Frida Vogels, Dagboek 1970-1971

In 1970 wordt Frida Vogels veertig jaar, een leeftijd die een rijpheid suggereert die ze in haar leven niet waargemaakt heeft. Ze trekt zich gedeprimeerd meer en meer terug in het schrijven van het dagboek, het enige houvast dat haar rest. Ze wordt geplaagd door dromen en de relatie met E. staat onverminderd op scherp. Tijdens een afwezigheid leest hij in haar dagboek dat zijn fysiek haar tegenstaat. Ondertussen neemt Frida zich voor tegemoet te komen aan haar erlangen om haar broer Michiel weer te zien, wat inmiddels al jaren geleden is. Ook haar vader probeert een verzoening te bewerkstelligen tussen Michiel en haar als hij haar in het najaar opzoekt. In het voorjaar van 1971 vindt die verzoening in Amsterdam dan eindelijk plaats. Als in de zomer Frida’s vader plotseling overlijdt, realiseert ze zich meer van hem gehouden te hebben dan ze ooit vermoed had.
Dit achtste dagboekdeel is een fenomenaal verslag van een depressie.