‘Good times may come and they may go, I know’

Een keer in de vijf jaar lees je dat disco weer terug is en meestal wordt er dan ook een maatschappelijke aanleiding bij gezocht. Afgelopen vrijdag was het weer zover. Het Cultureel Supplement  van NRC Handelsblad  introduceerde een artikel over het muziekfenomeen met de woorden ‘Als de wereld vol slecht nieuws is zoeken de mensen steun bij disco’. En altijd passeren dezelfde namen: Gloria Gaynor, Chic en The Bee Gees.

Een naam wordt in dit soort overzichten bijna altijd vergeten: Eartha Kidd. Deze legendarische actrice en jazz-zangeres begaf zich met songs als I love men begin jaren tachtig van de vorige eeuw op het discopad. Dat was haar tweede jeugd. Ze maakte er prachtige clips bij, die nu erg gedateerd aandoen, maar juist daarom nog steeds mooi zijn.

De biografie van Eartha is fascinerend. Zij is de dochter van een katoenplukker uit South-Carolina, speelde in veel films en vertolkte prachtige jazzmuziek. Ze was kritisch over de Vietnam-oorlog en kon om die reden lange tijd niet meer in Amerika werken. Veel over haar leven is te lezen in de autobiografie die onder de titel I’m Still Here: Confessions of a Sex Kitten in 1989 werd gepubliceerd. Ik heb wel eens interviews met haar gezien, waarin ze vertelde erg verlegen te zijn, wat je je niet kunt voorstellen als je haar clips ziet. Maar op de vraag wat ze zou verstoppen als iemand bij haar op bezoek zou komen, antwoordde ze: mezelf. Ze overleed twee jaar geleden aan darmkanker, 81 jaar oud.

Een intrigerende progressieve vrouw en een veelzijdig kunstenaar. En van haar discohits werd ik altijd erg blij. Muziek om weer op te zetten in deze wereld vol slecht nieuws:  ‘Good times may come and they may go, I know’.

Kitt

In de Oorshop

De kwestie Ouborg

Op dit moment is er in het Cobramuseum in Amstelveen onder de titel ‘Piet Ouborg, solist’ een mooie tentoonstelling van het werk van de Haagse kunstenaar Piet Ouborg. Kunstcriticus Gijsbert van der Wal schrijft er vandaag over in NRC Handelsblad . Hij begint zijn bespreking met enkele opmerkingen over Ouborgs tekening Vader en zoon, die ook in Amstelveen is te zien. De tekening werd in 1950 bekroond met de prestigieuze Jacob Marisprijs, maar met die toekenning kon een groot aantal critici het toen echter niet eens kon zijn. Het leek wel een kindertekening, vonden zij.

Wat Van der Wal niet beschrijft, dat zou het bestek van zo’n bespreking ook te buiten gaan, is hoeveel Haagse kunstenaars de toen 57-jarige Ouborg hebben verdedigd in wat in de Hofstad jarenlang  ‘de kwestie Ouborg’ werd genoemd. Het actiefst waren schilder Willem Hussem, dichter Nes Tergast en dichter en essayist Paul Rodenko. Deze Haagse bent kwam regelmatig samen in café De Posthoorn, waar allerlei plannen ter verdediging van Ouborg en uiteindelijk de moderne kunst werden gesmeed.

In een handtekeningenactie keerden ze zich tegen conservatieve journalisten, onder wie J.M. Prange van Het Parool.  Ook besteedden ze ruime aandacht aan de kwestie in het literaire tijdschrift Podium, waarin de tekening werd afgedrukt. Dit waren roerige jaren van de doorbraak van de moderne kunst in Nederland. En dat alles nog maar zestig jaar geleden.

ouborg

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

J.B. Charles

Jarenlang was ik bevriend met Daisy Wolthers (1922-2008), die in de jaren vijftig van de vorige eeuw de secretaresse van uitgever Bert Bakker is geweest.  Ik moest aan haar denken toen ik deze week luisterde naar een gesprek tussen schilder en schrijver Armando en historica Jolande Withuis. Ze spraken in het kader van door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen georganiseerde tweegesprekken over wetenschap en kunst onder leiding van Wim Brands over de Tweede Wereldoorlog.

Uiteraard kwam het boek De SS’ers uit 1967 ter sprake, waarin Armando en Hans Sleutelaar gesprekken met Nederlandse SS’ers bundelden. Armando vertelde dat het boek uit nieuwsgierigheid naar de vijand tot stand was gekomen, maar dat niet iedereen de schrijvers deze nieuwsgierigheid in dank had afgenomen. Voorop in de kritiek had J.B. Charles, pseudoniem van de criminoloog Wim Nagel, gelopen. Die was zeer rancuneus geweest en zag alles erg zwart-wit, volgens Armando. Diens kritiek in Vrij Nederland leidde nog tot en rechtszaak, die werd gewonnen door Armando en Sleutelaar.

Zo kwamen mijn gedachten bij Daisy Wolthers, die mij vaak vertelde over de moeite die zij met Charles had. Hij kwam regelmatig bij uitgever Bert Bakker over de vloer en de gesprekken gingen dan bijna altijd over foute of vermeende foute Nederlanders. Charles was onwrikbaar. Hij vond bijvoorbeeld ook dat landverraders onvoldoende waren gestraft en dat daardoor ons land in een permanente crisis verkeerde. Het is allemaal te lezen in het door Bakker uitgegeven Volg het spoor terug. Daisy Wolthers vond de gesprekken over de oorlog zoals zij door Bakker en Charles werden gevoerd verschrikkelijk; niet eerder en ook niet daarna had zij mensen zo rancuneus over andere mensen horen spreken. In verband met Charles sprak zij van een onredelijke houding en een ziekelijke obsessie.

Charles wilde tijdens zijn hele leven niets met Duitsers te maken hebben en in 1965 had hij zich in Vrij Nederland ook faliekant tegen het huwelijk van Beatrix met Claus von Amsberg gekeerd. Hoe valt een rancuneuze houding ten opzichte van de vijand te rijmen met het werk van de criminoloog Nagel? Wat hij als schrijver bij het onredelijke af verwierp, was voor hem als onderzoeker toch het object van onderzoek?  Was hij als criminoloog niet nieuwsgierig naar het kwaad in de mens? De spanning tussen de schrijver Charles en de wetenschapper Nagel heeft mij altijd geïntrigeerd. In het voorjaar verschijnt er van de hand van Kees Schuyt een biografie van J.B. Charles,waarin de antwoorden op mijn vragen waarschijnlijk wel gegeven worden. Opvallend is dat deze biografie geschreven is door Kees Schuyt, een van de meest redelijke onderzoekers in Nederland. We kunnen de biografie, die verschijnt onder de titel Het spoor terug, met vertrouwen tegemoet zien.  

 images

Voorbeeldfunctie

AyselAysel Erbudak is directeur van het Amsterdamse Slotervaartziekenhuis. In die hoedanigheid is zij verantwoordelijk voor de zorg aan jaarlijks  80.000 patiënten, die wordt geleverd door zo’n 300 medewerkers. Zij is verantwoordelijk voor het wel en wee van veel mensen en vervult om die reden alleen al een voorbeeldfunctie. Het stoort mij dat zij in de Volkskrant van 15 februari 2010 met trots vertelt nooit gebruik te hebben gemaakt van het stemrecht.

De ziekenhuisdirecteur heeft weinig vertrouwen in de politiek en vindt dat verkiezingsprogramma’s  per definitie misleidend zijn: ‘Ik ga niet stemmen omdat politici zich in het algemeen meer zorgen maken over het behoud van hun eigen riante positie, dan dat zij zich hard maken voor de belangen van de kiezers wier vertrouwen zij gekregen hebben.’ Kortom, politici plakken aan het pluche en laten zich alleen beïnvloeden door lobbyisten, niet door kiezers.

Volgens de ziekenhuisdirecteur is in Nederland geen sprake van een democratie, maar over hoe we het in ons land dan wel moeten organiseren laat ze zich niet uit. Dat zal haar ook weinig interesseren. Haar ziekenhuis is een commerciële organisatie en het gaat erom zoveel mogelijk patiënten te behandelen. Met haar uitspraken omarmt ze het onbehagen van de Nederlandse burger ten aanzien van de politiek en zegt hiermee impliciet niet zo te zijn. Zij luistert wel naar de kiezer die in de hoedanigheid van patiënt haar hospitaal binnenkomt. Wat wel de grimmigheid in Nederland wordt genoemd, wordt door haar gebruikt als vehikel voor commerciële doeleinden. Wellicht ben ik ouderwets, maar ondernemers hebben een voorbeeldfunctie en dienen of ons huidig democratisch bestel te ondersteunen of met kennis van zaken een beter alternatief te schetsen. Met de opstelling van Aysel Erbudak schiet het populisme wortel in het Nederlandse bedrijfsleven. En dat hierin een ziekenhuis voorop loopt  is triest. Arme patiënten!       


Henk Terlingen

In het eerste deel van zijn Reve-biografie Kroniek van een schuldig leven verwijst Nop Maas drie keer naar interviews die Henk Terlingen had met vaderVan het Reve en diens zonen Karel en Gerard Kornelis. De drie afzonderlijke interviews verschenen onder de titel ‘Drie exemplaren van Van het Reve’ in de Revu van 15 juli 1967. Toevallig kreeg ik een paar weken geleden hiervan een kopie in handen en raakte tijdens het lezen van de gesprekken geboeid. Niet in de laatste plaats denk ik omdat ze waren opgeschreven door Henk Terlingen, de legendarische journalistpresentator die in 1994 op 52 jarige leeftijd na een ernstige ziekte overleed.

Terlingen was op zijn achttiende de eerste diskjockey van wat toen nog radio Hilversum 3 heette en hij zou jaren onder het pseudoniem Hullekie Dullekie verzoekplatenprogramma’s presenteren Hij kreeg de bijnaam ‘Apollo Henkie’ omdat hij in 1969 op de televisie het commentaar verzorgde bij de landing van het bemande ruimteschip Apollo 11 op de maan. Daarna deed hij de presentatie van enkele sportprogramma’s.

Henk Terlingen was volgens zijn werkgevers en collega’s rebels: hij gedroeg zich als presentator onaangepast door altijd kauwgom in zijn mond te hebben en hij durfde iedereen van alles en nog wat te vragen. En dat merk je ook in de interviews met de Van het Reves, die hij als jonge journalist over onderwerpen ondervroeg waarover men in die tijd toch niet zo gemakkelijk sprak: seksualiteit, de dood en alcoholisme bijvoorbeeld. Twee fragmenten, waarin vader Van het Reve en zoon Karel spreken over Gerards boek De Avonden:

Aan vader Van het Reve vroeg Terlingen hoe hij tegenover de homoseksualiteit van zijn zoon staat, die antwoordt als volgt: ‘Ja, toen we het hoorden was het een hele schok. Kijk, hij was mijn zoon hè, en ik heb natuurlijk over alle dingen van het leven gewoon met hem gepraat. Want het is toch de normaalste zaak dat de mensen kindertjes in de wereld zetten. En hij heeft ook eerst gewoon een meisje gehad, hij is getrouwd geweest met Hanny Michaelis, de dichteres. Als ze bezoek verwachtten, moest Gerard altijd Bach spelen, dat de mensen zouden merken dat ze niet van de straat waren, weet je dat? Hanny komt hier nog vaak over huis. Maar ja, toen we het hoorden…De eerste jaren heb ik het héél erg gevonden, maar nu aanvaard ik het. Ik berust erin. Hij heeft het altijd al gehad. Het zit al in De Avonden, daar kun je het al lezen.´

 En broer Karel werd gevraagd of hij al kaal wordt:’Ja dat heeft Gerard in De Avonden geschreven niet? Maar daar was niks van aan. Het begint nu pas een beetje.’

henk

Mooie wetenschap

Vandaag luisterde ik naar een lezing van de Amerikaan David G. Stork die verbonden is aan de Stanford University. Hij doceert daar electrical engineering, maar weet door gebruik te maken van  technologische kennis interessante zaken over beeldende kunst te vertellen. Door toepassing van computertechnieken weerlegt hij bijvoorbeeld een voor mij aannemelijke theorie van kunstenaar David Hockney die beweert dat de opkomst van het realisme in de schilderkunst ten tijde van de Renaissance te maken heeft met het gebruik van lenzen en spiegels. Hockney illustreert dit aan het mooie schilderij  ‘Portret van Giovanni Arnofini en zijn vrouw’ van de Vlaamse schilder Jan van Eyck (1390-1441). Door gebruik te maken van een juiste lichtval zou via een lens en een spiegel het portret van een persoon geprojecteerd kunnen worden op een doek, waarna het voor de schilder  nog een kwestie van inkleuren is geweest  om een mooi gelijkend portret af te leveren.  Een soort photoshoppen dus.  Stork illustreet nu met behulp van computerberekeningen dat dit niet waar kan zijn en dat de geschilderde portretten  zo levensecht lijken – men spreekt om die reden van de vernieuwing in de artistieke praktijk en ook wel van ars nova – omdat voor het eerst olieverf wordt gebruikt. En voegt hij op grond van ander onderzoek eraan toe; schilders droegen voor het eerst een bril, een dertiende-eeuwse uitvinding.  Zij waren voor het eerst in staat de omringende wereld scherp waar te nemen. Dit is mooie wetenschap. eyck

Meer blogs

  • Afbeelding bij Lief

    Lief

    Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dat hoeft niet in je stukje

    Dat hoeft niet in je stukje

    Ze liep naast me, maar leek dat soms al te zijn vergeten, alsof ze al voorbij ons afscheid was. Met elke zorgvuldige stap die ze zette leek ze verder weg. Ik bracht haar naar het station, dat ze prima wist te liggen, maar toch wilde ik haar het station in zien gaan, toekijken hoe ze...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dansen

    Dansen

    Er stond een bord pasta voor me klaar. Vriend J., die deze avond ook spreekstalmeester was, begroette me even warm en bemoedigend als altijd en schoof naast me aan. In de ruimte galmden de opgewekte stemmen van leden van de organisatie van de Nacht van de Literatuur tot het plafond en weer terug, weerkaatsingen die...
    Lees verder
Tirade bloggers