Manet van Montfrans is romanist. Zij doceerde Europese en Franse letter- en cultuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Eerdere boeken van haar hand zijn Georges Perec. La contrainte du réel (1999) en Georges Perec, een gebruiksaanwijzing (2003). In haar nieuwe boek neemt Van Montfrans de lezer mee de Franse literatuur in, waarbij ze smakelijke geschiedenissen opdist en de lezer veel verschillende leessuggesties levert.
Michiel Heijungs
Michiel Heijungs (1957) was onder meer journalist, musicus, handelaar in edelstenen en ondernemer. Hij publiceerde eerder verhalen in Tirade en KortVerhaal. Retour Bangkok is zijn romandebuut.
Patrick Dassen
Patrick Dassen doceert geschiedenis aan de Universiteit Leiden en is gespecialiseerd in de Duitse geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. Hij promoveerde op De onttovering van de wereld. Max Weber en het probleem van de moderniteit in Duitsland, 1890-1920. In 2014 verscheen Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog, waarvoor hij in 2016 de Arenbergprijs voor Europese Geschiedenis ontving. In 2021 publiceerde Dassen De Weimarrepubliek 1918-1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie, dat in de pers wederom lovend werd ontvangen (‘Een hoogst actueel boek, dat leest als een voortreffelijk geschreven politieke thriller’, NRC Handelsblad, ****). Het boek werd in november door het NPO 1-radioprogramma OVT uitgeroepen tot boek van de maand.
Marc Jansen
Marc Jansen was als historicus lange tijd verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij woonde enkele jaren in Moskou en doorkruiste de voormalige Sovjet-Unie. In 1980 verscheen zijn proefschrift Een showproces onder Lenin, gevolgd door diverse boeken en artikelen over de Russische en Sovjetgeschiedenis. In 2008 maakte hij een aanvulling op J.W. Bezemers standaardwerk Een geschiedenis van Rusland.
In 2014 verscheen Grensland (Geschiedenis van Oekraïne), dat zes drukken beleefde en waarvan inmiddels ruim 10.000 exemplaren verkocht werden. In 2019 verscheen De toekomst die nooit kwam, met de veelzeggende ondertitel: Hoe Rusland worstelt met zijn verleden.
Miek Zwamborn
Miek Zwamborn (1974) is dichter, schrijver, vertaalster en beeldend kunstenaar. Eerder werk stond in 2001 op de longlist van de AKO Literatuurprijs (met de roman Oploper) en in 2004 op de longlist van de Libris Literatuurprijs (de roman Vallend hout). De duimsprong is haar eerste roman die bij Van Oorschot is verschenen en werd vertaald in het Duits. Het boek is genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2014. In 2018 verscheen Wieren, een uitbundig geïllustreerd boek over de geschiedenis van algen en wieren.
Marijke Schermer
Elisabeth van Nimwegen
Elisabeth van Nimwegen (1976) studeerde in 2001 af aan de acteursopleiding van de Toneelacademie Maastricht. Ze richtte met een jaargenoot een eigen gezelschap op waarmee ze locatievoorstellingen maakte en speelde freelance bij verschillende toneelgezelschappen. Ook was ze te zien in tv-series als De troon, Deadline en Annie M.G. In 2007 maakte ze de overstap naar televisie en werkt een aantal jaren als verslaggever bij de vara. Sinds 2015 is ze werkzaam als presentatrice voor het wetenschapsprogramma Focus (NTR).
In 2013 debuteerde ze met De smaak van ijzer, dat alom goed besproken werd (‘Een sterk portet van een meisjesvriendschap.’ De Groene Amsterdammer; ‘Elisabeth van Nimwegen laat indringend zien hoe jaloezie een vriendschap kan splijten. (…) Ze beschrijft de teloorgang met psychologisch inzicht en stilistisch vakmanschap.’ Frits Abrahams in NRC Handelsblad; ‘Van Nimwegen vertelt met veel vaart en dist er bovendien allerlei smakelijke details bij op.’ Trouw) en al snel werd herdrukt.
In het najaar van 2018 verscheen Onderdak, dat ook positief werd ontvangen (‘Voor Onderdak moet je wel even gaan zitten want het is een intens, veeleisend verhaal. Ze beschrijft het malende brein met grote precisie en empathie.’ Trouw).
Simon Carmiggelt
Simon Carmiggelt (1913 – 1987) groeide op in zijn geboortestad Den Haag. Hij begon als journalist, aanvankelijk bij Het Vaderland, in 1932 bij Vooruit, de Haagse editie van het socialistische dagblad Het Volk, als toneel- en filmrecensent. Daar begon hij Haagse ‘cursiefjes’ te schrijven, onder de titel ‘Kleinigheden’.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Carmiggelt via vrienden in Amsterdam betrokken bij het illegale blad Het Parool, waar hij instond voor de productie en de verspreiding. In het laatste oorlogsjaar was hij ook redacteur.
Na de bevrijding kreeg Carmiggelt bij Het Parool de leiding over de kunstrubriek. Vanaf oktober 1946 publiceerde hij weer zijn korte verhalen, aanvankelijk drie keer per week, later elke dag, die hij ondertekende met zijn nom de plume Kronkel. Tot zijn dood in 1987 verschenen er ruim 10.000. Hiervan koos hij er jaarlijks vijftig uit die hij in boekvorm publiceerde bij uitgeverij De Arbeiderspers. Hij las zijn verhalen ook voor, eerst voor de Vara-radio, later ook voor de Vara-televisie. Zijn populariteit nam zeer toe en bleek blijvend. In 1961 ontving hij de Constantijn Huygens-prijs en in 1974 de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre.
Anna Louw
Anna Margaretha Louw werd in 1913 geboren op de boerderij Soetwater in de omgeving van Calvinia in Zuid-Afrika en overleed in 2003 te Kaapstad. Ze was een achternichtje van de eveneens door Van Oorschot uitgegeven dichter N.P. van Wyk Louw en studeerde aan de Universiteit van Stellenbosch. Ze wordt gezien als de grote voorganger van schrijvers als Marlene van Niekerk, André Brink en J.M. Coetzee.
Voor Kroniek van Perdepoort ontving Louw in 1976 de befaamde Hertzogprys voor prosa, in 1977 de W.A. Hofmeyr-prys en cna-prijs.
André Spoor
André Spoor (1931–2012) was van 1970 tot 1983 hoofdredacteur van NRC Handelsblad en van 1986 tot 1988 van het weekblad Elsevier. Voor de NRC was hij correspondent in Bonn, Washington, New York en Wenen. Kort nadat hij de gesprekken met Heldring zoals opgenomen in Onze eeuw had gevoerd, overleed hij.
Isaak Babel
Isaak Emmanoeïlovitsj Babel werd in 1894 geboren in Moldavanka, als de derde zoon van Fejga Arovna en Emmanoeïl Isaakovitsj Bobel, handelaar in landbouwmachines. Kort na zijn geboorte verhuisde de familie, nu onder de naam Babel, naar het stadje Nikolajev. Daar maakte hij in 1905, als jongen van tien, een van de vele pogroms mee die dat jaar plaatsvonden in het zuiden van Rusland, een ervaring die hij verwerkte in De geschiedenis van mijn duiventil en Eerste liefde.
De familie Babel werd welvarender, zodat ze zich in 1906 opnieuw in Odessa kon vestigen, ditmaal in een respectabelere wijk. Isaak ging naar de handelsschool, die, anders dan het gymnasium, Joodse leerlingen onbeperkt toeliet. Hij blonk uit in de moderne talen, met name Frans, en in de pauzes hing hij naar eigen zeggen rond in de haven, speelde biljart in de Griekse cafés en dronk goedkope Bessarabische wijn in de wijnkelders van Moldavanka. Ondertussen bestudeerde hij onder dwang van zijn vader de Talmoed en de Thora en kreeg privélessen Hebreeuws. ‘Thuis had ik het moeilijk,’ zou hij later schrijven in het korte stukje Autobiografie (1926), ‘omdat ik me van ’s ochtends tot ’s avonds in allerlei vakken moest bekwamen. Uitrusten deed ik op school.’ Geïnspireerd door zijn leraar Frans, begon hij op zijn vijftiende verhalen te schrijven in die taal. Geen daarvan is bewaard gebleven. Toen hem in 1911 de toegang werd geweigerd tot de universiteit van Odessa vanwege de daar geldende numerus clausus voor Joden, schreef hij zich in aan de hogere handelsschool van Kiev.
De manuscripten die Babel vanaf 1915 aan tijdschriftredacties begon aan te bieden, werden overal afgewezen, tot hij in 1916 Maksim Gorki ontmoette, de meest invloedrijke schrijver en tijdschriftredacteur in die jaren en de vader van het ‘socialistisch realisme’ in de Sovjetliteratuur. Gorki plaatste twee van Babels verhalen in het novembernummer van zijn tijdschrift Letopis (Kroniek). De verhalen werden alom opgemerkt en hadden groot succes. Tegelijkertijd kwamen ze Babel op een aanklacht wegens pornografie en poging tot ordeverstoring te staan, die nooit tot een veroordeling leidde, omdat in 1917 de Revolutie uitbrak. Babel heeft later vaak getuigd van zijn dankbaarheid jegens Maksim Gorki, niet alleen voor de eerste kans die hij van hem kreeg, maar vooral ook voor de raad die Gorki hem vervolgens gaf om zich, voordat hij verder ging met schrijven, eerst ‘onder de mensen te begeven’. Die raad heeft Babel ter harte genomen.
In de decennia daarna krijgt Babel steeds moeizamere relaties tot de machthebbers. In de nacht van 27 januari 1940 werd hij, vijfenveertig jaar oud, uiteindelijk geëxecuteerd. Zijn bekendste werk is de verhalenbundel De rode ruiterij.
Elisabeth Eybers
Elisabeth Eybers (1915–2007) was de eerste vrouw die in Zuid-Afrika de prestigieuze Hertzog Prijs won, in 1943, voor haar bundels Die stil avontuur en Belydenis in die skemering. In 1961 en in 1971 won ze de prijs eveneens. Eybers woonde sinds 1961 in Nederland. Van Oorschot gaf twee bundels van haar uit. In Nederland werd haar werk evenzeer bewonderd. Vaak tot haar eigen verbazing deed het Nederlandse publiek speciale moeite om zich deze poëzie in een andere taal – Eybers bleef in het Afrikaans schrijven – toch eigen te maken.
Eybers is onmiskenbaar een Zuid-Afrikaanse en Afrikaanse dichteres, maar heeft zich in de loop van haar dichterschap ook als een Nederlandse ontwikkeld en over zeer Nederlandse onderwerpen geschreven. Maar altijd bleef de toon van haar gedichten hetzelfde: persoonlijk, openhartig, schalks, spitsvondig en oog voor het dagelijkse, het op het oog doodgewone. Eybers ademde poëzie, iedere ogenschijnlijk kleine gebeurtenis kon een aanleiding zijn voor een gedicht. En altijd bleef de verscheurdheid, de heimwee: ‘Elke nag / tregter my terug na my geboorteland, / die einder dobberend tussen son en sand.’
Elisabeth Eybers heeft een monumentaal en omvangrijk oeuvre op haar naam staan.
In 1978 ontving ze de Constantijn Huygensprijs, en in 1991 de P.C. Hooftprijs, beide voor haar gehele oeuvre.