Henk Terlingen

In het eerste deel van zijn Reve-biografie Kroniek van een schuldig leven verwijst Nop Maas drie keer naar interviews die Henk Terlingen had met vaderVan het Reve en diens zonen Karel en Gerard Kornelis. De drie afzonderlijke interviews verschenen onder de titel ‘Drie exemplaren van Van het Reve’ in de Revu van 15 juli 1967. Toevallig kreeg ik een paar weken geleden hiervan een kopie in handen en raakte tijdens het lezen van de gesprekken geboeid. Niet in de laatste plaats denk ik omdat ze waren opgeschreven door Henk Terlingen, de legendarische journalistpresentator die in 1994 op 52 jarige leeftijd na een ernstige ziekte overleed.

Terlingen was op zijn achttiende de eerste diskjockey van wat toen nog radio Hilversum 3 heette en hij zou jaren onder het pseudoniem Hullekie Dullekie verzoekplatenprogramma’s presenteren Hij kreeg de bijnaam ‘Apollo Henkie’ omdat hij in 1969 op de televisie het commentaar verzorgde bij de landing van het bemande ruimteschip Apollo 11 op de maan. Daarna deed hij de presentatie van enkele sportprogramma’s.

Henk Terlingen was volgens zijn werkgevers en collega’s rebels: hij gedroeg zich als presentator onaangepast door altijd kauwgom in zijn mond te hebben en hij durfde iedereen van alles en nog wat te vragen. En dat merk je ook in de interviews met de Van het Reves, die hij als jonge journalist over onderwerpen ondervroeg waarover men in die tijd toch niet zo gemakkelijk sprak: seksualiteit, de dood en alcoholisme bijvoorbeeld. Twee fragmenten, waarin vader Van het Reve en zoon Karel spreken over Gerards boek De Avonden:

Aan vader Van het Reve vroeg Terlingen hoe hij tegenover de homoseksualiteit van zijn zoon staat, die antwoordt als volgt: ‘Ja, toen we het hoorden was het een hele schok. Kijk, hij was mijn zoon hè, en ik heb natuurlijk over alle dingen van het leven gewoon met hem gepraat. Want het is toch de normaalste zaak dat de mensen kindertjes in de wereld zetten. En hij heeft ook eerst gewoon een meisje gehad, hij is getrouwd geweest met Hanny Michaelis, de dichteres. Als ze bezoek verwachtten, moest Gerard altijd Bach spelen, dat de mensen zouden merken dat ze niet van de straat waren, weet je dat? Hanny komt hier nog vaak over huis. Maar ja, toen we het hoorden…De eerste jaren heb ik het héél erg gevonden, maar nu aanvaard ik het. Ik berust erin. Hij heeft het altijd al gehad. Het zit al in De Avonden, daar kun je het al lezen.´

 En broer Karel werd gevraagd of hij al kaal wordt:’Ja dat heeft Gerard in De Avonden geschreven niet? Maar daar was niks van aan. Het begint nu pas een beetje.’

henk

In de Oorshop

Mooie wetenschap

Vandaag luisterde ik naar een lezing van de Amerikaan David G. Stork die verbonden is aan de Stanford University. Hij doceert daar electrical engineering, maar weet door gebruik te maken van  technologische kennis interessante zaken over beeldende kunst te vertellen. Door toepassing van computertechnieken weerlegt hij bijvoorbeeld een voor mij aannemelijke theorie van kunstenaar David Hockney die beweert dat de opkomst van het realisme in de schilderkunst ten tijde van de Renaissance te maken heeft met het gebruik van lenzen en spiegels. Hockney illustreert dit aan het mooie schilderij  ‘Portret van Giovanni Arnofini en zijn vrouw’ van de Vlaamse schilder Jan van Eyck (1390-1441). Door gebruik te maken van een juiste lichtval zou via een lens en een spiegel het portret van een persoon geprojecteerd kunnen worden op een doek, waarna het voor de schilder  nog een kwestie van inkleuren is geweest  om een mooi gelijkend portret af te leveren.  Een soort photoshoppen dus.  Stork illustreet nu met behulp van computerberekeningen dat dit niet waar kan zijn en dat de geschilderde portretten  zo levensecht lijken – men spreekt om die reden van de vernieuwing in de artistieke praktijk en ook wel van ars nova – omdat voor het eerst olieverf wordt gebruikt. En voegt hij op grond van ander onderzoek eraan toe; schilders droegen voor het eerst een bril, een dertiende-eeuwse uitvinding.  Zij waren voor het eerst in staat de omringende wereld scherp waar te nemen. Dit is mooie wetenschap. eyck

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waardigheid

Ieder mens komt menselijke waardigheid toe, zo staat te lezen in het Handvest van de Verenigde Naties uit 1946. Drie jaar later werd het concept opgenomen in de eerste zin van de ‘Universele verklaring van de rechten van de mens’, zoals die is opgesteld door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties. Volgens deze organisatie heeft iedereen er vanaf zijn geboorte recht op. De invloed van de Verklaring is groot geweest en naar het concept menselijke waardigheid wordt in veel grondwetten verwezen, maar wat daaronder nu precies wordt verstaan is onduidelijk.

 Dit alles werd mij vandaag duidelijk toen ik in het Trippenhuis in Amsterdam een conferentie bezocht die geheel was gewijd aan het concept menselijke waardigheid. Filosofen en juristen spraken over onder andere de geschiedenis van het concept en over contemporaine discussies waarbinnen het een rol speelt: abortus, genetische manipulatie en de bescherming van privacy van burgers bijvoorbeeld. Het gaat dan om door anderen gecreëerde situaties, waarin de kwaliteit van het menselijk bestaan in gevaar kan komen. De ‘slachtoffers’ zouden dan een beroep op het recht op menselijke waardigheid kunnen doen. 

Het concept is in de praktijk echter complex, omdat de invulling sterk afhangt van het perspectief van waaruit je naar het menselijke bestaan kijkt. Dat is in een dynamische meerstemmige wereld uiterst lastig, terwijl toch veel landen het concept accepteren en individuele burgers van die landen er een beroep op doen.

Ieder vanuit zijn eigen ideologische achtergrond. Het begrip wordt dan een lege huls, die je overal ter wereld wel kunt vullen, maar het is de vraag of dat wenselijk is. Misschien zit de kracht van het concept wel in zijn leegte. Een van de deelnemers zei dat iedereen pas weet wat menselijke waardigheid is, op het moment dat zij wordt geschonden. Als woorden tekort schieten dus. Volgens mij kom je met deze ‘invulling’ van het concept een heel eind.  

VN

Biografie

Er bestaan nogal wat misverstanden over wat nu precies een biografie is. In het laatste nummer van Tirade doet bijvoorbeeld Jeroen van Kan in ‘De hysterische lezertjes van hoog en laag’ de biografie onrecht aan door haar te versmallen tot een verslag van de zoektocht naar de feiten achter het werk van een kunstenaar. Hij plaatst schrijver en lezer tegenover elkaar door te stellen dat de eerste wil fictionaliseren, terwijl de tweede daarmee geen genoegen neemt: ‘Een verlangen naar echtheid kortom. Het is niet alleen de roddelbladenlezer (die ik zojuist heb geportretteerd aan de hand van de spiegel waar hij graag in kijkt) die die behoefte voelt. Lezers in de hogere regionen leggen fictie maar al te graag langs de biografische meetlat.’Volgens Van Kan verstoppen lezers uit de hogere regionen deze nieuwsgierigheid onder literaire interesse, maar goed beschouwd is zij niet meer of minder verheven of verwerpelijk dan die van een roddelbladenlezer. 

Nieuwsgierigheid is nieuwsgierigheid, akkoord. En het gaat niet aan de ene groep boven de andere te plaatsen. Bovendien is het ook nog eens zo dat er maar weinig mensen zijn die zich slechts in een cultuurdomein begeven; populaire cultuur kan voor iedereen inspirerend zijn. Zij leert door de uitvergroting van emoties immers veel over wie of wat wij als mens zijn. Waar het mij om gaat is dat het maar de vraag is of een biografielezer wel geïnteresseerd is in de levensfeiten van de maker ‘achter’ het verhaal, gedicht of levenslied en dat het in een biografie in eerste instantie om heel andere zaken gaat.

Ik heb de biografieën van Paul Rodenko en Hans Lodeizen geschreven en over deze boeken lezingen gegeven. Bij de vragen na afloop blijkt bijna altijd dat mensen meer geïnteresseerd zijn in wat ik maar noem de  psychologische en historische context van een schrijverschap dan in biografische ontknopingen.

Het gaat dan om vragen als: Waarom en hoe is iemand tot schrijven gekomen? Waarom is literatuur voor hem belangrijk? Waarom schreef hij sonnetten of juist niet? Hoe verdiende hij zijn geld als dichter? Hoe keek de omgeving (familie, vrienden) aan tegen zijn dichterschap? 

De keren dat ik een gedicht van bijvoorbeeld Hans Lodeizen van een te expliciete biografische context heb voorzien, –  voor de duidelijkheid: ik vind dat je dat als biograaf best wel eens mag doen – haken veel biografielezers af. Het is de kunst van de biograaf hiermee rekening te houden en respect te tonen voor leeservaringen van individuele lezers. Dat is spannend balanceren. En dat geldt ook voor uitingen van populaire cultuur. Er zijn maar weinig fans van de Zangeres zonder Naam die willen weten of zij echt in Mexico is geweest; wel zijn zij geïnteresseerd in hoe het een eenvoudige manke vrouw uit Leiden is gelukt zoveel mensen aan haar voeten te krijgen en hoe het heeft kunnen gebeuren dat zij op zo’n mensonterende wijze aan haar einde is gekomen. zangeres

Waarheidsvinding

Veel geesteswetenschappers vinden het, zeker in het huidige tijdsgewricht, moeilijk hun kennis in te brengen in het maatschappelijke debat. Dat is jammer, want juist zij kunnen door het trekken van historische parallellen en met hun kennis over religie, cultuur en cultuurverschillen een waardevolle bijdrage leveren aan een beter begrip van enkele belangrijke maatschappelijke kwesties. Dat zij vaak niet gehoord worden of willen worden komt vooral door de dominantie van enkele politieke partijen die geen nuance in het gesprek over bijvoorbeeld integratie en kwesties rond de Nederlandse identiteit wensen. Dat is ernstig, Het debat over belangrijke culturele en maatschappelijke vraagstukken moet worden gevoed door de wetenschap die aannames kritisch tegen het licht kan houden. Waarheidsvinding dus.

 Geert Wilders is een voorstander van ‘waarheidsvinding’, zo bleek tijdens de eerste dagen tijdens het strafproces tegen hem. Om die reden wilde zijn advocaat een aantal deskundigen op het gebied van de Islam en de Koran oproepen. Het Openbaar Ministerie is niet op deze eis ingegaan en Geert Wilders moet dus blij zijn met vijf wetenschappelijke deskundigen die zich via een open brief aan de Rechtbank, het Openbaar Ministerie, benadeelde partijen en de advocaat van Wilders in NRC Handelsblad hebben gemeld. Zij zijn op het terrein van de Koran en de Islam bereid de ‘waarheidsvinding’ te dienen; ‘door voor de dagvaarding relevante punten naar voren te brengen, gebaseerd op ons wetenschappelijk onderzoek.’ Tot aan de rechtszitting in juli publiceren zij factsheets over zogenaamde ‘waarheden van Wilders’, dat wil zeggen uitspraken van Wilders opgenomen in de dagvaarding.

 Onder de vijf deskundigen bevindt zich een aantal geesteswetenschappers. Ik heb grote waardering voor hun actie, ook in het kader van de door mij hierboven gesignaleerde geringe geesteswetenschappelijke inbreng in het debat over belangrijke maatschappelijke kwesties. Het op een juiste wijze interpreteren van de Koran en de Islam valt daar ook onder, want juist over deze religie en haar aanhangers ontstaan door onbekendheid te gemakkelijk onjuiste beelden.

Dat blijkt meteen vandaag bij het verschijnen van de eerste analyse van de wetenschappers die gaat over Wilders Waarheid nr. 1: ‘Het zijn de feiten. De Islam is een gewelddadige religie.’ De onderzoekers tonen aan dat dit wel erg kort door de bocht is en dat de waarheid toch net even anders ligt. In de Koran wordt in bepaalde gevallen opgeroepen tot geweld, in andere gevallen tot vrede en verzoening, maar ‘Zowel Christenen als Moslims keren zich tegenwoordig af van het verbreiden van hun geloof met het zwaard. Moslims zijn in grote meerderheid tegen terreur, zelf zijn zij veel vaker slachtoffer daarvan dan Westerlingen’, is een van hun conclusies. Waardevolle wetenschap, die de ivoren toren heeft verlaten en politici en beleidsmakers op het juiste spoor kan weten te houden. Dit zijn geen woorden van een Shariasocialist, maar van iemand zonder religie die voordat hij een mening formuleert, wil weten hoe de wereld echt in elkaar zit. 

Patroclus

patroclusPaul Beers vraagt zich af of ik de naam ‘Patrokles’ in mijn blog van 2 februari jl. letterlijk heb overgenomen uit het Groene-artikel en of dit misschien Engels is. Volgens hem is het ofwel Achilles en ‘Patroclus’, op z’n Latijns, ofwel Achilleus en ‘Patroklos’, op z’n Grieks. Ik nam ‘Patrokles’ inderdaad  over uit het vertaalde stuk uit De Groene Amsterdammer, omdat ook ik in de veronderstelling verkeerde met een Engelse vertaling van doen te hebben. Ik verzuimde dit te verifiëren. Pas nu ging ik naar de oorspronkelijke tekst van William Deresiewicz en daarin staat Achilles and ‘Patroclus’, op z’n Latijns. 

Met zijn opmerkingen over de spelling van ‘Patrokles’ snijdt Paul Beers indirect een interessant punt aan. Hij laat mij namelijk weer eens inzien hoe dominant het Engels is geworden – zie ook mijn blog van 30 januari – en dat ik eraan gewend ben dat er in de nieuwe lingua franca van de wetenschap over ons westerse cultuurgeschiedenis wordt geschreven.  

We verhouden ons tot het  internationale cultureel erfgoed meer en meer te vanzelfsprekend in het Engels. Op grond van Engelse vertalingen  wordt het gesprek in de academische gemeenschap net zo gemakkelijk over werken uit de klassieke oudheid als over het werk van Franse filosofen gevoerd. Deze Angelsaksische gevangenis ontneemt ze het zicht op het werkelijke gedachtegoed van belangrijke  denkers. Als je Michel Foucault in het Engels leest, lees je een andere Foucault. En wie, om even dichter bij huis te blijven, Johan Huizinga in het Engels leest, bekruipt af en toe het gevoel dat het toch over iets anders gaat.  Wederom een pleidooi voor meertaligheid.


Meer blogs

  • Afbeelding bij Het bleek familie

    Het bleek familie

    Op sociëteit Minerva in Leiden zit bij de centrale trap een plaquette in de muur. Het opschrift luidt: Ter nagedachtenis aan leden van het Leidsch Studenten Corps die door de oorlog het leven lieten. Er staan een kleine dertig namen onder. Toen ik nog lid was van Sempre Crescendo (de open muzikale subvereniging van Minerva)...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Het geluk

    Het geluk

    Miel bestiert een charmante delicatessenwinkel die zo in een oud, Frans dorpje had kunnen staan. Zo’n dorpje waar de tijd zelfs uit vertrokken is, de straten altijd leeggelopen zijn, alle dagen traag, hitsig en doorrookt voorbijkruipen en iedere mannelijke inwoner hopeloos verliefd is op de blonde bardame die haar jonge borsten op de toog drapeert...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Lief

    Lief

    Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.