luik naar de berging open en stapte aan de kant om een tent, een luchtbed en een doos cd’s te ontwijken. Ik deed het licht aan en klom met een hand boven mijn hoofd het gammele trapje op.

‘Jeezes,’ zei ik, en keek om me heen als een schichtige pionier over van indianen vergeven bergen.

‘Zó erg?’ zei B onder me, een kromme plumeau in haar hand.

‘Erger.’

Ik gaf haar wat dozen aan en ontdekte dat die dingen vier rijen dik stonden. We haalden alles naar beneden en maakten hoopjes: weg, kringloop en houden. De stapel houden werd al snel te groot en moest nog eens nagelopen worden. Toen het klaar was verplaatsten we ons naar de boekenkasten.

‘Dat gaat nooit lukken,’ zei B, die me al jaren aan banden probeert te leggen waar het om de voorraad literatuur gaat.

Manisch als ik de laatste dagen ben, dacht ik van wel. Ik besloot alleen die boeken te houden die me op zo’n manier geraakt hadden dat ik het bij het zien ervan herleefde, dat verhaal, die tijd van mijn leven; hoe het licht toen was.

Met elk boek dat ik liet gaan voelde ik me vrijer, lichter. Alsof ik alleen die verhalen nog mee zou dragen die er echt toe deden.

‘Minder en beter,’ zei ik tegen B terwijl ik Nicole Krauss tot de kringloop veroordeelde.

Toen we door haar schriften en mappen met aantekeningen gingen hakte ook B dikke knopen door, en in de avond waren we doodmoe en zo’n driehonderd kilo kwijt. We hadden onze wereld iets verkleind, en zo misschien ook scherpgesteld op dat ene verhaal, het mooiste van allemaal –  vergeef me, ik luister naar Jacques Brel terwijl ik dit tik –

het verhaal van B en mij.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Iskander

Ik mis Wim Brands. We deelden (onder andere) een liefde voor het werk van Jacques Gans. Een enigszins onbekende auteur ontdekken die meteen een van je lievelingsschrijvers wordt, en dat te weten na het lezen van slechts één pagina, is een van de gelukkigmakendste dingen in het leven. Ik las de eerste pagina van Gans’ roman Liefde en goudvissen in boekhandel Het Ivoren Aapje in Brussel. Dat was in 2006. Ik wist meteen dat hij een van mijn lievelingsschrijvers zou worden. Ik heb het vaak met Wim over Gans gehad.

Vandaag, 22 april 2018, ontdekte ik het werk van Fazil Iskander (1929–2016), een Abchazische schrijver wiens toon en humor doen denken aan Gogol, en ook wel een beetje aan Gans. Na het lezen van de eerste pagina van Sterrenbeeld Geitegems (in 1980 verschenen bij Van Oorschot) wist ik dat ik al het vertaalde werk van Iskander wil lezen. Al googelend kwam ik een stukje tegen van Wim in het Leidsch Dagblad van 21 september 1989, nu bijna dertig jaar geleden, waarin hij schrijft over zijn ontdekking van het werk van Fazil Iskander.

Vuitton-tank, Chinese kunst in Brabant

Op de grond ligt een tank van leer, die, indien opgevuld, volgestouwd een tank op ware grote zou zijn. Alle details zijn aanwezig, en alles gemaakt van hoogwaardig gelooid Italiaans leer, van het soort waar Louis Vuitton zijn tassen van maakt, of Versace.

Kunstenaar He Xiangyu beweert dat het niet zoveel met het Tiananmen incident in 1989 te maken heeft. 1989 staat de meeste mensen in het Westen het best voor ogen vanwege het iconisch beeld van een man die met twee boodschappentassen een tank tracht tegen te houden. Wanneer je nu een tank maakt van het materiaal waarvan je tassen maakt kun je dat op een aantal manieren interpreteren. Een tas is zinloos en heeft zijn functie verloren wanneer hij volledig leeg is, of hij wacht op een moment dat zijn leven als tas weer echt gaat beginnen: als hij volgestopt en gebruikt wordt. Een tank als lege tas wacht. Op het moment tot het weer gaat beginnen, is in die zin dreigender dan zo maar een tas. Iemand hoeft maar te besluiten dat de tas-tank weer nodig is, misschien iemand met de grillen van een rijke elite. De Vuitton en Versace associatie is niet door mij bedacht, maar door de kunstenaar medegedeeld.

Door een tank tot tas te maken, maak je hem ook kleiner. Het is nu de boodschappentas tegen een elite-tas. Tas tegen tas, dat is gelijkwaardiger. Zo machteloos als de boodschappentas de dappere Chinees in 1989 leek te maken, zo machteloos is deze slappe Vuitton-tank eigenlijk ook. Dit idee stelt eigenlijk de boodschappentassen en de tank gelijk. Het probleem van een repressief bewind is dus een probleem van onderdrukker en onderdrukten gelijkelijk.

youyu_ni_forest-2--2_w800_004011In het Noord-Brabants Museum is een tentoonstelling van moderne Chinese kunst uit de verzameling van de Zwitserse zakenman/diplomaat Uli Sigg. Het is een hele mooie tentoonstelling waar maatschappijkritiek, plezier in vernieuwing en verwijzing naar traditie samengaan. China heeft niet alleen een millennialange kunst- en nijverheidstraditie, het heeft op Westerse kunst bovendien voor dat het zichzelf kan oprekken door naar de Ander, het Westen te verwijzen. Westerse kunst verwijst zelden naar iets anders dan zichzelf, het is in die zin soms te zien als geïmplodeerd. Chinese kunst refereert wel heel vaak naar de rest van de wereld  en is daarom voor Westerse ogen ook heel goed te waarderen. Daarbij kent het een plezierige balans tussen traditie en vernieuwing.

Een schitterend voorbeeld is het uit gedroogde kalfshuid – van het type dat honden krijgen om op te knauwen, geen tentoonstelling voor veganisten realiseer ik me nu – Potalapaleis in Lhasa, Tibet. Het ding zweeft, is prachtig, is kunst en aanklacht in een. Probeer je voor te stellen hoe een streng vegetarische gevluchte Tibetaans boeddhistische monnik naar dit werk kijkt.  Een ander voorbeeld is dat van twee heel grote schilderijen van bossen van Ni Youyu, Forest I en Forest II. Een Westers bos, met stammen, strak in het gelid, de bomen dragen jaartallen die de levens van grote Westerse filosofen aanduiden. De andere is een Aziatisch bos, grilliger, met uitbottende takken, levender eigenlijk naar het lijkt (of naar mijn smaak). Dit is de directste verwijzing naar botsende of vergelijkbare werelden. En je voelt je opeens door deze weergave ook gevangen in het monumentale karakter van de Westerse kunst en ideeëngeschiedenis.

Zo bevrijdt deze kunst de Westerse kijker. Nu de gemiddelde Chinees nog.

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Luna

maan

Het kan niemand zijn ontgaan dat de personages in mijn verhalen – die allemaal echt bestaan – consequent met hun initialen worden aangeduid. Ik doe dat omdat schrijven een bloedsport is. Omwille van de literatuur vermink ik bijna dagelijks mijn vrienden, familie en zelfs mijn eigen M., die in ‘t echt veel meer omvat dan alleen zijn wiskundeknobbel en het feit dat hij geen koprol kan, maar daar lees je nooit over. Ik gun mezelf die vrijheid omdat ik daar discretie tegenover stel. Ik moet mijn dierbaren tegen mezelf beschermen.

Het bovenstaande geldt pertinent niet voor Luna, wiens naam ik hier voluit vermeld. Haar gun ik het niet. Ik beschouw mijn gebruik van initialen als een teken van respect en dat heeft zij niet verdiend. Zelden heb ik iemand ontmoet die zich vanaf het allereerste moment zó openlijk vijandig naar me heeft opgesteld. Ik zag haar woensdagavond op de housewarming van onze vrienden R&D, die nu een enorme tuin hebben. Het was niet eens onze eerste ontmoeting, maar toen ik met uitgestoken hand op haar afliep, wendde ze zich af en hoorde ik een diep, afkeurend keelgeluid uit haar opstijgen, gevolgd door een zucht.

Luna is kleinmollig en kortpittig en een bitch, ik zeg het niet graag. Vorig jaar kwam ik haar voor het eerst tegen op een karaokefeestje bij diezelfde vrienden en ook toen moest ze niets van me hebben. Ik heb zelfs nooit de kans gekregen om me fatsoenlijk aan haar voor te stellen: zodra ik in haar buurt kwam, liep ze snel de keuken in of ging ze bij een ander groepje mensen staan, ineens overdreven meeknikkend met een gesprek over de onroerendgoedmarkt in Austin waarvan ik honderd procent zeker weet dat ze daar geen woord van heeft begrepen. Luna heeft het buskruit niet uitgevonden.

Op de housewarming maakte Luna optimaal gebruik van de grote nieuwe tuin door steeds maximale afstand te houden. Zij bewoog wanneer ik bewoog, steeds in wijde cirkels om me heen en altijd met een schuin, oordelend oog op me gericht. Ik voelde een steek van jaloezie toen ze nota bene bij mijn eigen M. schaamteloos stond te bedelen om het laatste kippenpootje van de barbecue, en wéér eentje toen hij haar dat nog gaf ook.

Ze heeft dat alleen met mij, dat vijandige. Bij de overige gasten was ze juist behaagziek, op het hijgerige af, en deed ze zich veel darteler voor dan je op haar leeftijd – en met haar overgewicht – zou verwachten. Aan het eind van de avond, toen iedereen een beetje aangeschoten was, kroop ze zelfs zomaar bij een wildvreemde overbuurman op schoot.

Alles aan Luna staat me tegen – haar tafelmanieren, dat haar, die bek die altijd een beetje openstaat – maar wat me het meest aan haar stoort is haar schokkende gebrek aan mensenkennis: we hoeven echt geen vrienden te worden, maar iedereen kan ruiken dat ik niets kwaads in de zin heb. Ik ben een gezelligheidsdier; die achterdocht verdien ik niet.

Bij het afscheid liepen R&D met ons mee naar onze Uber. Voordat we instapten, keek ik nog even om naar hun nieuwe huis en zag het gedrongen silhouet van Luna voor het raam staan, roerloos maar nog altijd waakzaam. Ik voelde haar minachting dwars door de schuifpui heen.

Dat heb ik normaal nooit met honden.

__________________

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

De Klantenservice voor Alles

Nadat de ik mijn belastingaangifte had ingevuld en mijn zus had geholpen met die van haar was ik blij dat het dit jaar wederom niet nodig was geweest de belastingtelefoon te bellen. Het schijnt ten burele van de fiscus nogal een jodenkerk te zijn, al heb ik daar zelf geen ervaring mee. Uit tweede hand hoor ik over kastje-naar-de-muuradviezen en medewerkers die de cursus creatief boekhouden ternauwernood hebben afgerond. Als goedgeïnformeerde consument-burger heb ik dergelijke diensten zelf maar zelden nodig.

Die avond wilde ik met de trein gaan, maar het ticket dat ik online had besteld werkte niet. Eenmaal toch thuisgekomen kon ik, ondanks het late uur, op zo’n vijf verschillende manieren met NS in contact treden. Ik dacht: exorbitante wachttijden, incompetente callcentermedewerkers, Radar, Kassa, de Consumentenbond en het geschil uitvechten bij het Europese Hof voor de Rechten van de Consument. Maar met één telefoontje was mijn probleem opgelost. De tijden van de klantenserviceterreur, die bij veel bedrijven en instellingen ooit heerste, is gelukkig voorbij.

Ik moest denken aan een plan dat ik eens had.

Iemand vertelde mij dat een lantaarnpaal in de straat het niet meer deed. Diegene had gebeld naar het nummer dat op de paal stond aangegeven om door te geven dat daar-en-daar die-en-die paal – maar aan de andere kant van de lijn werd gezegd: ‘Daar kunnen wij niets aan doen, wij zijn er alleen maar om de telefoon op te nemen. U moet hiervoor de gemeente bellen.’ Daarop onstond een vervreemdend gesprek over telefoonnummers en werkverschaffing, waar geen van beide partijen helemaal uitkwam.

Wat zou het mooi zijn om één telefoonnummer voor alles te hebben, bedacht ik. De Klantenservice voor Alles! Ik zag me al zitten achter een groot bureau met een rijtje telefoons (van die ouwe draaischijftoestellen met lampjes) om bellers van advies te voorzien. Let wel, dit was in de tijd dat echte service vaak achterwege bleef. Het zou dus best een dienst kunnen zijn die geen dienst bewees en er alleen maar met de pet naar gooide. U bent klant? U voelt zich niet gehoord? De internetprovider dreigt u van het net te gooien omdat u niet met een onbereikbare telefoonmedewerker heeft gesproken? U bent geen klant, u bent een klant in de kou! Bel de Klantenservice voor Alles, wij bieden een luisterend oor. (Kleine lettertjes: maar ook niet meer dan dat.) Als sommige dienstverlening toch al werd uitbesteed, kon dit onderdeel ook wel collectief worden uitbesteed. Aan mijn 0900-nummer.

Het plan was een staaltje marktdenken (aanbod schept vraag) van heb ik jou daar. Er was weliswaar een gat om in te duiken, maar toen ik de KvK belde met een vraag over het verdienmodel werd ik in de eindeloze wacht gezet.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Dit lichaam

IMG_5644Na twintig jaar Aikido belde ik mijn sensei om te vertellen dat ik wilde stoppen. Roel reageerde zoals ik had verwacht: hij is het soort leraar dat begrijpt dat hij maar een onderdeel van je leerproces is.

‘Ik moet weten hoe het voelt om dit niet in mijn leven te hebben,’ zei ik. ‘Wie weet zie je me over een half jaar terug.’

Roel zei dat hij me begreep en dat hij me zou missen. Ik bedankte hem voor alles wat ik kon bedenken, miste hem op dat moment kort en hevig en sindsdien mis ik het Aikido op een bijna lijflijk niveau: de vriendschap in de dojo, het zware katoenen pak over mijn blote schouders, mijn hakama*, de weerstand van de mat onder me en de ‘shine’ die je kunt voelen wanneer je technieken instinctief en moeiteloos uitvoert.

Maar het niveau waarop ik wil trainen is alleen haalbaar is als ik minstens drie keer per week ga. Naar Ede en Breda. Dat kan niet meer.

Adding insult to injury: sinds ik ben gestopt met Aikido fitness ik weer. Advies van de fysio.

De laatste keer dat ik gewicht optilde dat niet verplaatst hoefde te worden was minstens vijf jaar geleden en ik was vergeten hoe slopend saai dat hele gedoe is. Gelukkig zit ik – dankzij een vriendin – bij Health Club Jordaan.

In de uren dat ik er terecht kan ben ik met afstand de jongste in de zaal. Bejaarde mannen in verschoten bodybuildinghemdjes, bejaarde vrouwen die dromerig niet-zo-snelwandelen op de loopbanden. De mannen plagen elkaar in de kleedkamer en voor de spiegelwand: als ik ooit op een sportschool thuis zou horen zou het hier zijn.

Binnen een paar weken tilde ik weer flinke stapels en de pijn in mijn onderrug en schouder lijken verdwenen, maar ik ben niet gelukkig.

Misschien is mijn voornemen om minder dingen op een hoog niveau te doen doorgeslagen. De afgelopen twee jaar stopte ik met professioneel koken, als redactielid van Tirade, met lesgeven en met Aikido. Wie weet heb ik eigenhandig het krimpen van mijn wereld ingezet; word ik vóór mijn dagen oud en sterf ik binnenkort in een lichaam dat te jong lijkt om van mij te kunnen zijn.

* een soort broekrok die bij de outfit hoort.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Modiano’s slapende herinnering

Wanneer liftte ik voor het eerst naar Parijs? Ik was 16 denk ik, in 1987 dus. En de laatste keer liftte ik op mijn 28ste, toen bleef ik staan want alle automobilisten vonden dat ik zelf een kaartje voor de trein kon kopen, en dat kon ik ook. Tussendoor vrijwel ieder jaar. In een blogje voor Tirade schreef ik eens mijn twijfel over de kwaliteit van Modiano’s werk neer. Het kwam me op een reprimande van de zeer goede vertaler Maarten Elzinga te staan. Ik zag het verkeerd. Als ik de helft van de romans van Modiano gelezen heb, en eveneens zo’n 15 maal een paar dagen en nachten door Parijs zwierf, dan vallen deze activiteiten getalsmatig samen zoals ze dat naar mijn idee ook inhoudelijk doen. Eerst over de kwaliteit van Modiano. Je mag geloof ik niet tornen aan de besluiten van de lieden die de Nobelprijs toekennen, maar ik sluit toch niet uit dat we over Modiano over 30 jaar anders denken dan nu over die van 30 jaar geleden: Naguib Mahfouz, die ik toevallig hoog heb zitten.

De romans van Modiano zijn precies zo verslavend als Parijs dat is voor wie van haar houdt. Je loopt rond, ontmoet vluchtig een paar mensen van wie je de namen hoort en weer vergeet, je ziet de straatnaamborden en je constateert in welk arrondissement je bent, je gaat café in en uit. Je herinnert je iets, maar niet heel precies. ‘Om te proberen de mysteries van Parijs op te lossen.’ Ik zie Modiano lezen vrijwel als een guilty pleasure, volstrekt verslavend, en naar mijn gevoel overduidelijk een truc, aanwijsbare vaagheid een rookgordijn, een voortdurend overstappen op een volgend personage, vrijwel zonder terug te keren. Modiano schrijft 1 boek in steeds een ander kafjte. Maar goed, dat kunnen we van veel grote schrijvers beweren.

Een van de vele mysteries van Parijs speelt voor mij op 173 rue d’Alésia, in het 14de arrondissement. Hier zit George Brassens een paar jaar ondergedoken bij zijn tante, voor wie hij het schitterende Chanson pour l’Auvergnat schreef:

Een lied dat net als de romans van Modiano de kracht heeft je onmiddellijk in Parijs te doen zijn.

*het mooiste stuk over Modiano op Tirade is zonder twijfel dat van Manet van Montfrans.

* en nog een stukkie over Modiano.

—-

IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Waarom

Gisteren schreef Jan van Mersbergen in zijn blog over een ervaring met aspirantschrijvers. Hij had speeddates met tientallen debutanten-in-spé en merkte dat bijna iedereen vroeg hoe dat nou moest: bij een uitgever binnenkomen.

Ze wilden allemaal schrijver zijn, maar niemand leek bezig met hoe hij het soort werk kon leren produceren wat vanzelf wordt opgepikt.

Als ik schrijfles geef vertel ik altijd ook wat het betekent om schrijver te zíjn. Ik word nog steeds niet herkend op straat, maar als je denkt in termen van kansen, dan heb ik die gekregen en aangegrepen en heeft me dat een uitgever, goede kritieken, een nominatie en de steun van het Letterenfonds opgeleverd. Ik mag maken wat ik wil en zit bij een uitgever die me begrijpt, die aanvoelt waar mijn werk over gaat.

Daarna som ik op wat ik buiten de literatuur nog meer doe om mijn rekeningen te betalen, en altijd zijn er één of twee studenten die vragen waaróm dan nog, dat schrijven.

Hier is maar één antwoord op: omdat je het nodig hebt. In mijn geval de vlucht, de duik naar binnen, bovenkomen met personages en beelden en die zo helder mogelijk op papier krijgen. Door vreemden gezien worden voor wat je uit het diepste van jezelf gehaald hebt.

Een zanger doet dat ook, of een acteur, en die hebben het veel zwaarder. Zij voelen het onmiddellijk als een zaal slecht reageert. Schrijvers kunnen jaren werken in de veronderstelling dat de wereld op precies dit verhaal wacht. Kunst voor lafbekken, misschien. Je zou ook kunnen zeggen dat het een pretty sweet deal is.

Het beeld bij dit blog heeft wederom geen enkele betrekking op de inhoud ervan.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.