Sherwood Anderson

Sherwood Anderson (1876 – 1941) werd straatarm geboren, en liet toen hij veertig was zijn gezin en een positie als fabrieksdirecteur in de steek voor het schrijverschap. Het werk Winesburg, Ohio waarmee Anderson in 1919 doorbrak, geldt als het hoogtepunt van zijn oeuvre.

J.H. Leopold

J.H. Leopold (1865-1925) is de dichter die door Martinus Nijhoff kandidaat gesteld werd voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Dat hij die niet kreeg heeft ons overigens een van de bijzonderste poëtische oeuvres uit de Nederlandse literatuur niet onthouden. Met een ongekende woordenschat – zijn idioom is ongeëvenaard – is Leopold de dichter van instant klassiekers als ‘Om mijn oud woonhuis peppels staan’ – evenzeer als van doorwrochte, zoekende schetsen. Leopold is naast een nagevolgd symbolist een tastende dichter die generatie na generatie revivals beleeft juist vanwege welgeformuleerde en zeer precieze onzekerheid.

Menno ter Braak

Menno ter Braak (1902-1940) was een van de meest vooraanstaande intellectuelen van zijn tijd. Door zijn zelfstandig essayistisch werk en de inhoud die hij wist te geven aan zijn functie als criticus op het gebied van literatuur, geestesleven, film en toneel, behoort hij tot de prominente cultuurdragers van het Interbellum in Nederland. Hij was niet alleen mede-oprichter en redacteur van het belangrijkste literaire tijdschrift uit de jaren dertig, Forum (1932-1935), maar ook mede-oprichter en bestuurslid van de voornaamste intellectuele groepering die zich buiten het politieke partijwezen om rekenschap gaf van en verzet bood aan de extremistische tijdgeest: het Comité van waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen (1936-1939).
Ter Braak had een opleiding als historicus; hij promoveerde in 1928 te Amsterdam cum laude op een proefschrift over de middeleeuwse Duitse keizer Otto III. Tijdens zijn studie was hij van 1924 tot 1925 redacteur van het blad Propria Cures. In 1925 deed hij zijn intrede in de literaire wereld in het mede door zijn vriend H. Marsman uitgegeven tijdschrift De Vrije Bladen. Samen met de cineast Joris Ivens en de critici H. Scholte en L.J. Jordaan richtte hij in 1927 de Nederlandsche Filmliga op, waarin hij opkwam voor de film als zelfstandige kunstuiting. Zijn reputatie als gerespecteerd maar ook zeer gevreesd kunstcriticus verwierf Ter Braak vooral als redacteur van het Haagse dagblad Het Vaderland, een functie die hij van november 1933 tot zijn dood bekleedde. Als oorspronkelijk denker die invloeden van met name Hegel en Nietzsche op geheel eigen wijze verwerkte, deed Ter Braak zich vooral kennen in Het carnaval der burgers (1930), Afscheid van domineesland (1931), Demasqué der schoonheid (1932), Politicus zonder partij (1934) en Van oude en nieuwe christenen (1937). Hij schreef ook twee romans, Hampton Court (1931) en Dr. Dumay verliest… (1933), na in zijn studententijd het genre van het korte verhaal te hebben beoefend. Het Verzameld werk van Menno ter Braak verscheen in zeven delen bij Uitgeverij van Oorschot, 1980 (1949-1951). Eveneens publiceerde Van Oorschot de Briefwisseling 1930-1940 tussen Menno ter Braak en E. du Perron (vier delen. Amsterdam: G.A. van Oorschot 1962-1967).
In 2019 werd het beroemde essay Het nationaal-socialisme als rancuneleer apart heruitgegeven, met een voorwoord van Bas Heijne.
bron: www.mennoterbraak.nl

Levie de Lange

 

Simon Vestdijk

Simon Vestdijk (1898-1971) is een van de productiefste schrijvers uit het Nederlands taalgebied. Hij schreef meer dan 50 romans, een grote hoeveelheid essays, waaronder zeer veel over muziek en een poëtisch oeuvre dat door Kees Fens het hooggebergte in het Nederlands dichterlijk landschap werd genoemd.

 

Zie ook www.simon-vestdijk.nl

 

 

 

 

 

Maaike Meijer

Maaike Meijer (1949) is hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht. Zij werkte zes jaar aan M. Vasalis. Een biografie en kreeg van de familie toegang tot alle archieven. Ze publiceerde veel over Vasalis en deed eerder onder meer onderzoek naar Nederlandse dichteressen van na de Tweede Wereldoorlog.

Lieke Marsman

Lieke Marsman (1990) debuteerde als dichter in Tirade. Op www.tirade.nu hield ze een blog bij, waarop ze werk van generatiegenoten vertaalde en becommentarieerde.

In de Volkskrant schreef Arjan Peters over haar debuut: ‘Ze kan het, geen misverstand daarover.’

Voor de bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud werd Marsman bekroond met de Lucy B en C.W van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn Debuutprijs 2011 en de Buddingh’-prijs 2011.
De eerste letter is haar tweede bundel.

Ivan Barkov

De  barre ballade van Boris Borus van Ivan Barkov stamt uit het 18de-eeuwse Rusland en geniet daar nog altijd grote bekendheid. In ronde verzen vertelt dit het verhaal van een hitsig koopmansweeuwtje dat geen rust kent voordat zij door de grootste tamp uit Moskou is gedekt. En die is in het bezit van Boris Borus. Uiteraard loopt de komedie tragisch af.

Nop Maas

Nop Maas (1949) was editeur van de brievenbundels van Gerard Reve en bezorger van diens Verzameld werk. Hij bezorgde onder meer de briefwisselingen tussen Willem Frederik Hermans, Gerard Reve en Geert van Oorschot en, samen met Maaike Meijer, de briefwisseling tussen M. Vasalis en Geert van Oorschot.

In 2009 verscheen het eerste deel van Maas’ biografie van Gerard Reve, Kroniek van een schuldig leven, begin 2010 het tweede deel.

 

Vladimir Majakovski

Alles waarvoor de dichter Vladimir Vladimirovitsj Majakovski (1893–1930) hartstochtelijk leefde en werkte, de revolutie en de opbouw van het socialisme, is een eeuw na zijn geboorte grondig in diskrediet geraakt en ineengestort. Naar Majakovski’s socialistische poëzie kijkt bijna geen mens meer om. Wel wordt zijn voorrevolutionaire werk nog gelezen: de gedichten van Een wolk in broek tot en met Mens, een ding, met hun unieke mixtuur van lyrische, epische en dramatische kwaliteiten. Na 1917 wist Majakovski zich nog twee maal van zijn socialistische preoccupaties los te maken in de twee grote poëma’s Ik heb lief en Daarover (1921-1923). In 2018 verscheen een ruime keuze uit de poëzie van Majakovski onder de titel Verzamelde gedichten.

Melle

De onvervalste Amsterdammer Melle Johannes Oldeboerrigter, kortweg Melle (1908–1976), neemt in de schilderkunst een volstrekt unieke plaats in. Zijn uitzonderlijk talent bleek al zeer vroeg. In 1938 maakte hij het eerste van ruim 250 olieverfschilderijen, die tezamen met duizenden tekeningen, etsen en aquarellen zijn oeuvre zouden vormen. Zonder uitzondering uiterst gedetailleerd, kenmerkt vooral zijn na-oorlogse werk zich door een vrijwel onveranderlijke tegenstelling tussen de schoonheid van de natuur en kinderen enerzijds en de hulpeloze monsterlijkheid van merendeels naakte volwassen anderzijds. Daarbij roept de volstrekt niet pornografische, zelfs niet erotische maar wel zeer expliciete en vaak humoristische uitbeelding van ontelbare geslachtsdelen bij velen afkeer op. In de loop der jaren verwierf Melle zich niettemin een schare toegewijde bewonderaars. Hoewel zijn werk vaak is vergeleken met dat van Jeroen Bosch en nogal eens bij het surrealisme werd ingedeeld, verzette Melle zich daartegen; hij vond zichzelf een visionair schilder.

Voor meer informatie zie www.tranendal.nl/melle.

Eugène Fromentin

Eugène Fromentin (1820–1876) was behalve schilder en kunstcriticus (het zeer invloedrijke Les maîtres d’autrefois: Belgique-Hollande uit 1876), ook romanschrijver. Hij is vooral bekend geworden door zijn roman Dominique uit 1862. In zijn voor het overige vrij saaie leven heeft Fromentin één grote passie gekend: de liefde voor een jonge Creoolse vrouw tijdens zijn adolescentiejaren. Het overlijden van deze vrouw was de aanleiding tot het schrijven van de roman. In Dominique slaagde hij erin de fijnste nuances weer te geven van het gevoelsleven van een vrouw, die de voor het oog onmerkbare overgang meemaakt van kameraadschap naar vriendschap en van vriendschap naar hartstocht. Er klinkt de behoefte in door, niet alleen om gevoelens te begrijpen maar ook om deze uit te leggen en zo te beheersen.