5

Ik lees een boek van achter naar voren en weet dat ik

zo meteen op de bladzijde kom waar iemand een kruisje

heeft gezet voor de allermooiste zin. Wat de allermooiste zin is

weet ik nog niet, maar het is de zin waar ik ’s nachts om huil

omdat het ochtend is en ik een nacht niet heb gehuild

omdat het ochtend… Zo keer ik wat ik denk om in cirkels,

alsof ik met mijn wijsvinger een kristallen glas laat zingen.

Ik keer het om totdat het achterstevoren en binnenstebuiten

of omgekeerd is. Wanneer ik bij de zin met het kruisje kom,

sla ik de bladzijde om en beland in het deel van het boek

waarin alles nog goed was.

Uit: Lieke Marsman, Wat ik mijzelf graag voorhoud

4

Ik ben van slag wanneer ik aan het begin van de avond

op mijn fiets zit en aan Franse woorden denk. Ik denk hardop

en zacht na als een open zenuw: het is lastig te zeggen of dit pijn doet

of dat ik het wel aardig vind dat ik ergens naar binnen mag. Wanneer ik me

in een ruimte vol glasscherven naar het licht dans, weet ik dat ik iets

te zeggen heb. Maar ik zeg het niet en vraag me af wat een zefier is.

Ondertussen maak ik graag dingen goed, in slechts één avond

recht ik mijn rug alsof ik van tuinkers ben. Als ik hier vandaan fiets

zijn mijn toekomstige huizen vriendelijk donkergroen geworden,

met open mondzenuwen gapen ze me aan wanneer ik aan het eind

van de avond op mijn fiets zit en aan slag ben.

Uit: Lieke Marsman, Wat ik mijzelf graag voorhoud

3

De tijd lijkt maar niet verder dan drie uur te willen zijn, de stad

verlaat mijn stoep. Ik kijk haar door de brievenbus na

om te zien hoe fietsers als naaimachines haar straten aaneenrijgen.

In de gordijnen hangen gordijnen een metafoor voor moeheid

te zijn, ik draag mijn droefheid als een polshorloge. Het bandje

maak ik los voor ik het bad in stap, de wijzers van het klokje

zet ik stil tot ik weet wie. In de keuken knettert stroom

als vliegen door de lampen. Er staat een kabinet waarin ik achter glas

mijn angst bewaar als relikwie. En dan is zij er nog, die wat ze is

met een horloge vergelijkt en wat ze zegt met poëzie.

Uit: Lieke Marsman, Wat ik mijzelf graag voorhoud 


De stad is een marionettenspel

het geluk bij jou betekent

het verleden; de scheepsfluit

is de toekomst, dat ik als

een matroos door het patrijspoort

over de zee zal nadenken

 

en toch is dit niet genoeg de hand

die bewegelijk het geluk van jou

of zonder jou beoefent en als een danser

het onwillige plezier over de drempel

van het hart onzer ogen draagt

 

wanneer ik maar zo’n muts als geldpot

van mijn ziel zou dragen en mijn koffer

van feiten kon pakken en de boot

het laatste plezier van de stervende

kon vergeten in golven voor altijd.

Uit: Hans Lodeizen, Verzamelde gedichten

[zonder titel]

de moeheid in een bootje

roeit langs geweldige steden

die drijven ieder een eiland

langs de kust van het

gefantazeerde intellect.

Uit: Hans Lodeizen, Verzamelde gedichten

Ansicht uit de bergen

Een kort bericht: opgestaan

boven het dal diep nog

op dit uur als het gat in de morgen

waardoor gedachten van overal

vanuit de nacht komen

en verloren gaan

 

gezien hoe met het witter worden

van het licht een kleine kudde

grijze huizen uit de bomen kwam

en schouder aan schouder langs zijn oude

sporen klom tot alles stond

zoals het altijd had gestaan

 

een ogenblik het onmogelijke gewild

als een vogel neer te strijken

tussen de muren van dit gehucht

 

liefste hier ben ik dan

gewassen en geschoren

wakker geworden en overgegaan

tot de wanorde van de dag.

Uit: Rutger Kopland, Verzamelde gedichten

Portret van een toerist

De toerist met de duiven

op de foto is verdwenen

in zijn vaderland

door de ontginning

zelden meer geziene vogel

 

stond in zijn hemd verbrand

gezicht geheim graan

op hoofd schouders en overal

duiven duiven uit de hand

gelopen goochelaar armen

wuivend naar de camera vaarwel

ik ben hier vogelvrij de groeten

uit dit warme en verlaten land.

Uit: Rutger Kopland, Verzamelde gedichten

[zonder titel]

Regen regen
Allerwegen

Rechte stralen

Water water

Langs de muren

Langs de palen

Vallen vallen

Langs de bomen

Natte auto’s

Gaan en komen

Loodrecht op de

Druppelzegen

Overal is

Regen regen

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

je bent

zoals de lauwe nacht

zoals de wollen vacht

van schapen

zoals van wimpers ongedacht

een groet mij wel eens tegenlacht

 

zo blank als is er geen

als rijst als elpenbeen

als maanlicht

als zilver dat men krijgt ter leen

en af moet geven schier meteen

 

een veulen in de wei

dat lui ligt op zijn zij

te slapen

een oud paard is niet dikwijls blij

maar voor de veulens is het mei

 

je oog de winterwind

ofschoon wel meer bemind

en zachter

maar wijs en grijs en trots toch kind

die plaatsen waar je ziel begint

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

[zonder titel]

De wind is het al begonnen

je profiel te slijpen, je haar te fronsen

je ogen donker aan te blazen

de wind is het al begonnen

het papier om mij los te maken

mij uit te pakken, om te woelen.

Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaande

in ons, aan de kant van het water staande

als stemvorken staan onze hoge benen

en zoemen op de zoemende grond,

het is te horen als we even

stilstaan, luistrend, mond op mond.

Uit: M. Vasalis, Verzamelde gedichten

[zonder titel]

Zo vaak jij, mijn muziek, muziek speelt op ’t
Gezegend hout, door jouw gebaar beroerd,
Waaraan je zoete hand zacht klank ontlokt,
Akkoord van snaren dat mijn oor vervoert,
Benijd ik toetsen die ik op zie veren

Naar jouw teer handje dat zich kussen laat,
Terwijl mijn mond, die’t zelf wil savoureren,
Om zoveel driestheid blozend naast je staat.
Graag zou hij ruilen met die kitteling

En voor die toetsendans zijn staat opgeven,
Zolang jouw vingers’ lieve trippeling

Dood hout meer zegent dan een mond vol leven.

Die koene toetsen zijn er blij mee, dus:

Bied hun je hand, je mond mij, voor een kus.

Uit: Shakespeare, Sonnetten

[zonder titel]

Soms lijken het edelstenen

en soms brokjes schroot.

Het licht valt zoals het wil.

Maar of het ochtend is

of avond, gisteren of overmorgen,

het blijven scherven.

Uit: Hanny Michaelis, Verzamelde gedichten