Goudzand – een wereldboek

Ik heb mijn collega’s op de uitgeverij al een poos lastiggevallen met het voor mij veelbetekenende verhaal dat ik in 1990 op bezoek ging bij mijn broer die toen al enige tijd in Nicaragua woonde. Het was mijn eerste intercontinentale reis en vanuit het vliegveld (er lagen veel bemoedigende wrakken naast de landingsbaan) reden we in Grote Broers pick up naar zijn huis.

In de patio een hangmat, aan één zijde bevestigd aan een mangoboom. Mijn broer – die een groot lezer is en zijn volledige bibliotheek had laten verschepen voor de emigratie – duwde me het eerste deel van de memoires van Paustovski in handen, Verre jaren: ‘Ga jij dat maar even lezen, daar in de hangmat, dan kun je rustig een beetje wennen aan het klimaat.’

De volgende zes dagen bracht ik in die hangmat door, ik las de  zes delen memoires achter elkaar uit, een afdruk van het weefsel van de hangmat stond in mijn rug.

Nu zijn wij bij Van Oorschot in de gelukkige positie geraakt dat we die memoires opnieuw uit gaan geven, maar eerst nog even een kloek werk van een kleine 700 pagina’s met nieuw door Wim Hartog vertaald werk in de boekhandel konden brengen. Goudzand. Verhalen, dagboeken, brieven. Hoe was mijn leeservaring in vergelijking tot de eerste, van 26 jaar terug?

Paustovski’s werk beweegt met je leeftijd mee. Ik vind het precies even geniaal als toen, maar om andere redenen. Deze verzameling teksten is ook vooral zo bijzonder omdat verschillende genres door elkaar geplaatst zijn. Je leest dagboeken, soms bijna staccato, die op een rechterdij tijdens een vuurgevecht geschreven zijn, dan die ervaring verpakt in een brief aan een geliefde, dan net iets anders maar herkenbaar in een journalistiek stuk, en vervolgens in een verhaal.

Dit boek is voor iedereen die nog nooit van Paustovski hoorde. En voor wie alles al dacht te kennen. Maar bovenal is dit boek voor schrijvers, of wie schrijver worden wil. Want een technischer kijkje in de keuken zul je niet vinden.

Twee keer per dag viel er een mango in de hangmat, daar in Managua, die smaak zal wel voor eeuwig met deze lectuur verbonden blijven voor mij. Lees dit boek!

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Bedankt, Anne Eekhout – Welkom, Bette Adriaanse

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op regenachtige junizondagen kon u genieten van de verhalen van Anne Eekhout, die schreef over dertien jaar zijn. Namens Tirade – ook wij zijn dertien geweest – veel dank, Anne Eekhout! Meer Anne hier.

bettephoto-largefile

 

 

 

 

 

 

 

In juli kunt u iedere zondag proza lezen van Bette Adriaanse. Bette Adriaanse (Amsterdam, 1984) is schrijver en kunstenaar. Ze heeft Beeld en Taal gestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en een Master in Creative Writing aan de Universiteit van Oxford behaald. Ze werkt in verschillende media; ze schrijft verhalen en romans en maakt tekeningen en installaties.
Bette’s eerste roman Rus Like Everyone Else is in Amerika en Engeland gepubliceerd door Unnamed Press. De roman verschijnt in het Nederlands bij Uitgeverij Cossee.

Porto

IMG_1988Om kwart voor vier in de ochtend kwam ik bij Arie aan. Ik riep zijn naam vanaf de straat zoals ik altijd doe, en de deur ging open. Boris bleek er al te zijn en droeg een grijze rugtas over beide schouders. Ondanks zijn leeftijd maakte de tas een sterk uitvergrote brugklasser van hem.

Arie belde een taxi. We stapten in en lieten ons naar Schiphol rijden, waar we binnen acht minuten door de douane waren en anderhalf uur lang extreem vieze koffie dronken omdat Arie niet naar Starbucks wilde.

Een stedentrip naar Porto leek me altijd meer iets voor vrouwen van onze leeftijd, maar in het vliegtuig zaten opvallend veel mannen van onze leeftijd. De zon kwam op toen we halverwege Frankrijk waren, en Arie snurkte links van me terwijl Boris om de zoveel tijd gewekt werd door stewardessen die niet langs zijn uitgestrekte benen in het gangpad konden.

Het was warm, in Porto. We liepen uren rond en daalden daarna af naar de rivier, waar we Gin-Tonics bestelden op de kade toen het voelde als een volwassen moment om met een drankje te beginnen. Vlak voordat Arie echt niet meer zou willen eten, sleepten Boris en ik hem mee naar een restaurant. We aten varkenswangen die gegaard leken in boter, maar de kool was heerlijk en de wijn goed.

Ons appartement bleek op het dak van een parkeergarage te liggen, waarvan de bovenste verdieping was omgebouwd tot een van de best bezochte nachtclubs van de stad. We daalden de wenteltrap af, dronken te snel en dansten een tijdje. Om vier uur namen we een bups Spaanse kappers mee naar boven voor koud bier op ons terras, en bleek ik tot mijn verbazing het hele oeuvre van Ketama nog te kunnen zingen.

Bij zonsopkomst mochten we eindelijk naar bed, maar ik kan al jaren niet meer slapen op drank. Een paar uur later zat ik gedoucht en aangekleed op een terrasje om de hoek, met een espresso en twee pasteis de nata voor mijn neusIk besefte dat ik vergeten was hoe fijn Portugal is; hoe vriendelijk de mensen zijn.

Ik verslond mijn tweede custardtaartje en vroeg me af hoeveel dagen ik met die dingen zou kunnen ontbijten voordat ik iets anders zou willen eten; bestelde nog een espresso en genoot van het uitstellen van mijn terugkeer naar het appartement, waar mijn lieve vrienden sliepen. De rijkdom van twee hele dagen strekte zich voor me uit, waarin we samen rond zouden lopen, drankjes zouden drinken en elkaar zouden pesten met al het comfort van een gepensioneerd stel.

Terwijl ik terugliep naar ons appartement dacht ik aan mijn boek, dat in het najaar uitkomt. Ik had me voorgenomen pas over nieuwe verhalen te gaan denken als Het jasje van Luis Martín in de winkels ligt, maar merkte dat mijn blik alweer langs de gevels ging, vensters scannend, speurend naar tekenen van de levens erachter.

________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Nieuwe types

Afgelopen zaterdag bezocht ik de afstudeerpresentaties van de tweede lichting ‘nieuwe types’: studenten Creative Writing van ArtEZ. Een boeiende avond, op twee locaties, tussen twee blokken presentaties door moest je van het ene podium naar het andere lopen.

‘Dit zouden ze op alle literaire avonden moeten doen,’ zei mijn gezelschap, en dat kon ik alleen maar beamen.

Er zijn weinig dingen erger dan langzaam verdoofd worden door middel van voordracht; dat je heftige verveling ervaart die op den duur slechts kan resulteren in wild en willekeurig doch luid wenend met armen en benen spartelen, of, als je die neiging kunt onderdrukken, in een totaal ongepaste slappe lach. Uiteraard gebruik ik hier ‘je’ in voetballerszin, ik bedoel er mezelf mee, er schijnen mensen te (hebben) bestaan – vooral in Duitsland en in het oude Griekenland – die uren achtereen in opperste concentratie naar murmelende schrijvers kunnen luisteren.

Enfin. Van gemurmel gelukkig nauwelijks sprake bij deze nieuwe types. Die worden niet alleen als schrijver, maar ook als performer afgeleverd, heel prettig.

Als ik denk aan kunstopleidingen, schrijfopleidingen in het bijzonder, voel ik heel even een stroomschokje spijt door mijn ingewanden gaan. Ik durfde die stap nooit te zetten, onder het mom ‘doe nou maar gewoon zo normaal als binnen je verstandelijke vermogens ligt’ en omdat het nogal wat is, op jezelf gokken. Denken: ik word later kunstenaar, mensen zitten daarop te wachten (denk hier die voetballer weer even bij, overigens). Zelfs toen ik rond m’n vierentwintigste ten langen leste besloot Nederlands te gaan studeren zeurde er iets in mijn achterhoofd dat ik niet zo moeilijk moest doen, helemaal naar de universiteit en alles, ver verwijderd van het normale leven. Maar tenminste was het Een Soort Van Echte Studie, en niet Iets Artistiekerigs.

Er heerst, gelukkig steeds minder maar toch nog altijd, een heel raar idee over schrijfopleidingen. Die zouden helemaal niet nodig zijn. Acteurs moeten geschoold worden, beeldend kunstenaars ook, net als modeontwerpers en illustratoren, maar als je schrijver bent moet de goddelijke inspiratie uit de hemelen nederdalen zonder dat iemand je leert hoe daar vervolgens mee om te gaan. Je wordt geboren met die tochtige zolderkamer om je heen, als het ware.

Maar wat moet het fijn zijn – naast moeilijk en spannend en alles wat bij alle opleidingen komt kijken – om een beetje houvast te hebben, om gewezen te worden op mogelijkheden, om te leren te reflecteren op je eigen (en andermans) werk, alleen al om studiegenoten en docenten om je heen te zien, een netwerk op te bouwen van mensen die met hetzelfde bezig zijn als jij. Nee, niet precies hetzelfde; die nieuwe types bewezen dat ze niet tot het vervaardigen van uniform proza gekneed waren tijdens hun opleiding.

Misschien ben ik al te kritiekloos, misschien worden studenten als ze te weinig woorden schrijven gemarteld met slechte poëzie, van dichtbij voorgedragen door een oude dichter met een rotte adem, tot ze er wél zijn (eigenlijk helemaal geen slecht idee, maar wie ben ik). Het zou me echter niets verbazen als we nog veel van die nieuwe types gaan horen, en lezen uiteraard, en dat we voortaan halverwege literaire avonden even de tent uitgestuurd worden om een blokje om te gaan.

—-

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

 

 

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

De illusies van Meg Ryan

Je geloofde in zielsverwanten. In eeuwige liefdes en het lot. Je was namelijk dertien en het waren de hoogtijdagen van romantische komedies met Meg Ryan. We schrijven 1995 en het subject van je verlangen heette Johnny Depp. Je kende hem natuurlijk van de legendarisch deprimerende film What’s eating Gilbert Grape waarin hij de saaie, verstandige oudere broer van Leonardo DiCaprio speelde, maar gelukkig was hij ook Edward Scissorhands en zijn awkward-heid was stond gelijk aan schattigheid van de bovenste plank. En daarbij was hij gewoon heel knap. De Pirates of the Carribean moesten nog geboren worden (behalve Johnny Depp dan).

Hij mocht dan wel achttien jaar ouder zijn, als je zielsverwanten bent doet dat er niet toe. Ook toen al was je bereid de kracht van het geschreven woord onvoorstelbare proporties toe te dichten. Het is gewoon een kwestie van een hele goede brief, dacht je, om hem in te laten zien dat jullie bij elkaar hoorden. Als die brief maar sterk genoeg was, dan kon Johnny er niet omheen. In je allerbeste dertienjarigen-Engels schreef je een brief die ontsproot uit het diepst van je hart, uit alle fantasieën die je koesterde bij een uit de Hitkrant geknipte foto van hem. Het was een gokje, maar je dacht niet dat je ouders moeilijk zouden doen als hij je zou komen opzoeken en zou blijven logeren. Hij was dan wel dertig, hij was ook Johnny Depp. En je schreef, en schrapte, en schreef en schrapte en na drieëntwintig probeersels was de brief af en lag hij in al zijn perfectie te wachten op je bureautje. Op wat? Een adres? Een rijtje postzegels? Achteraf geloof je dat hij lag te wachten tot je kinderlijke naïviteit terug zou keren. Maar je werd alleen maar ouder.

Je eerste vriendje was geen zielsverwant, in elk geval niet de jouwe. Maar de schooluren werden minder verschrikkelijk omdat je nu een vriendje onder je huid droeg. Op het feestje voor je veertiende verjaardag werd je voor de eerste keer dronken, terwijl jouw paardrijdvriendinnen en zijn punkvrienden zich op anachronistische wijze mengden. Je was geen dertien meer.

En al ging het dan natuurlijk drie maanden later gewoon uit, al stopte je met paardrijden omdat je medelijden kreeg met de dieren, al was de brief aan Johnny Depp ergens onder geschoven of als kladpapiertje gebruikt, het gaf allemaal niet. Je was veertien. En alles was zojuist begonnen.

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutromanDogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen. Dit is haar laatste zondagblog voor Tirade.

Klachtbrief (1)

 

Amsterdam, 25 juni 2016

Geachte directie,

Sinds acht maanden ben ik een toegewijd gebruiker van Hydroclenz, de Dry Scalp & Hair Moisterizing shampoo van Mediceuticals met Advanced Hair Restoration Technology à 37,50 euro per flacon. Mijn kapper, wiens naam ik hier om redenen van privacy achterwege laat, heeft mij dit product als eerste aanbevolen, maar hem neem ik niets kwalijk.

Toegegeven, toen ik half oktober 2015 met uw haarrestauratiesysteem begon, waren de omstandigheden verre van ideaal (u vindt een beknopte geschiedenis van mijn hoofdhaar in bijlage 1). De dekkingsgraad van mijn kruin naderde al vóór mijn kennismaking met Mediceuticals de kritieke limiet van 40 procent. Daarnaast was mijn haargrens de afgelopen – zeer stressvolle – jaren teruggeweken tot luttele millimeters van de kroonnaad (grofweg de middenlijn van de schedel tussen de aanzet van beide oren, zie bijlage 2, figuur 1), het spreekwoordelijke point of no return waarop men bijvoorbeeld in opsporingsberichten als ‘kaal’ wordt aangeduid. Let wel: ik heb nauwelijks inhammen; mijn haargrens wijkt over de gehele linie, als een achterwaarts afzakkende hoofddoek of, indien u dat liever heeft, badmuts.

Om deze oorlog op beide fronten te kunnen winnen, gebruik ik behalve Hydroclenz, dat ik om de andere dag gelijkmatig over mijn natte haar verdeel en een paar minuten langer dan voorgeschreven laat intrekken, na iedere wasbeurt ook een flacon van uw Final FinishAcidifying Rinse (180 milliliter, 16,95 euro) om – het woord zegt het al – de restanten van mijn ooit majestueuze haardos grondig uit te spoelen.

Zodra mijn haar handdoekdroog is, nevel ik een royale wolk Numinox Follicle Revitalizer over mijn schedeldak en onderwerp mijn scalp aan een deep tissue-massage van ruim twintig minuten om de bloedsomloop weer op gang te brengen en mijn follikels te reanimeren. Het klopt inderdaad dat de hoofdhuid na deze behandeling een rode gloed kan vertonen.*

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik naast de complete productketen van Advanced Hair Restoration Technology ook nog een ander middel gebruik. Een middel dat niet door u wordt gefabriceerd. Het gaat hier om Alpecin Liquid, een kleurloze tonic met cafeïne als werkzaam bestanddeel, die ‘de haarwortels versterkt en beschermt tegen haaruitval’.** Omdat ik ’s morgens en ’s avonds al bezet ben met mijn Numinox-massages, breng ik Alpecin noodgedwongen ’s middags aan, terwijl ik na de lunch nooit koffie drink. Ik sluit niet uit dat die ongelukkige timing ongewenste neveneffecten kan hebben, noch dat Mediceuticals en Alpecin elkaar mogelijk opheffen bij gecombineerd gebruik. Het zou in ieder geval een hoop verklaren.

Eerder deze week ging ik na een etentje met een bevriende veterhandelaar naar de wc – of liever gezegd: spiegelzaal – waar ik tot mijn ontzetting van alle kanten tegelijk zichtbaar was. Mijn kruin, die ik thuis vanuit geen enkele hoek in zijn geheel kan zien en die, naar ik aannam, weliswaar dun begroeid maar toch zeker nog behaard te noemen was, bleek dermate kaal, dat het leek alsof er nooit eerder iets had gegroeid. Ik zag de totaliteit van mijn kaalheid voor het eerst, en het had iets eeuwigs, van alle tijden.

In bijlage 3 vindt u twee foto’s van mijn achterhoofd, beide genomen door een vriend van ruim twee meter lang met direct zicht op mijn kruin. De eerste foto (Before: genomen op 21 oktober 2015 in de rij op Schiphol waar ik uw voltallige productlijn kocht en incheckte, zie bijlage 4 voor de aankoopbon en boardingdocumenten) toont een vlotte, hooguit wat dunnende dekking; bij kunstlicht niets om je zorgen over te maken. Foto 2 (After: gisteren genomen in mijn eigen badkamer voor vergelijkbare belichting) toont het onvruchtbare, keppelvormige gebied dat ik hierboven beschreef.

Ik adviseer u deze brief nu even neer te leggen en de verschillen goed op u te laten inwerken…

Het kan geen toeval zijn dat de kaalslag op mijn kruin in een stroomversnelling is gekomen op het exacte moment dat ik begon aan mijn Advanced Hair Restoration Technology-regime. In plaats van de beloofde ‘ondersteuning van de vermindering van haaruitval en stimulans voor nieuwe haargroei’ grijpt de ontharing sneller dan ooit om zich heen: veertig procent in acht maanden is gelijk aan vijf procent uitval per maand. Ontgift van dht, dat wel, maar wat kopen mijn follikels daar nu nog voor?

Al met al heeft Mediceuticals’ Advanced Hair Restoration Technology me in recordtijd mijn zelfvertrouwen, mijn jeugdige voorkomen, talloze verspilde manuren en een bedrag van 2.677 euro gekost (zie bijlage 4 voor de volledige berekening). Ik ben oprecht benieuwd hoe u mijn geleden schade materieel en immaterieel denkt te kunnen compenseren. Ik zie uw voorstel derhalve graag – zij het met enige scepsis – tegemoet in de aanstaande wintercatalogus.

Hoogachtend,

Arjen van Lith

PS De bijlagen bij dit schrijven bevatten gevoelige persoonlijke informatie. Ik vertrouw erop dat u hier discreet mee omgaat. Gaarne alle bescheiden retour na afhandeling van dit dossier.

_______________________

* Zoals vermeld op www.mediceuticals.nl. Is dit een goed of slecht teken?

** Erfelijk bepaald

Arjen van Lith (1971) is journalist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Notities (3)

* Tropenrooster. Het begon met een nacht waarin ik geen oog dicht deed, mede dankzij het onweer. Toen kwamen overdag de aanhoudende regenbuien en vroeg ik me af of dit niet het moment was om de vleugel in te ruilen voor een echte Pleyel. ‘s Avonds de tuindeuren maar open gedaan en onder de blauwe regen gaan zitten, terwijl het vrolijk verder regende en het binnen zo klam werd als in het badhuis. Kunnen die duiven elkaar misschien in iemand anders tuin gaan lopen bevruchten?

* De boeken van Clarice Lispector wil ik het liefst helemaal voor mezelf houden. In De ontdekking van de wereld deelt ze zaken met me die niet voor andere ogen bestemd zijn. Dit is tussen ons, ik voel het, al die kleine stukjes zijn voor mij. En er is geen ruimte voor andere lezers dan ik, aan wie ze dit allemaal toevertrouwt. Toch dank ik Harrie Lemmens en Benjamin Moser voor het tot een einde brengen van het Lispector-arme tijdperk. Het werd tijd – dat hebben ze bij de Arbeiderspers goed in de gaten – dat er iets van dit Braziliaanse literaire wonder in het Nederlands verscheen. Na het Privé-Domeindeel (Lemmens) en de biografie (Moser) is het wachten nu op de hooptepunten uit haar complexe en experimentele oeuvre.

* Bij mij aan tafel in de wachtruimte van het CBR zat een andere jongen zenuwachtig te zijn. We schudden elkaar de hand, stelden ons voor en praatten wat. Hij was er voor de tweede keer, ik niet. Het was vroeg in de ochtend, te vroeg eigenlijk voor zoiets als rijexamens. ‘Zolang het maar niet gaat regenen,’ zei hij. Jezus wat een mooie ogen, dacht ik, maar voor ik die gedachte kon afmaken zat ik alweer in de auto. De volgende dag eens gekeken of ik hem ergens vinden kon, en jawel, op Facebook. Ik vroeg of hij geslaagd was – ja hoor. Of hij eens koffie wilde gaan drinken – peilloze stilte.

* Nu de vakantie dichterbij komt denk ik alvast na over de out-of-officereply die ik ga instellen op mijn mail. En omdat ik over dit kantoorfenomeen ook een stuk aan het schrijven ben. Het is een teken aan de wand, zo’n automatisch afwezigheidsantwoord. We communiceren (digitaal) tegenwoordig fundamenteel anders dan pak ‘m beet vijftien jaar geleden en dat is voor degenen die deze bus willens en wetens hebben gemist (ikzelf voorop) soms maar moeilijk te verteren.

* David Dimbleby versloeg op BBC1 de hele afgelopen nacht lang de uitslag van het referendum in Groot-Britannië, dat was genieten. Let vooral op de das.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Het Geluk #8

IMG_1768 (1)Dit is mijn achtste stukje over het geluk. Er zijn me sinds ik voor het eerst over dit onderwerp schreef (10 juli 2014) een aantal dingen duidelijk geworden, waarvan het belangrijkste leek dat geluk niet in het nu bestaat, alleen in een nu waarop wordt teruggekeken.

De momenten van geluk die hier ik beschreven heb waren in werkelijkheid korter dan ik ze deed lijken, en ik beschreef ze natuurlijk naderhand, terugkijkend. Wat die momenten verenigt, lijkt de wens dat wat ik waarneem blijven mag, dat mijn bewustzijn mag worden stilgezet op, en beperkt tot precies dat punt in de tijd, als een eeuwigdurende schitterende feedbackloop.

In het verhaal De wandelaar uit mijn bundel Hier sneeuwt het nooit fantaseert een stervende man vanuit zijn ziekenhuisbed een wandeling van zijn (ex)partner, die op dat moment in Italië is, in een streek waar ze samen heel gelukkig zijn geweest. De wandelaar loopt vroeg in de ochtend zijn hotel uit en beleeft precies zo’n moment.

Op dit uur rijden er weinig auto’s en de automobilisten die hem tegemoet komen groeten hem allemaal. Hij is blij met het vlakke asfalt onder zijn voeten, zo kunnen zijn stramme voeten opwarmen voordat het echte werk begint. Na de eerste bocht loopt hij al in de zon, en de verdampende rijp glittert boven de velden. Dit, denkt hij. Precies dit.

Gisteren had ik voor het eerst sinds mijn pubertijd een déjà vu. Als ik het me goed herinner is de theorie daarover: een waarneming waarvan het bewuste gedeelte door een kleine verstoring in je hersenen vertraagd is ten opzichte van de onbewuste waarneming. Wanneer de bewuste waarneming de onbewuste inhaalt treedt een gevoel van herkenning op.

Ik stelde me zo’n déjà vu-lusje voor, bij bizar toeval samenvallend met een moment waarop je wenst dat alles zo mag blijven.

 

________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Kind-af

Je was dertien en wilde geen kind meer zijn. Sterker nog, je wás geen kind meer. Je was ‘op weg naar de volwassenheid’. Wat klonk dat goed. Tot een jaar geleden was volwassen zijn nog hetzelfde als ‘daar hebben we geen tijd voor’, ‘wandelen voor je plezier’ en gelijk-afwassen-want-dan-is-het-maar-gedaan’. Maar geheel onverwacht was er iets gedraaid, waardoor de volwassenheid hetzelfde was gaan betekenen als ‘ik doe wat ik wil’, ‘het is mijn leven’ en ‘ik ben onsterfelijk’.

Ook vond je – voor je op weg was naar de volwassenheid – iets leuk als anderen het leuk vonden. Nu was het andersom: je vond iets leuk omdat anderen het níét leuk vonden en daar schepte je een eenzaam soort genoegen uit. Zo was je aan je paarse haar gekomen.

Misschien was dit ook wel de reden dat je verliefd was geworden op de Jongen met Het Haar. Hij woonde in jouw straat, een eindje verderop. Eigenlijk kende je hem niet zo goed, maar dat háár. Bloempotten, stekeltjes, dat was gemeengoed. Maar zulk nonchalant loshangend haar als hij had, hadden jongens van jouw leeftijd niet. Na een tijd was je erachter gekomen wat zijn achternaam was. Je zocht zijn nummer op in het telefoonboek. Met enige regelmaat stond je met de huistelefoon in je klamme hand, zijn nummer in hoopvolle cijfers in je Snoopy-schrift, te wachten tot de moed je zou komen overvallen. Je fantaseerde graag en veel over hem; hoe je met jouw handen door zijn blonde haren zou glijden als jullie elkaar kusten. Je zou naast hem lopen door de stad en iedereen zou naar jullie kijken. Hoe kwam zij aan die jongen die aan de goden gelijk leek te zijn? Heb je zijn haar gezien? Zo volwassen!

Aan het eind van de zomer was je het zat. Volwassen zijn is een keuze, dacht je en je deed het volwassen ding: je duwde een briefje in zijn brievenbus. Er stond iets op als: Ik woon bij je in de straat. Zullen we een keer naar de film. Telefoonnummer.

En hij belde. Hij zei dat hij geen geld had voor de film, omdat hij spaarde voor een brommer. Maar je mocht best langskomen.

Na een halfuur van buikpijn, kledingroulette en het proberen aan te brengen van een bibberloos streepje eyeliner, toog je naar zijn huis. Met een maag propvol krijsende hormonen drukte je op de bel. Hij opende de deur en de hormonen verstomden. Voor de vorm ging je mee naar binnen, dronk je cola en rookte samen met hem een sigaret, want dat is nou eenmaal wat een volwassene zou doen. En als hij niet keek staarde je naar hem, verbijsterd. Volwassen als je was vroeg je er niet naar, maar na een tijdje vertelde hij het zelf: hij was net terug van de kapper. Het was heel lekker koel, dat korte haar.

—-

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutromanDogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen.

Zo’n dag

wolkenlucht 2

Ik werd wakker met het nummer Macarena van Los del Rio in mijn hoofd. Om het liedje meteen weer uit mijn systeem te bannen draaide ik me nog eens om, maar ik droomde van Madeleine Albright die het bijbehorende dansje bij de Verenigde Naties deed met een Botswaanse collega.

Zo’n dag.

Sinds het douchen zit mijn rechteroor potdicht. Alleen mijn eigen stem, m’n ademhaling en bovengenoemd liedje komen nog op volle sterkte door. De buitenwereld klinkt dof en gedempt, alsof alles is bedekt onder een dik pak sneeuw.

Zo’n dag.

In het trappenhuis lag een groene envelop van de gemeentebelastingen.

Zo’n dag.

Zodra ik de voordeur opende, begon het te regenen. Tegen de tijd dat ik bij de Albert Heijn was aangekomen, hing mijn haar futloos en verslagen in dunne slierten over mijn kalende fontanel, uitgerekend op de dag dat die leuke Marokkaanse vakkenvuller zijn weekenddienst draaide.

Zo’n dag dus.

Op het etiket stond duidelijk dat deze avocado eetrijp was. Voor de zekerheid bekneep ik hem uitvoerig, maar ik kon onmogelijk vaststellen of het nou de verpakking of de vrucht zelf was die meeveerde onder de druk van mijn duim. Eenmaal thuis had ik een beitel en een waterpomptang nodig om hem doormidden te krijgen.

Zo’n dag.

Thuis ontdekte ik ook dat er een lang stuk bruin plakband onder mijn rechterschoen kleefde. Om geen vieze handen te krijgen, probeerde ik het met mijn andere voet los te trekken, waarna de tape aan mijn linkerschoen bleef plakken.

Zo’n dag.

Mijn laptop meldde dat Microsoft Word – opnieuw – een update nodig had. Tijdens het installeren bleef het voortgangsbalkje steken op 99 procent. ‘Your startup disk is full. You need to make more space available on your startup disk by deleting files.

Zo’n dag.

Op het nieuws hoorde ik dat een man uit homohaat, zelfhaat of jihad 49 homo’s had afgeschoten in een discotheek in Florida. Overal huilende jongens en bloedende mannen. Ik weet niet waarom, maar ik ging op mijn knieën zitten voor mijn gloednieuwe breedbeeldtelevisie en morste daarbij wat cola op mijn broek.

Zo’n dag.

____________________

Arjen van Lith (1971) is freelance journalist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Row, row, row the boat

Life is but a dream: de poster van een verloren gegane film. Een belofte die niet kan worden ingelost.

In mijn methode Engels op de middelbare school Over there zaten nogal wat lesjes met liedjes die aan het waterleven ontleend waren.

Row, row, row your boat,
Gently down the stream.
Merrily, merrily, merrily, merrily,
Life is but a dream.

En spreekwoorden: ‘ They’re al rats leaving the sinking ship’  herinner ik me en ‘ You have to paddle your own canoe’, ‘Each man makes his own shipwreck’ . ‘Smooth seas do not make skilful sailors’, nogal een tongbreker, deze laatste.

Na kanoën, roeien in glad materiaal, romantische roeiboten heb ik nu mijn ware bestemming bereikt: sloeproeien.  Een sloep is een klein scheepstype doorgaans meegevoerd op een grotere boot. Het heeft meestal een rechte kielbak en de meeste zijn overnaads gebouwd. De roeiers zitten in twee rijen, voor bakboord en stuurboord elk 4 of 5 roeiers.

En je bent een galeislaaf. Een bruller achterop voert het roer en geeft het ritme aan (en wanneer een van de boorden de riemen moet strijken omdat er een brug aankomt.)

Een uur of twee buffelen onder het al dan niet bewust sadistisch ritme is een zeer louterende tijdspassering.

Een van de redenen dat ik de film The Galley Slave van William Fox met Theda Bara wel wil zien. Maar de film is verloren gegaan! Life is but a dream. Niets zo aantrekkelijk als een verloren gegane film: de wens om ze te vinden groeit met elk feit dat je ervan achterhaalt. Je komt er wel achter dat er geen galeislaaf in voorkwam, en dat het de eerste film was die goed afliep, maar verder is er veel te raden over deze film.

En er zijn  nogal wat films verloren gegaan zie deze: list of lost films, veel ervan verdwenen in ‘The 1937 Fox vault fire’  een ‘major fire in a 20th Century Fox film storage facility in Little Ferry, New Jersey on 9 July 1937. It was caused by the spontaneous combustion of nitrate film stored in inadequately-ventilated vaults. The fire resulted in one death and two injuries, and destroyed all of the film present.)

Hele gaten zijn geslagen in het bestand van stomme films door deze brand. Paul Auster schreef met Book of illusions overigens een schitterende ode aan de stomme film (en ook een sterke roman over verlies.)

Vanavond zal ik zuchtend en steunend het verhaal van The Galley Slave gaan terugvinden, terwijl ik aan de riemen hang. En nu een versie waar wel een galeislaaf in voorkomt, en die niet goed afloopt.

 

(om het ‘bewust sadistisch ritme’ is deze scene uit Ben Hur befaamd)

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Spaidiemen

Wij hebben onze zoon de afgelopen jaren geen duidelijke sekserol meegegeven. Voor zijn vierde verjaardag wenste hij een prinsessenboek, LEGO en een bal.

Ik ken iemand wiens ouders Jip en Janneke voorlazen en dan Janneke zeiden als er Jip stond en andersom. Zo gaat het bij ons niet, maar in de ochtend maak ík hier de lunchtrommels; ik kook alle maaltijden en was af. Mijn vrouw verdient het meeste geld, werkt vijf dagen en komt ‘s avonds met een tas vol dossiers thuis om aan te schuiven voor het avondeten.

Sinds hij op school zit praat Nadim alleen nog over superhelden, terwijl in mijn boekenkast geen enkele strip staat. De laatste superheldenfilm die ik zag was in 2005: Batman Begins. Zes jaar voor Nadims geboorte.

Een van de welopgevoede tweeverdienende maatschappelijk divers representerende ouders van de kinderen in Nadims klas moet die onzin hebben aangedragen, die als een luizenplaag via zijn of haar kind alle klasgenootjes heeft aangestoken. En nu zijn de rapen gaar*.

Ik ben niet tegen superhelden omdat ze sekserolbevestigend zijn, ik ben tegen superhelden omdat ik ze eng vind; ze zijn wat er gebeurt als verlammend sociaal onvermogen zich via het tekenpotlood een weg naar de wereldoverheersing vreet. In een retestrakke blauwrode broek met spinnenwebmotief. Of een cape. Jezus, zeg. Een cape.

Voor kinderen van vier, bij wie een besef van de enormiteit van wat er allemaal niet onder hun controle valt een voorheen overzichtelijke wereld binnendringt, zie ik de aantrekking wel. Een aanval op je veiligheid beantwoord je door je klein, of juist supergroot te maken.

Afgelopen weekend logeerde Nadims beste vriend Q bij ons (lievelingskleur toen ze samen op de crèche zaten: roze). Q bracht een zwart en een klassiek blauwrood Spidermanpak mee. Die pakken zijn tegenwoordig gewatteerd op de plekken waar mannen spieren moeten hebben, en binnen vijf minuten vlogen er twee achterlijk opgepompte minispidermannen door de kamer. Gelukkig stootte de ene na een paar minuten zijn teen en moest de andere plassen (zo’n hansop blijkt geen gulp te hebben).

Voor het slapengaan las B de jongens voor. In badstoffen pyjama’s zaten ze aan weerszijden van haar met hun gloeiende gezichtjes al halverwege sluitingstijd. De spandex heldenpakken lagen als lekgeprikte ballonnen op het kleed.

Gisterenavond, op weg naar de ijssalon, vond ik in mijn broekzak de muts van de klassieke Spiderman. Nadim wilde hem meteen op. De fabrikant heeft er rekening mee gehouden dat superhelden ook ijs moeten eten en de onderste helft van het masker weggelaten. Want wat is nou het redden van de wereld waard als je daarna geen frambozenijsje kunt eten?**

 

* Trouwens een rake uitdrukking. Gare rapen zijn echt niet te eten, terwijl ze rauw, aangebakken of halfgaar heerlijk zijn.

** Vrij naar een waarschijnlijk ten onrechte aan Winston Churchill toegekende quote.

________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Eilanden

Vakanties gingen tot ergens in mijn tienerjaren naar Frankrijk, waar familie woont en waar langs het meer van Annecy een geweldig trampolinepark stond (5 franc). Of naar Rozendaal, waar mijn Amsterdamse oma op duistere wijze vriendschap had gesloten met een barones die in een vervallen villa woonde waar het sterk naar droogboeketten rook. Ze had hoog, grijs haar en verstopte haar zilverwerk in de piano, op de servieskast stond een mand met versteende maanzaadbolletjes, als we de deur uitgingen moesten we de tafel dekken zodat inbrekers dachten dat er een groot, onzichtbaar gezelschap op het punt stond te gaan lunchen. De bel was een trekkoord, overal lagen dennenappels.

Of we gingen naar Terschelling, naar een huisje met een zwartwit-tv, in de buurt van een zandbak waar ’s nachts egels in verdwaalden, we schepten ze er ’s ochtends weer uit met een kartonnen doos. Het leukste van naar Terschelling gaan was de overtocht. We zaten op een kleine boot en één keer brak het noodweer uit, je kon niet meer staan want dan viel je, de golven sloegen over de veer, soms viel je zomaar uit je stoel. Ik was een jaar of vijf toen dat gebeurde en achteraf begrijp ik dat mijn ouders doodsangsten uitstonden en dat iedereen in papieren zakken aan het overgeven was, dat het euforische kleutermeisje te midden van al dit geweld een ietwat verontrustend beeld geweest moet zijn.

Ik was dit vergeten, maar onlangs zwom ik met vrienden in het IJ en toen kwam, verdomd als het niet waar is, de Stortemelk voorbij gevaren. ‘Die ging vroeger naar Terschelling’ zei iemand en toen wist ik het allemaal weer.

Een paar jaar geleden ging ik voor het eerst sinds mijn dertiende weer een veerdienst naar een eiland op. Je stapt dus niet gewoon van een pier in een bootje, zoals ik het me herinner – nee, het is een heel gebeuren, met terminals, bagagekarren, rijen, kaartjes, het onverhoeds verliezen van reisgenoten. Dan betreed je een gevaarte van een schip, waar de ene helft van de opvarenden de routineuze blik heeft die ik vermoedelijk alleen opzet als ik in de metro zit en de andere helft wijst kirrend van pret naar meeuwen, het water, de horizon. Naar Vlieland. Ik was nerveus want de reis ging naar een festival, iets waar ik normaal gesproken te bescheten voor ben, en bovendien voelde ik me licht ongemakkelijk want als ik op Vlieland woonde zou ik al die sensatietoeristen er vermoedelijk  gewoon weer af willen schoppen, zoals ik in Amsterdam de neiging moet bedwingen toeristen met bierfiets en al de grachten in te kegelen.

Als u dit leest zit ik op de veer naar Terschelling of sta ik ergens op Oerol voor te dragen. Dat de zee maar rustig mag blijven en de egels talrijk, de sesambollen zacht en een trampolines soepel.

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Tussen paarden en klopgeesten

Je was dertien en zat op paardrijden. En je had daar paardrijdvriendinnen. Op woensdagmiddag na paardrijles hingen jullie nog uren rond op de manege. Jullie deden daar meestal geen paardendingen, maar kochten Curlywurly’s en puddingbroodjes bij het bakkertje verderop in de straat, leerden elkaar over de longen te roken achter de buitenstallen (een paardrijdadagium dat nog steeds af en toe geheel overbodig je gedachten binnen komt zeilen is: Een goede ruiter rookt niet) en deden amateuristische séances in lege stallen. En die séances zouden weleens de opmaat tot iets anders kunnen zijn geweest.

Iedere vrijdagavond spraken jullie af bij een van jullie thuis, vanwaar jullie – al Passoa drinkend – naar de videotheek in de buurt liepen. Daar aangekomen duurde het meestal een goed halfuur voor jullie de allergriezeligste, allerakeligste, allernachtmerrieachtigste horrorfilm hadden gevonden die jullie prepuberhersens aankonden. Thuis kon het griezelen beginnen. En toegegeven: tíjdens de film was het leuk. Op bank of bed, ingeklemd tussen gillende vriendinnenlijven, een beetje wee van de paprikachips die nog gedeeltelijk in je kiesholten plakte, voelde je je volkomen veilig. Maar het gemene van horrorfilms is dat ze vaak – in tegenstelling tot normale films – op een absoluut onacceptabele manier eindigen. Waar je in een dramafilm een slecht eind nog wel kunt verdragen (want de held is op de een of andere manier tóch gelouterd), is dat bij een horrorfilm onmogelijk. Het gebeurde niet zelden dat jullie een film alleen maar afkeken omdat hij te eng was om níét af te kijken. Het enige dat je nog kunt doen als je dertienjarige ogen geconfronteerd zijn met door naalden gefolterde lijven, afgestroopte menselijke huiden, en hologige hoofden op staken is hopen op een eind waarin de slechterik totaal onschadelijk wordt gemaakt (het is dan ook altijd te hopen dat er niet een zaadje tot een sequel wordt geplant, ergens na de aftiteling; de overbekende lach van de (dode?) slechterik is al voldoende). Alleen de finale destructie van de door generaties lange inteelt mismaakte hillbilly schiep rust.

Tot je een uur later in je eentje in bed aan niets anders meer kon denken dan dááraan en bad tot de god waarin je nooit had geloofd of de séance van afgelopen woensdag in het stro alstublieft geen kwade geesten had voortgebracht die zo naast je bed zouden gaan verschijnen.

En je concentreerde je op de poster met het mooiste Friese paard ter wereld, die naast je bed hing, en probeerde geen andere gedachte toe te laten dan de buitenrit die je laatst maakte op je lievelingspaard Femke.

En de vrijdag erop vroeg je argeloze vader waarom jullie niet gewoon eens een móóie film als Four Weddings and a Funeral gingen kijken. En jullie lachten en huurden Poltergeist.

—-

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutroman Dogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen.

Klamvochtig

De cameraploeg zou dinsdag al om half één langskomen, dus tijd om rustig wakker te worden was er niet. Met een ontbijtsigaret tussen mijn tanden haalde ik snel nog even de stofzuiger door de woonkamer en poetste het tafelblad tot het glom. ‘Klamvochtig afnemen’ noemden wij dat vroeger thuis, naar een kort verhaal van Kees van Kooten.*

Mijn moeder was een obsessief klamvochtig afnemer. In één van de herinneringen die me het meest tegenstaan, kruipt ze op handen en voeten achteruit door de woonkamer als een eeuwige dweilslaaf van haar eigen plavuizenvloer. Ik heb al heel lang geleden met mezelf afgesproken dat niemand mij ooit in zo’n vernederende positie zou aantreffen, vandaar dat wij in ons appartement parket hebben van dof, ongelakt hardhout.

Maar toch: de camera ziet alles.

Met veel gestommel kwam de ploeg naar boven. Eerst de verslaggever, een vlezig type van rond de veertig met een jaloersmakende bos halflang haar en een A4-tje vol vragen in zijn hand, gevolgd door een verrukkelijke camera-, geluids- en lichtman die net in zijn eentje alle apparatuur – inclusief statief en whiteboard – drie trappen op had gesjouwd, maar toch aanmerkelijk minder buiten adem was dan zijn collega. Mooie mensen hebben vaak een zwaarder leven, hoor je wel eens zeggen, maar ze kunnen het gelukkig ook beter aan.

Sinds M. vorige week de internationale pers haalde met zijn revolutionaire, volledig geautomatiseerde wiskundebewijs, staat de telefoon roodgloeiend. De Volkskrant, diverse talkshowredacteuren en nu dus EenVandaag willen hem spreken. Via zijn moeder heeft zelfs De Katwijkse Post, het plaatselijke suffertje uit zijn geboortedorp Rijnsburg, hem weten te strikken voor een exclusief interview in de ouderlijke achtertuin, zodat iedereen in de Bollenstreek straks huis aan huis kan lezen over het succes van hun uitgevlogen golden boy in Amerika.

Na ruim vijftien jaar als journalist in Hilversum te hebben rondgelopen, denk ik zo langzamerhand wel te weten hoe je televisie maakt. In de studio heb ik een haarscherp oog voor het kleinste detail, de meest onooglijke oneffenheid, maar thuis mis ik die strenge blik. De scheidslijn tussen huiselijk en bacchanalistisch vervaagt op den duur, al had ik wel de tegenwoordigheid van geest om vlak voor opname een verzameling lege wijnflessen op het aanrecht uit het shot te verwijderen.

Omdat ik M. op geen enkele manier inhoudelijk van dienst kon zijn, beperkte ik mijn bijdrage tot het plaatje: hoe komt hij over op beeld? Hier kwam mijn kortstondige, in de knop gebroken loopbaan als modeontwerper en stylist toch nog van pas.** Wit kan niet op tv, visgraat ook niet. Bovendien was het te warm voor een pak, dus koos ik een blauwlinnen broek van COS en een subtiel maar spectaculair hemd van Kenzo met ingeweven kleurcontrasten op de mouwen en het voorpand, gekocht bij Opening Ceremony in Los Angeles. Mijn man mag dan een nerd zijn, maar wel een gesoigneerde nerd.

De verslaggever, die aanvankelijk duidelijk baalde dat hij met een wiskundig onderwerp zat opgezadeld, bloeide tijdens het interview helemaal op. Toen M. voor de camera een sterk versimpelde uitleg op het whiteboard gaf, zag ik het besef langzaam bij hem indalen. Hij snapte het! Aandoenlijk, hoe mensen zichzelf soms kunnen verbazen.

Om de reportage later netjes te kunnen monteren, had de verslaggever nog wat extra snijshots nodig. ‘Ga maar even koffie zetten of zo’, stelde hij voor, maar gelukkig kapte M. die suggestie resoluut af: ‘Sorry, maar dat is totaal ongeloofwaardig. Ik doe nooit iets huishoudelijks. Als mijn familie me straks op tv ziet met een zak koffiepads, moet ik dat de rest van mijn leven met kerst aanhoren.’

Afgelopen woensdag was de uitzending. Het plaatje klopte. Ze hebben er een aandachtig en verzorgd item van gemaakt, compleet met een apart rekenvoorbeeld op de website. M. spreekt helder, legt een ingewikkeld probleem eenvoudig uit en oogt ontspannen. Van die klamvochtige zweetplekken onder zijn oksels zie je bijna niets.

__________________

* Modermismen, De Bezige Bij, 1984.

** Vanwege een bindende clausule in mijn ontslagprocedure ben ik juridisch tot geheimhouding verplicht voor een periode van tien jaar. Ik beloof dat ik na 1 januari 2017 terug zal komen op mijn loopbaan in de exclusieve herenmode.

Arjen van Lith is freelance journalist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

‘Badeendje!’

Een vriendin vertelde dat ze een klasgenoot uit de progameercursus had gevraagd om haar ‘rubber ducky’ te zijn. Het klonk mij in de oren als een oneerbaar voorstel, en met badeenden heb ik al heel lang niets meer te maken gehad. Ze begon aan een uitvoerige uitleg: ‘Stel nou even dat je iets aan het progammeren bent. En het werkt niet. Dan doe je net alsof je op je bureau een badeendje hebt staan en dan zeg je: “Badeendje! Waarom werkt mijn code niet?” En dan leg je uit wat je allemaal hebt zitten coden.’

Zo’n kuikengeel stuk plastic zegt natuurlijk niets terug, dus wat is het idee? Het gaat erom dat je zegt wat je bedoelt maar dan op een andere manier. Programmeertalen zijn net als gewone talen, dus het is mogelijk een vertaling te maken, zodat een niet-ingewijde ook kan begrijpen wat de bedoeling is. Tegen de badeend vertel je wat je hebt geprogrammeerd en wat je wilt dat het doet. Door dit met andere woorden te zeggen kom je er meestal achter waar de bug zit, waardoor dingen niet werken. De rubber duck hoeft daarvoor niets terug te zeggen, maar het is natuurlijk des te beter als-ie dat wel doet.

Een vergelijkbare methode vind je tussen tips voor beter (zakelijk) schrijven, voor als je vastloopt. Er staat dan zoiets als: ‘Laat de structuur van je betoog even voor wat die is en probeer te zeggen wat je wilt zeggen. Zonder meer en zonder er al te diep over na te denken, in gewone taal.’ Zoals je iets zou vertellen tegen een vriend of misschien wel je oma, gewoon zonder omhaal (ach ja, #nofilter). Achteraf teruglezend moet je dan vaak constateren dat wat er staat niet alleen precies is wat je bedoelde, maar ook in de vorm die je aanvankelijk voor ogen stond. Probleem opgelost, je kunt weer verder.

Meestal vind je dit soort tips in boekjes over bijvoorbeeld scriptieschrijven, terwijl je er bij creatief schrijven dan weer weinig over hoort. Ik denk dat het daarbij juist een heel handig middel kan zijn: even tegen je badeend vertellen wat je zeggen wilt, om zo een idee voor een verhaal uit te proberen of op nieuwe ideeën te komen wanneer je verhaal stagneert.

Er zijn in de reclame mooie voorbeelden van zeggen waar het op staat (zo overduidelijk als ‘U moet de groente van Hak hebben’ of ‘Léés die krant’), maar ook gevallen waarin het helemaal misgaat. Ik heb me een tijd lang het hoofd gebroken over de boodschap op de advertentie hierboven. Want de kreet ‘5 seconden tv eraf / 1 week outdoor erbij’ is alleen logisch als je weet waar het over gaat. Reclame voor het parallelle universum waar andere regels gelden voor tijd en ruimte? Campagne voor meer lichaamsbeweging? Die afbeelding helpt ook niet echt mee. Uiteindelijk ben ik erachter dat dit reclame is voor buitenreclame, en dat van het bedrag van een paar seconden tv-reclametijd een hele advertentiecampagne kan worden bekostigd. Had nou maar je rubber ducky op het bureau gezet…

Dat het in de reclame gelukkig ook anders kan, lees je hier, bij wijze van experiment: wel ronduit zeggen waar het om gaat maar zonder alles prijs te geven. Ik ben benieuwd of het werkt.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blind

Met poëzie kun je altijd over de randen van je wereld heenkijken, goddank. Dit is zo’n gedicht: een kleine taalmachine van waarnemingen en herinneringen die binnenin je aan het werk gaat.

EEN ZATERDAG

Een blinde man in een hol huis vermoeit
een aantal koersen van geringe omvang
en raakt de muren aan, die groter worden,
en het glas van alle deuren in zijn huis,
de ruwe ruggen van de boeken die
zijn liefde zijn ontzegd, het doffe zilver
dat het bezit was van zijn voorouders,
de waterkranen en de schilderlijsten,
enkele vage munten en de sleutel.
Hij is alleen en er is niemand in de spiegel.
Gaan en komen. Zijn hand strijkt langs de rand
van de eerste plank. Hij was het niet van plan
maar is op het eenzame bed gaan liggen
en voelt dat alle handelingen die hij
eindeloos uitvoert in zijn schemering
gehoorzamen aan een spel dat hij niet vat,
dat een ondoorgrondelijke god bestiert.
Hardop en in cadans herhaalt hij steeds
flarden uit de klassieken en beproeft
hij andere woorden en epitheta
en schrijft hij naar vermogen dit gedicht.

-Jorge Luis Borges, vertaling Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer

In het universum dat dit gedicht is herken ik twee zaken van recente lectuur, of zoals Borges het noemt ‘flarden uit de klassieken’. Het eerste is dat citaat zelf:

Hardop en in cadans herhaalt hij steeds
flarden uit de klassieken.

Het doet mij denken aan een regel uit Roland Holst’s Een winter aan zee: ‘Eenzelvige uren lang / volgde ik oude duinpaden / in lang niet meer in zwang / zijnde gedachten.’

Roland Holst opgesloten in zijn verleden, zoals Borges opgesloten was in zijn blindheid. Het tweede is een herinnering losgewrikt door de regel:

‘Hij is alleen en er is niemand in de spiegel.’ Dat doet denken aan een regel in Nabokovs Laughter in the Dark: ‘There she seated herself in front of the mirror (mirrors were having plenty of work that day) een klein bewijs van beide grote schrijvers van superieure verteltechniek geëtaleerd aan het bewustzijn vanuit een spiegel.

In deze roman eindigt de hoofdpersoon eveneens blind, en anders dan Borges lijkt hij niet te kunnen beschikken over een universum van binnen, voor hem geen eenzelvige uren in lang niet meer in zwang zijnde gedachten. Hij probeert met de andere zintuigen die hem tot beschikking staan te achterhalen of er nog iemand in de kamer is (wat wreed genoeg in deze geweldige roman zo is…)

Voor wie Nabokov of Borges nog te weinig zouden zeggen over blindzijn is er altijd nog de Tommy Edison Experience, de vrolijkste man zonder zicht met een Youtube kanaal. Best Things about Being Blind. Deze is bijvoorbeeld aardig, over tekenen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Schrijvers, hitte, schimmen

Schrijvers vinden het lekker om verzengende hitte te omschrijven, misschien omdat iedereen het gevoel kent van naar adem moeten happen omdat de zon zo schijnt – dat alles stilstaat en jij langzaam verdwijnt in het asfalt of de bosgrond, als water of as, net hoe je pet staat. Daar ga ik al.

In César Aira’s roman De schimmen is het in Buenos Aires bloedverziekend heet op de laatste dag van het jaar. In het haast complete geraamte van wat een flat moet worden bereiden een Chileense nachtwaker en zijn gezin zich voor op het feest van die avond. De vrouwen doen boodschappen, de mannen werken nog in de bouw, er rennen kinderen door het lege complex en men poogt een middagslaapje te doen om de hitte te vergeten, al wordt er niet veel over geklaagd. Die hitte waarvan je leegloopt zodra je zit en een glas water drinkt is vanzelfsprekend maar geweldig beschreven, net als de geesten die in en om het gebouw rondwaren. Een beetje vervelend zijn ze, voor wie ze kan zien, maar ook te gebruiken als wijnkoeler. Op een bepaald moment zitten de schimmen – allemaal mannen, witgeschilderd of besmeurd met stof of kalk, alleen het puntje van hun penis perfect roze en vochtig – keurig naast elkaar over de gehele rand van een schotelantenne. Rondom dus, zwaartekracht is iets voor de levenden. Hoewel niet zeker is of de schimmen de doden wel zijn.

Ik liep op een weg tussen de weilanden en had verschrikkelijk de pest in mezelf. Binnen was het zo koel geweest dat ik geen idee had van de temperatuur waarin ik terecht zou komen tijdens mijn hardlooprondje. Na een paar minuten had ik het opgegeven om er een wandeling van te maken, maar het was al te laat, ik was oververhit. Voor me zag ik weg in water veranderen, boven die weg zweefde van alles, pluis, slome vliegen, generaties voorouders, uitlaatgassen. De sloten roken naar mest, niet uit drinken, niet uit drinken. Eindelijk thuis stond ik lang onder een lauwe douche en daarna duurde het nog een uur voor mijn gezicht zijn normale kleur weer had. Wanhopig staarde ik naar het plafond, waar op zijn rug, handen onder het hoofd en benen over elkaar, met een strootje in zijn bek een schim lag te grijnzen. Mijn kop, dacht ik, die zon, en achter mijn rechteroog voelde het opgezwollen waardoor het onmogelijk was mijn blik te verleggen. Dit is hitte vanaf nu, wist ik, een lachende witgeschilderde man. Ik deed mijn ogen dicht zodat ik hem niet hoefde zien te wenken, je moet niet meegaan met die beesten, dat leer je van Aira.

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Scheer-me-Ken

Het was nog maar een week geleden dat je van je zakgeld een Ken had gekocht. Hij heette Scheer-me-Ken, want de bruine vlekken op zijn wangen en kin kon je weghalen door er met warm water en een plastic minischeerstokje overheen te gaan. Scheer-me-Ken was van het kampeertype. Hij had een sportieve, wijduitstaande oranje korte broek met elastiek in de taille en een lekker neutraal wit T-shirt. Hij was duidelijk het soort man dat goed zou zijn in het tijdig beantwoorden van brieven van zijn foster-parentskind, het met twee fietsen fietsen en het openschroeven van een blik kapucijners met zijn teennagels. Je had nooit een Ken gehad. Wel eenentwintig Barbiepoppen en zelfs een aantal Skippers. Er was een Barbie van lang geleden bij, die zeer kort, plastic haar had en zij deed dienst als Ken, maar het was niet een Ken waaraan je je romantische gevoelens kon ophangen, want ze had harde puntborsten en een uiterst arrogante langgewimperde oogopslag.

Enter Scheer-me-Ken. Natuurlijk had je het wel gevoeld, de schaamte bij de kassa van Bart Smit. Een meisje van dertien koopt geen Barbies, Kens of welk ander speelgoed dan ook, maar dat gevoel schoof je opzij omdat er nu toch eindelijk, na al die jaren, een Ken zou komen.

Scheer-me-Ken was anders dan je je had voorgesteld. Zijn heikneuterigheid kon geen Barbie verleiden en het verontwaardigde je enigszins dat hij op de plek waar zijn geslachtsdeel had moeten zitten, niet eens een bobbel of een verhoging had, maar niks; een glad, steriel niks. Scheer-me-Ken was een eunuch. Misschien dat dat het moment was dat je je realiseerde dat het te laat was voor een Ken. Je hele kindertijd had je zonder gedaan en nu, op het randje van je jeugd aangekomen, was het te laat. Je had het geloof in Ken verloren.

Het ene ogenblik was je nog je Barbie met roze strepen in haar haar aan het verkleden voor het grote feest van Scheer-me-Ken, het volgende staarde je naar al die minikleertjes waarmee de vloer van je kamer was bezaaid en vroeg je je af wat het nut was. Wat was je aan het doen? Dit had niets te maken met het echte leven. Het feest was nep, je Barbie van plastic en Ken was een eunuch.

En zo stapte je de puberteit binnen, waar ‘doen alsof’ kinderachtig was en het echte leven maar één waarheid had. En het zou nog lang duren voor je doorkreeg dat verhalen verzinnen allesbehalve nutteloos is, fictie ook waarheid en Scheer-me-Ken met kleren aan gewoon een piemel heeft.

—-

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutroman Dogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen.

Getallengedoe

Op een bloedhete zomermiddag in 1978, in de tweede klas van basisschool De Poolster in Krommenie, werd ik voor het eerst geconfronteerd met mijn eigen cognitieve tekortkomingen toen ik Bart en Danny achterin de klas luidkeels en foutloos de tafel van zeven hoorde opdreunen. Dat ga ik nooit kunnen, dacht ik toen, en ik had gelijk.

Misschien kwam het door de rode gloed van het neergelaten zonnescherm; ze zagen er verhit uit. Opgewonden, alsof ze zojuist op een diep, alles verklarend inzicht waren gestuit. Danny bungelde driftig met zijn benen onder de tafel en Bart schoot af en toe in de lach, verbluft over hoe makkelijk dat getallengedoe hem afging.

Niet dat ik jaloers was, integendeel. Bart kon niet eens koprollen en Danny tekende nog altijd poppetjes met harkhanden, terwijl ik al een treffende Spiderman in de vingers had. Bovendien was het slechts een kwestie van tijd voordat hun geheime kennis zich ook aan mij zou openbaren en rekenen net zo makkelijk zou blijken als spelling, gym of begrijpend lezen.

Dat moment is niet gekomen. Erger nog, op het vwo moesten we behalve met cijfers ook met letters leren rekenen. Die provocatieve kolonisatie van het alfabet, aangevuld met mystieke symbolen als Σ, ∧, ∨, π en ∞, bewees voor mij dat wiskunde primair is bedacht om te verwarren, niet om te verhelderen.

Wat nou a2+b2=c2? Ik hield die dingen liever gescheiden.

Sinds ik met een informaticus vrij, is de wiskunde alsnog mijn huishouden binnengeslopen. Via het bed, waar ik op m’n kwetsbaarst ben. Al zestien jaar vind ik in al zijn broekzakken kladjes met formules, puntenwolken en zoekbomen. Bij elk papiertje vraag ik ‘Mag dit weg?’, want voor hetzelfde geld gooi ik een toekomstige Turing Award in de prullenbak.

Voor mij was hij altijd al de beste, maar deze week leerde ook de buitenwereld het genie van mijn echtgenoot kennen toen hij een wereldrecord vestigde: het grootste, meest omvangrijke wiskundige bewijs ooit geleverd. Met ruim 200 terabytes aan data, net zo veel als 160.000 illegale downloads van Batman vs Superman: Dawn of Justice, kraakte hij het Pythagoreïsche drietallenprobleem.*

Sindsdien zitten we middenin een internationale mediastorm. Nature publiceerde een artikel, gevolgd door Der Spiegel en een hausse aan andere nieuwsmedia van Mexico tot Rusland. De Volkskrant volgt aanstaande maandag met een uitgebreid interview op de wetenschapspagina.

Ik heb van heel veel dingen spijt in mijn leven, maar nog het meeste van mijn kortzichtige, irrationele afkeer van cijfers en formules. In plaats van sommen te maken, luisterde ik liever naar Sinéad O’Connor en mijmerde over mijn coming out met mijn bijlesjuf, de oudere zus van Danny, die behalve hoogbegaafd ook lesbisch was. Uiteindelijk scoorde ik een 4 voor wiskunde B op mijn eindlijst – genoeg om met de hakken over de sloot te slagen, maar veel te mager om ooit te doorgronden waarom ik zo trots op mijn man ben.

_____________________

* In de jaren ’80 loofde de Amerikaanse wiskundige Ronald Graham een cheque van 100 dollar uit voor een antwoord op de vraag: kun je alle gehele getallen rood of blauwkleuren zodanig dat er geen getallen a, b en c van dezelfde kleur zijn waarvoor de stelling van Pythagoras geldt: a2 + b2 = c2? Mijn echtgenoot heeft bewezen dat Grahams stelling opgaat voor alle gehele getallen tot 7824. Klik op de bovenstaande illustratie voor een schematische weergave van de oplossing.

De kleuren heb ik gekozen.

Arjen van Lith (1971) is freelance journalist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Ik ben Sylvana Simons

In deze prachtige grimmige wereld – zoals een titel van Andrej Platonov luidt – helpt het ‘prachtige’ soms het ‘grimmige’ te doorstaan. Terwijl niet-gediagnostiseerde zwakzinnigen, zoals Donny Morero, de jongen die de ‘uitzwaaipagina’ op facebook voor Sylvana Simons maakte, een ouderwets soort domheid botvieren hebben anderen in het verleden bewonderenswaardige pogingen gedaan de ander te begrijpen in plaats van hem met geringe kennis te veroordelen.

Mijn helden van dit moment zijn Margaret Mead en Ruth Benedict. De eerste schreef een heel gedegen studie voor de leek op basis van jaren veldwerk waarin pubermeisjes in Samoa in hun ontwikkeling gevolgd worden teneinde ze te kunnen begrijpen (en misschien onze eigen pubers te gaan begrijpen). Mead is het type van de zeer begeesterde, wat strenge en uiterst precieze wetenschapper met hart voor de zaak. Mead volgde deze Oceanische cultuur jarenlang en was betrokken bij de mensen en stond midden in het leven dat ze beschreef.

220px-TheChrysanthemumAndTheSwordRuth Benedicts The Chrysantemum and the sword is een heel ander soort en eigenaardig antropologisch meesterwerk. In de tweede Wereldoorlog ontstond de behoefte Japanners te begrijpen zonder dat een Amerikaanse als Benedict de mogelijkheid had veldstudie te doen. Benedict bekeek dus cultuuruitingen. Ze schreef een heel praktische gids waar door latere antropologen wel wat op aan te merken valt, maar die enig is in zijn soort waar het de comparatieve studie aangaat: heel goed stap voor stap leren begrijpen waar opmerkelijke verschillen tussen culturen hun ontstaansgrond hebben.

Franz Boas schreef in de inleiding op Coming of age in Samoa ‘Courtesy, modesty, good manners, conformity to definite ethical standards are universal, but what constitutes courtesy, modesty, very good manners, and definite ethical standards is not universal. It is instructive to know that standards differ in the most unexpected ways.’

Dat kon Boaz – vader van de antropologie – in 1928 nog schrijven. Kom er nog maar eens om bij de niet gediagnostiseerde zwakzinnige die de facebookpagina maakt met het leuke idee Sylvana Simons uit te zwaaien na 5 december.

‘Courtesy, modesty, good manners,  are universal?’

Domme dreinende kinderen zijn het, deze ‘aanhangers van de PVV’, met een groot gebrek aan opvoeding en ontwikkeling.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Bedankt Gustan Asselbergs, welkom Anne Eekhout!

In mei was Gustan Asselbergs zondagblogger voor Tirade, met subtiele observaties over zijn werk bij een veilinghuis en als afsluiter een kort verhaal bij een mooie ets. Nog even nagenieten? Lees hier alles terug. Heel veel dank aan Gustan!

 

 

 

 

DSC_4034 (2)In juni neemt Anne Eekhout de zondag op Tirade voor haar rekening. Anne Eekhout (1981) is schrijfster. Haar debuutroman Dogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen. Haar blogs zullen gaan over de leeftijd dertien.

Come what may

Het is aan het gebeuren. Vorige week had ik een afspraak met Roos van RTV-NH. Ze had me gebeld omdat ze na vijf jaar graag een item wilde maken over mijn beste vriend Gijs. Over zijn vermissing, onze zoektocht en zijn dood.

Sinds zijn lichaam in het IJ gevonden werd heb ik er niet meer met de pers over willen praten, maar Roos belde me op de dag dat ik het manuscript van mijn nieuwe boek had ingeleverd. Het is een sterk autobiografisch verhaal geworden over een vriendschap tussen twee jonge mannen die elkaar leerden kennen in de Amsterdamse horeca. Er is een lijn in het heden waarin de vaderloos opgegroeide hoofdpersoon Issa zelf vader is geworden en nauwelijks toekomt aan de verwerking van de dood van zijn vriend, en een lijn in het Madrid van de jaren ’60, over barman Luis Martín Murillo van het Café de los Marineros Ahogados.

Luis Martín was de vader van Laura, met wie Gijs een relatie had tijdens een jaar in Madrid tegen het eind van zijn studie. De voor Issa denkbeeldige persoon van Luis zou een grote rol in hun samenwerking en vriendschap blijven spelen. Martín werd de personificatie van vakmanschap en mannelijkheid, de gedroomde vaderfiguur voor vaderloze jongens. Nu is het tijd voor Issa om zich af te vragen hoeveel van Luis hij wil overdragen op zijn zoon Nadim. 

Hoewel mijn roman fictie is, heeft hij innige banden met de werkelijkheid. Het is geen letterlijk te nemen verhaal over Gijs, maar wel het verhaal van onze vriendschap.

Dit is het boek dat ik niet wilde schrijven. Daarom schreef ik een ander, niet wetend dat Het jasje van Luis Martín geduldig zou wachten tot ik daar klaar mee was. Dat andere boek ligt nu in een la en zal daar waarschijnlijk blijven omdat het een lege huls is; een ontwijking is gebleken.

Ik wilde dit boek niet schrijven omdat ik het moeilijk vind mensen waarvan ik houd neer te pennen. Omdat ik altijd bang ben in gebreke te blijven. Iemand die je te nabij staat is moeilijk helder te zien. Ik wilde dit boek niet schrijven vanwege het grote risico: slagen zou erg zijn en falen nog erger.

Al bij de eerste bladzijden realiseerde ik me dat ik zou moeten bedenken hoe om te gaan met de publiciteit. Ik heb het nog steeds niet bedacht; merk dat ik blokkeer als ik probeer een strategie uit te zetten.

Goed. Het is er nu, Het jasje van Luis Martín. Nog een maandje schaven en mijn boek is klaar.

_________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.