[zonder titel]

Vandaag trekt de zomer

alle registers open. De berm

ziet geel van boterbloemen, warmte wordt

getoonzet door gonzende insecten.

Een tor beklimt een wankele

grasspriet: git op smaragd.

Verbluft lig ik onder een boom

en staar door ontelbare groene wimpers

in het kolossale blauwe oog

van de hemel die terugstaart

en me met een withete pupil

hypnotiseert zodat het lijkt

of ik als afzonderlijk wezen

ophoud te bestaan en onder ga

in een raadselachtig geheel.

Het voelt aan als het hoogtepunt

van een omhelzing, wat me herinnert

aan jou en onmiddellijk word ik

wat ik was: een kwantum vlees

en bloed, door een laagje huid

afgeschoten van zijn omgeving, incompleet

als zij en even onverklaarbaar.

Uit: Hanny Michaelis, Verzamelde gedichten