J.J. (Johan Jacob / Han) Voskuil (1926–2008) publiceerde in 1963 de 1207 pagina’s tellende roman Bij nader inzien. Het boek, dat zowel een roman van een generatie als een psychologische roman is, gaat over een groep vrienden, studenten Nederlands in de periode 1946–1953, die een aantal jaren samen optrekken en in de traditie van Du Perron en Ter Braak discussiëren over leven, literatuur en politiek. Aan het eind van de roman moet de hoofdpersoon Maarten Koning, Voskuils alter ego, erkennen dat de vriendschap die er leek te zijn, niet meer dan een illusie was. Bij nader inzien werd in 1991 door Frans Weisz verfilmd voor de VPRO. De serie werd met drie gouden kalveren bekroond.
In 1996 keerden Voskuil en Maarten Koning terug in de kolossale roman Het Bureau die in totaal zeven delen telt: Meneer Beerta, Vuile handen, Plankton, Het A.P. Beerta-Instituut, En ook weemoedigheid, Afgang, De dood van Maarten Koning. De roman beschrijft het leven van Maarten Koning als medewerker van het Bureau: het Amsterdamse Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde. Kern van de roman is de vraag hoe mensen die dag in dag uit met elkaar moeten samenwerken zich tot elkaar verhouden.
In 2002 verscheen Requiem voor een vriend, waarin Voskuil voor het eerst zijn alter ego Maarten Koning loslaat. De hoofdpersoon van het boek is niet de schrijver zelf, maar Jan Breugelman. Het boek is een geschiedenis van een vriendschap, die haar oorsprong vindt op de middelbare school, vorm krijgt op de universiteit en in de jaren daarna steeds hechter wordt. In februari 2004 verscheen het eerste deel van de Voettochten: Terloops. Het bevat tien verslagen in dagboekvorm van wandelingen door Frankrijk. Het tweede deel, Buiten schot verscheen in 2005, en het derde en laatste deel, Gaandeweg, is in de zomer van 2006 verschenen. In maart 2007 verscheen Onder andere, een verzameling portretten en herinneringen. Voskuil overleed op 1 mei 2008 na een kort ziekbed. Postuum verschenen zijn romans Binnen de huid en De buurman en de essaybundel Ik ben ik niet, ingeleid door Detlev van Heest.
Capitulatie
In Capitulatie vlucht Voskuil na het opgeven van zijn kweekschoolbaan in Groningen terug naar Amsterdam in de overtuiging afzijdig van de maatschappij te kunnen leven. Weldra ziet hij onder ogen dat zijn onmaatschappelijkheid uit trots kinderspel en lafheid is. Hij accepteert een pretentieloze baan bij het Bureau.
Naast het stompzinnige werk op het Bureau blijft hij onvermoeibaar schrijven, niet alleen dagboek, maar ook aan de manuscripten van Bij nader inzien en Binnen de huid. Ondertussen kotst hij van het Bureau, figuurlijk en letterlijk, overweegt ontslag te nemen, maar uiteindelijk ziet hij geen alternatief.
In Capitulatie sleept Voskuil de lezer mee met ontluisterende anekdotes, academische gossip en steeds hardere en langer durende echtelijke botsingen, uitmondend in een zelfontmanteling zonder weerga en schetst hij een niets en niemand ontziend portret van de culturele en intellectuele naoorlogse hoofdstedelijke elite.
Bijna een man, het eerste dagboekdeel, was nog incompleet als gevolg van de door Voskuil toegepaste zelfcensuur en door de schaar van Lousje Voskuil-Haspers, die alles wat haar niet zinde uit het typoscript van haar man knipte. Capitulatie daarentegen volgt Voskuils tekst op de voet. Alle ruzies en anderszins netelige passages zijn hersteld met behulp van de hiervoor door Voskuil bewaarde dagboekschriften.