Beste Rooie Connie,

DSC01115De laatste jaren zag ik je steeds minder. Eigenlijk zag ik je nooit. Gisteren moest ik een bezoek brengen aan de Hema. Toen ik door de gangpaden liep opzoek naar ondergoed zag ik je opeens van ver tussen het schap babykleertjes en handdoeken. Je zat helemaal aan het einde van de ruimte, in het koffiegedeelte, maar je haar was rood als een vuurtoren en sinds de eerste dag dat ik je leerde kennen droeg je al die opzichtige gouden kettingen. Ik was vooral blij dat je daar nog steeds zat, want daarvoor liep ik door de Kalverstraat en zag met verbazing hoe alles maar continu aan het veranderen is; winkels verdwijnen, verplaatsen, keitjes worden vervangen door andere en ook het winkelend publiek is nu anders. Ik dacht aan mijn ondergoed, dat vol met gaten zat en aan jou, want jij was niet veranderd.

De eerste keer dat ik je daar zag zitten op je ergonomische stoel was misschien wel twintig jaar geleden. Aan de hand van mijn moeder maakte ik gebruik van jouw wc. Ik vond het allemaal even interessant toen; de lucht van bleek en toiletverfrisser, je teiltje en mop in de hoek, en jijzelf; ik wist toen nog niet dat er ook zoiets bestond als de baas van een wc.

Ik sloot aan in de rij en zag dat er bepaalde dingen veranderd waren, bijvoorbeeld het geld dat mensen jou betaalden verdween nu in een geldkistje. Vroeger vond ik het altijd fijn om mijn munten op de schotel te leggen en eventueel mijn wisselgeld er vanaf te pakken, ook waren de tijdschriften die je las uit het zicht verdwenen. Wel stond er nog altijd een schaaltje met zuurtjes.
Naar de wc moest ik helemaal niet, maar toen ik er eenmaal was, zakte ik neer op de wc-bril en keek goed om me heen en zuchtte diep. Je gebruikte nu artikelen van Tork professional zag ik. Ook was er een speciale vloeistof in een dispencer aan de muur om de wc-bril af te nemen, alles was trouwens blinkend schoon. Ik bedacht dat jij degene bent die getuige is van de stoelgang van vrijwel compleet Amsterdam. Ik vroeg me af hoe je daar zelf over dacht, of je, als je ‘s avonds in je bed ligt ooit een keer alle remsporen, druppels urine op de grond en uitwerpselen die men is vergeten door te spoelen aan je voorbij ziet komen. Droom je wel eens over zulke dingen?

Het mocht natuurlijk niet te lang duren allemaal, dat zou argwaan wekken dus ik trok door om het echter te laten lijken en deed zelfs een moment – terwijl geen ziel mij kon zien – of ik tijd nodig had om mijn broek dicht te knopen, mijn jas aan te trekken. Ik waste mijn handen. Jij zat op je stoel en telde de tien, twintig en vijftig eurocent stukken. Ik zag je rug, je haar en alles was onveranderd.

Hartelijke groet,

David Pefko

In de Oorshop

Beste Jan Aelberts (2),

20_houellebecqirlandeDe verkrampte romanticus, dat zie je heel helder. Wat kan de romanticus tegenwoordig nog anders zijn dan verkrampt? Ik zie hem steeds dieper wegzakken, door een zelfgekozen hel gaan – een die overigens totaal niet bij deze tijd past waarin iedereen voor zichzelf kiest en waar zelfs een term voor bestaat: het ‘Ik-tijdperk’. Uiteindelijk zal hij van zijn geloof vallen. Dat is helaas hoe de zaken er voorstaan, uiteindelijk zal zelfs de laatste romanticus voor zichzelf kiezen, zich proberen te beschermen.

Eigenlijk vraagt je brief niet om antwoord, want met de meeste beweringen ben ik het meer dan eens. Maar wat me verbaast is dat je kunst omschrijft als ‘tegenaanval’. Je schreef: “Kunst is, zoals ik het beleef, weinig meer dan een tegenaanval, die enkel een aanvang kan nemen wanneer de kunstenaar diep geraakt, gekwetst of zelfs geschoffeerd is door zijn omgeving…”  Deze regels geven mij het gevoel dat in jou een enorme woede zit of dat je erg wantrouwend bent. Ook de afsluiting van je brief duidt daarop: ‘Met groeten aan de wereld’ schrijf je; alsof je niet deelneemt aan deze wereld en al bij voorbaat diep geraakt, gekwetst of geschoffeerd bent; precies het thema dat je in mijn brief aan jou hebt weten te omzeilen.

Ik schreef je dat ik die nacht vol doodsangst die laatste regels op papier zette. Daarmee zette ik geen tegenaanval in werking, maar legde me juist neer bij het idee dat ik dood zou gaan, omdat ik diep in mijn hart wist dat het onzin was, slechts een bedenksel van mij. Inderdaad ben ook ik een hypochonder en leef ik soms dagen met lichamelijke mankementen die, als de angst zelf geweken is, net zo goed weer verdwijnen.
Maar ik vraag me af of jij, als je werkelijk geschoffeerd of gekwetst zou worden nog iets op papier zou kunnen krijgen.

Het is een interessant gegeven dat de meeste kunstenaars weinig te maken willen hebben met de tijd waarin ze leven. Ik vraag me wel eens af wie daar eigenlijk mee begonnen is; de tijd waarin je leeft zodanig af te wijzen, ervan uit te gaan dat als je je neerlegt bij het heden – of waar dat voor staat – je volkomen verloren bent. En ook stel ik mijzelf de vraag of dit niet meer een gewoonte voor de kunstenaar is dan een kwestie van rationeel denken. En waarom is dat een voorwaarde en waarvoor is dat dan een voorwaarde? Neem jezelf alsjeblieft als voorbeeld, Jan, en niet bijvoorbeeld Gerard Reve.

Een ongewone gevoeligheid. Alles komt veel harder aan en is daardoor dus meteen al van grotere betekenis. De lelijkheid, het trieste, ellende, het lijden. Maar ook de schoonheid en de troost, allemaal zijn ze in onze beleving sterker dan bij een ander, een ‘niet-kunstenaar’.
Ik ken mensen die beweren dat een schrijver overal de juiste woorden voor kan vinden en op die manier de dingen beter uiting kan geven dan de ‘niet-kunstenaar’. Maar in mijn beleving is juist het vinden van die juiste woorden bijzaak, in de eerste plaats gaat het om het opmerken en in veel mindere mate om de stijl waarin het verhaal geschreven is. De context doet vrijwel alles, kleine trucjes daargelaten natuurlijk – een tekst moet wel leesbaar zijn.
Ik eindig deze brief met jouw begin: Houellebecq’s supermarkt als het leven:

D’abord j’ai trébuché dans un congélateur.
Je me suis mis à pleurer et j’avais un peu peur.
Quelqu’un à grommelé que je cassais l’ambiance ;
Pour avoir l’air normal j’ai repris mon avance.

Des banlieusards sapés et au regard brutal
Se croisaient lentement près des eaux minérales.
Une rumeur de cirque de demi-débauche
Montait des rayonnages. Ma démarche était gauche

(Eerst struikelde ik een vrieskast binnen.
Ik begon te huilen en was een beetje bang.
Iemand mopperde dat ik de sfeer verpestte;
Om normaal over te komen, ben ik maar doorgelopen.

Voorstadbewoners in hun nette kleren, met brutale blikken
Kruisten elkaar langzaam bij de flessen bronwater.
Een circusrumoer, half losbandig
Steeg op uit de schappen. Ik bewoog me onhandig voort.)

Hypermarché – La persuite du Bonheur – Flammarion 1997 – vertaling Kiki Coumans

Hartelijke groet,

David Pefko

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Lieve Z,

DSC01108Ik schrijf je een kort briefje want je kan niet lezen. Een lange brief zou je doen blozen en aangezien je dat zelfs  niet kan, hou ik het gewoon maar kort en bondig.

Mijn hele jeugd ben je er geweest. Eerst samen met S, die je soms tot bloedens toe verwondde, in zijn laatste dagen niet eens meer wilde zien, daarna alleen.

Ik herinner me de eerste keer dat ik je vasthield. Je buik rook naar melk en je was eigenlijk nog veel te klein. Het is gek te bedenken dat toen ik daar zat, met jou in mijn armen, de planken boven mijn hoofd opeens doorbraken, dat een stortvloed aan boeken jou op een haar na raakte. Ik hield mijn handen stevig om je heen om je te beschermen en jij gaf geen kik. Ik vraag me af of je dat nog weet, en of je het me hebt vergeven.

Toen ik je na jaren weer terugzag was je oud geworden. Rond je mond zaten nu grijze haren en je bewoog moeilijker. Als je vroeger rondjes rende was het mooi om te zien, nu was het eerder ontroerend; in de parken waar je liep zag en hoorde je steeds minder. Liep je eerst nog achter de anderen aan, nu hield je je bezig met kleinere dingen: blaadjes in het gras, de voet van een boom, een stoeptegel die blijkbaar aantrekkelijk rook. Het moet rustig zijn geworden in je hoofd, dat kan haast niet anders.

Eigenlijk kan ik niemand bedenken die zo dicht bij de menselijkheid is gekomen als jij. Je liet boeren en scheten, soms zuchtte je diep en om de zoveel tijd had je een rothumeur. Ook at je alleen nog maar waar je zin in had.

Nu loop je steeds langzamer de trappen op, staat soms op de overloop uit te hijgen, soms ga je zelfs even zitten. Ik zeg dan dat je op moet schieten, dat ik haast heb. Ik geef je duwtjes en even later loop je dan trouw verder.

Ik zei een tijd geleden tegen X dat als de tijd komt dat je al die trappen niet meer op of af kan lopen, ik je zal gaan dragen. En dat beloof ik je hierbij plechtig.

Liefs,
David Pefko

Beste Ans van de Van Baerlestraat,

Amsterdam-BuildingPublic-ConcertGebouw1-AD1886De eerste keer dat ik je tegen het lijf liep was op de Van Baerlestraat, voor het concertgebouw. Je vroeg of je even met me mocht praten. Ook pakte je meteen mijn hand vast. Je droeg een bontjas en suède pumps. Je vertelde in paniek dat iemand je tas had gestolen en dat je mij, als buurtbewoner, om een gunst wilde vragen. Vijftig euro, om naar huis te komen en tussendoor even iets te eten bij brasserie van Baerle. Toen ik antwoordde dat ik vijftig euro een beetje veel vond en dat je ook met de tram kon gaan, wellicht thuis nog iets te eten had, werd je kwaad en riep je terwijl je de volgende voorbijganger staande probeerde te houden: ‘Klootzak!’

Enkele weken daarna gebeurde hetzelfde. Je zag er wat verwilderder uit, je eens zo nette kleding zat nu vol met vlekken, maar je stem was dezelfde; bekakt en arrogant. Je vertelde nu dat je drie maal de verkeerde pincode had ingevoerd, je was namelijk ziek en onder invloed van een zware pijnstiller. Je wees me op de leegte in je portemonnee, en inderdaad, alleen tientallen bankpasjes en opgevouwen bonnetjes zag ik zitten, je drukte hem onder mijn neus en vroeg: ‘Dertig euro, u kunt het missen, dat zie ik meteen. U krijgt het terug, ik geef u mijn kaartje… Ik woon in de van Eeghenstraat, op stand meneer!’
Achteraf gezien heb ik spijt dat ik je alleen de tip gaf gezichten te gaan onthouden, want ik had in die tijd best je visitekaartje willen zien, in ieder geval willen weten wat je naam was of voor wie je je uitgaf. Want nu, vele jaren later, sta je tussen elf en half drie op de Ceintuurbaan, voor de avondwinkel. Je haar is grijs geworden, je draagt een kunstgebit en je bontjas is vervangen door een grijze regenjas. Het enige wat niet veranderd is, is je bekakte manier van praten.
‘Ach meneer, mag ik even met u spreken, wilt u even tijd maken voor een wanhopige vrouw met kanker?’ Dat was je nieuwe inleiding, een vrij smakeloze, maar wel een interessante aangezien je mij daarna om een sigaret vroeg die ik je natuurlijk gaf.
Ik kon niet slapen die nacht en had de fiets gepakt om een ritje door de stad te maken.
‘Weet u,’ begon je, ‘ik ga dood van de pijn, niemand wil me helpen, ik ben geen slecht mens geweest maar er is geen persoon die me liefde wil geven. Heeft u liefde meneer?’
Ik vertelde dat ik liefde had, en dacht aan al die keren dat ik je in de Van Baerlestraat op mensen af zag komen, ze in een portiek dreef en ze dan om een geldbedrag vroeg.
Soms heb ik je horen schelden en andere keren liep je weg met een tientje.
Ik vertelde dat ik je kende, van vroeger, en jij begon meteen over de behandelingen die je had gehad in het ziekenhuis. Toen zei je: ‘Weet u dat er geen deur is waar ik nog kan aankloppen? In de hele stad is er geen bel die ik in kan drukken, is er niemand die naar mij omkijkt. Ik wil alleen maar een stukje brood, een kopje koffie, meer verlang ik werkelijk niet. Een tientje? Alstublieft meneer?’

Dat in vijftien jaar tijd vijftig euro een tientje is geworden vond ik al droevig genoeg. Ik vroeg me af waar je bontjas was gebleven, en je nette schoenen, maar vroeg geen van die dingen en gaf je het geld.
‘Ik wil alleen weten hoe je heet,’ zei ik.
‘Ans van de Van Baerlestraat, zo noemen ze me. U bent een goed mens, dat zag ik meteen, ik heb een neus voor goede mensen,’ zei je en snelde de avondwinkel in. Even later zwaaide je naar me met een blik bier in je hand.

Hartelijke groet en succes,

David Pefko

Geachte Joke van der Ven,

jokevandervenVorig jaar werd u uitgeroepen tot ‘Dé vrouwelijk ondernemer van het jaar’ U werd geprezen om uw inspirerende betrokkenheid en om het feit dat u uw medewerkers ‘nadrukkelijk betrekt in uw succes’

Ik wil u middels deze brief van harte feliciteren, en het met u hebben over een van uw vele bedrijven: Brief op bestelling.

Via uw website ben ik in staat een op maat gemaakte liefdesbrief, rouwbrief of sollicitatiebrief te laten maken. Die sollicitatiebrief is mijn minste zorg, een sollicitatiebrief is onpersoonlijk, maar de liefdes- en rouwbrief, die voor het bedrag van 37.50 te bestellen zijn, daar gaat het mij nu om.

Op uw website staat: ‘Wij nuchtere Nederlanders vinden het vaak moeilijk om onze gevoelens en emoties uit te spreken. Zeker als het om je diepste emoties gaat. Een vreemd soort gêne overvalt ons vaak en we vervallen opnieuw in een vorm van zwijgen. Toch zou je de ander zo graag jouw diepste gevoelens willen laten zien. Jouw liefde voor hem of voor haar. Wat je zo geweldig aantrekkelijk of lief vindt in de ander. Of waarom je nog steeds na zoveel jaar van hem of haar houdt. Ondanks… vul zelf maar in. Verras je geliefde eens met een originele liefdesbrief! Wedden dat die heel lang en zorgvuldig wordt bewaard?’

U snapt dat ik door deze tekst meteen verkocht was en besloot de brief te bestellen. Ik werd door een simpel menu geleid waar ik eerst mijn persoonlijke gegevens moest invullen en toen terecht kwam in een ongetwijfeld ingenieus systeem waarin ik een aantal kenmerken moest opgeven. Bijvoorbeeld wat mij in het begin tot deze liefde heeft aangetrokken. U vraagt mij te denken aan bijvoorbeeld: geur, manier van bewegen, handen, ogen, sensualiteit. Dan vraagt u wat ik vooral in deze brief zou willen laten blijken en ook wat ik hoop te bereiken. Later word er gevraagd wat ik mijn liefde allemaal toewens en geeft u mij zelfs de kans een aantal dichtregels op te geven. Er staat nu dat de liefdesbrief bijna klaar is (Bestel nu de brief en bezorg je geliefde binnen 48 uur een onvergetelijk moment!), dat het enige wat ik nog moet doen een briefmodel kiezen is. Ik heb de keuze uit een zonsondergang, een rode roos en een briefhoofd bezaaid met rozenblaadjes. (ik koos voor de rode roos).

De laatste stap tot het laten maken van deze liefdesbrief is het voldoen van het totaalbedrag van die 37,50, welke automatisch van mijn bankrekening zal worden afgeschreven. Ik krijg vervolgens een keurige e-mail waarin staat dat er binnen 48 uur een liefdesbrief in mijn inbox zit. Ik kan niet wachten, dat snapt u vast.

Volgende keer een rouwbrief, als mijn gevoel opnieuw vervalt in een vorm van zwijgen.

Hartelijke groet,

David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.