Hanny Michaelis

Hanny Michaelis (1922–2007) werd geboren in Amsterdam. In 1941 deed zij eindexamen op het Vossius Gymnasium, kort daarna moesten zij en haar ouders onderduiken. Ze deden dat op verschillende adressen en zagen elkaar niet meer terug. Haar ouders werden in 1943 opgepakt en via kamp Westerbork weggevoerd naar Sobibor, waar zij vrijwel zeker direct na aankomst werden vermoord. Kort na de bevrijding keerde Michaelis terug naar Amsterdam, waar zij sindsdien is blijven wonen.
Michaelis trouwde in 1948 met de schrijver Gerard Reve. Het echtpaar ging tien jaar later uit elkaar, toen bleek dat Reve niet langer onder zijn homoseksualiteit uitkon. Zij bleven echter goed met elkaar bevriend.
Michaelis werkte jarenlang bij de afdeling kunstzaken van de gemeente Amsterdam en publiceerde daarnaast zes gedichtenbundels. Zij debuteerde in 1949 bij uitgeverij Meulenhoff met Klein voorspel. Deze werd gevolgd door de bundels Water uit de rots (1957), Tegen de wind in (1962), Onvoorzien (1966), De rots van Gibraltar (1969) en Wegdraven naar een nieuw Utopia (1971). In 1985 droeg zij bij aan de bundel Gedichten van haar uitgever Geert van Oorschot, waarin ook werk van Elisabeth Eybers, Fritzi Harmsen van Beek, Judith Herzberg, Annie M.G. Schmidt en M. Vasalis was opgenomen. In 1989 publiceerde zij met Het onkruid van de twijfel een omvangrijker keuze uit eigen werk. Al haar poëzie werd gebundeld in Verzamelde gedichten (1996). In het najaar van 2011 verscheen een geheel vernieuwde en zeer vermeerderde vijfde druk van haar Verzamelde gedichten, waarin 30 nieuwe gedichten werden opgenomen.
In 1995 ontving zij de Anna Bijnsprijs en de Sjoerd Leikerprijs voor haar gehele oeuvre. In het najaar van 2002 publiceerde zij haar jeugdherinneringen in Verst verleden. In 2005 verscheen een bescheiden keuze uit haar dichtwerk door J.J. Voskuil.
Recent verschenen haar oorlogsdagboeken in twee delen: Lenteloos voorjaar. Oorlogsdagboek 1940-1942 en De wereld waar ik buiten sta. 1943-1945, beide jubelend ontvangen.

Pierre Michon

Pierre Michon (1945) studeerde letteren aan de universiteit van Clermont-Ferrand, debuteerde in 1984 met Vies minuscules, een bundel met acht autobiografische verhalen, waarvoor hij meteen de Prix France Culture ontving. De bundel verscheen in 2001 in het Nederlands onder de titel Roemloze levens en werd ook hier jubelend ontvangen. Andere titels van Michon zijn Vie de Joseph Roulin (1988), La Grande Beune (1996) (bekroond met de Prix Louis Guilloux) en Abbés (2002). In Frankrijk wordt Michon beschouwd als een van de grootste stilisten onder de hedendaagse prozaschrijvers. In 1996 ontving hij de Prix de la Ville de Paris voor zijn gehele oeuvre.
Zie ook de site van Pierre Michon.

Guus Middag

Guus Middag (1959) is essayist, columnist en vertaler. In NRC Handelsblad schrijft hij vooral over poëzie. In het tijdschrift Onze Taal verzorgt hij rubrieken over de woorden die dichters gebruiken en over Nederlandse liedjes. Hij publiceerde kleine essays over poëzie, bedoeld voor een jong publiek, in Ik ben een napraatpapegaai (1990) en Ik maak nooit iets mee en andere avonturen (waarmee hij in 1996 de Gouden Griffel won), en de essaybundels Alles valt in stukken uiteen (1993), De eerste keer (1999), Vrolijk als een vergelijking (2002), Het mooiste gedicht ter wereld (2005), Het wezen van de wolk (2007) en Rarewoordenboek. Van bereshit tot zeeajuin (2011). Hij bezorgde de uitgave van de Verzamelde gedichten (1993) van Chr. J. van Geel.

Ester Naomi Perquin

Ester Naomi Perquin (Utrecht, 1980) groeide op in Zierikzee en is sinds tien jaar woonachtig te Rotterdam. Ze werkte enkele jaren als bewaarder in de gevangenis om haar studie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam te kunnen betalen.

Ze debuteerde in het voorjaar van 2007 met de bundel Servetten halfstok. Voor deze bundel ontving ze de eerste debuutprijs Het Liegend Konijn. Haar tweede bundel, verschenen in 2009, is getiteld Namens de ander. Zij ontving daarvoor onder meer de Anna Blamanprijs, de J.C. Bloemprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, en de Jo Petersprijs. Haar derde bundel Celinspecties verscheen in april 2012. Voor deze bundel ontving Perquin de VSB Poëzieprijs.

In 2014 werden haar columns gebundeld in Binnenkort in dit theater; in 2016 verscheen een verzamelbundel van haar poëzie: Jij bent de verkeerde en alle andere gedichten tot nu toe, in 2017 gevolgd door de bundel Meervoudig afwezig.

In 2017-2018 was Perquin de Dichter des Vaderlands.

Zie ook www.esternaomiperquin.nl

David Pefko

David Pefko (1983) is schrijver en was vroeger handelaar in vodden en lappen. Hij debuteerde in Tirade en publiceerde in  verschillende andere literaire tijdschriften. Op zijn website plaatst hij regelmatig nieuwe verhalen. Hij woont afwisselend in Amsterdam en Athene.

Levi Andreas
is een boek over vluchten, leugens en bedrog. Rosa, een van de twee hoofdpersonages, werkt in een stomerij in Oud-Zuid. Ze ervaart een grote leegte. Haar moeder heeft een fles gootsteenontstopper  leeggedronken, haar broertje is naar Amerika vertrokken en haar vader kijkt avondenlang naar een spijkertje in de muur. Ooit studeerde ze psychologie, nu slijt ze haar dagen strijkend in gezelschap van de ‘overhemdengodin’ Angelica. ‘s Avonds zit ze alleen thuis. Haar leven neemt een wending wanneer ze in het borstzakje van overhemd nummer 217 een briefje vindt.

Terwijl de stomerij het podium wordt van een misdrijf, gaat Rosa op zoek naar de eigenaar van het overhemd. Als ze hem eenmaal op het spoor is, reist ze hem achterna via Brussel naar New York,  Zuid-Amerika en uiteindelijk, in de woorden van de grootvader van Levi Andreas, ‘een soort einde van de wereld’.

Willem Jan Otten

Willem Jan Otten (1951) heeft een veelzijdig oeuvre op zijn naam staan: hij schrijft poëzie, verhalend proza, toneel, kritieken en essays. Hij debuteerde als dichter met de bundel Een zwaluw vol zaagsel (1973); zijn meest recente bundel is Gerichte gedichten, uit 2011. Voor zijn bundel Paviljoenen ontving hij de Jan Campertprijs 1992; Eindaugustuswind werd genomineerd voor de VSB-Poëzieprijs 1999.
Behalve poëzie schreef Otten jarenlang artikelen en beschouwingen, die verschenen in uiteenlopende tijdschriften en was hij van 1989 tot 1996 redacteur van Tirade. Verder was hij een tijdlang als toneel- en muziekcriticus verbonden aan Vrij Nederland. Vanaf zijn bundel Paviljoenen (1991) neemt Ottens literaire productie een hoge vlucht. Binnen enkele jaren verschijnen een essaybundel, twee romans en twee toneelstukken. Door de verschijning van de roman Ons mankeert niets raakte Otten actief betrokken in de discussie over het euthanasie-vraagstuk en schreef hij een bijdrage voor de bundel Als de dood voor het leven. Naar aanleiding van zijn bekering tot het katholieke geloof publiceerde hij in 1999 Het wonder van de losse olifanten, een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie.
Dat de belangstelling voor Ottens werk niet alleen in Nederland aanzienlijk toegenomen is, blijkt uit de Duitse vertalingen die inmiddels van zijn werk verschenen. In 1999 ontving Willem Jan Otten de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. In 2004 verscheen zijn roman Specht en zoon, die na een warm onthaal in de pers tevens werd bekroond met de Libris Literatuurprijs 2005. De roman werd tevens bekroond met de Inktaap 2006, een prijs die wordt toegekend door middelbareschoolleerlingen uit Nederland en België. Specht en zoon werd inmiddels verkocht aan Italië (Iperborea), Frankrijk (Gallimard), Duitsland (Fischer Verlag) en Zweden (Bonniers).
In het voorjaar van 2006 verscheen Een sneeuw en meer toneel, zijn verzamelde toneelwerken; in november 2006 verscheen de bundeling van zijn bijdragen aan het magazine M van NRC Handelsblad: Waarom komt U ons hinderen, met vierkleurencollages van Marc Mulders. In het najaar van 2008 verscheen zijn dichtbundel Welkom.
In 2009 verscheen zijn essaybundel Onze Lieve Vrouwe van de Schemering, die in 2010 genomineerd werd voor de AKO-literatuurprijs.
In 2011 verscheen het lange gedicht De vlek, in 2017 gevolgd door De genadeklap, waarvoor Otten genomineerd werd voor de Grote Poëzieprijs. Zijn romans werden in 2018 gebundeld onder de titel Vier bekentenissen.
In 2014 werd de P.C. Hooftprijs aan Willem Jan Otten toegekend voor zijn beschouwend proza.

G.A. van Oorschot

Gerardus Adriaan van Oorschot (1909–1987) werd geboren in Vlissingen als eerste zoon en tweede kind van een anarchistische moeder en een sociaal-democratische vader. Thuis werd voorgelezen uit Herman Gorter, Herman Heijermans, Multatuli en Theo Thijssen. Na zijn eindexamen vertrok hij per fiets naar Rotterdam waar hij in de haven ging werken. Wegens dienstweigering bracht hij geruime tijd door in de gevangenis. Hij noemde zich dichter en was propagandist voor geheelonthouding en de arbeidersstrijd tegen het grootkapitaal.
Nadat hij kennisgemaakt had met het werk van Menno ter Braak, Jacques de Kadt en E. du Perron en begon hij een colportageboekhandel: met een grote koffer op de fiets verkocht hij huis aan huis de boeken van schrijvers die hij bewonderde. Hij trouwde, kreeg twee zoons en werd vertegenwoordiger bij uitgeverij Stols. In 1939 trad hij in dienst bij Uitgeverij Querido, waar hij in 1942 bedrijfsleider werd en vervolgens, door de Duitse bezetter gedwongen, de uitgeverij moest ontmantelen. Hij trouwde ten tweede male, met de elf jaar jongere Hilly Munneke, met wie hij eveneens twee zoons kreeg. In 1945 begonnen Geert en Hilly van Oorschot samen hun eigen uitgeverij. Ze bouwden een fonds op met een keur aan vooraanstaande Nederlandse schrijvers, de Russische Bibliotheek en een grote hoeveelheid dundruk-edities van voornamelijk Nederlandse modern-klassieken.
Geert van Oorschot zelf publiceerde onder wisselende schuilnamen verhalen in Tirade. Uiteindelijk koos hij als schrijversnaam voor R.J. Peskens. Voor zijn uitgeversactiviteiten ontving hij onder andere een Eredoctoraat in de Letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant.

Jan van Nijlen

Jan van Nijlen (1884–1965) was van 1919 tot 1949 als taaldeskundige verbonden aan het departement van justitie te Brussel. Hij behoorde tot de generatie tussen Van Nu en Straks en Ruimte. Zijn werk is vaak vergeleken met dat van zijn Nederlandse tijdgenoot J.C. Bloem en velen kennen vooral zijn gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ met de beroemde regel ‘Bestijg den trein nooit zonder uw valies met dromen’. Maar Van Nijlen schreef veel meer: elf bundels poëzie, de prozateksten Druilende burgerij. Jeugdherinneringen van een eenzelvig man (1982) en Herinneringen aan E. du Perron (1955).

Van Nijlen was sterk georiënteerd op de Franse literatuur, wat onder meer blijkt uit een aantal essays, o.a. over Francis Jammes (1918) en Charles Péguy (1919). In 1955 ontving hij de Belgische Staatsprijs en in 1963 de Constantijn Huygensprijs voor zijn oeuvre.

Nescio

Nescio (1882–1961) was de schrijversnaam van Jan Hendrik Frederik Grönloh, kantoorbediende en later directeur van een exportfirma. In 1911 verscheen Nescio’s eerste verhaal, ‘De uitvreter’, in het literaire tijdschrift De Gids. In 1918 verscheen het samen met ‘Dichtertje’ en ‘Titaantjes’ in boekvorm. De bundel oogstte veel waardering, maar pas in 1946 publiceerde Nescio een volgend boekje, Mene tekel. In 1961 volgde Boven het dal en andere verhalen. Na zijn dood bleek zijn literaire nalatenschap nog veel meer materiaal te bevatten, dat in 1996 een plaats heeft gevonden in het Verzameld proza en het Natuurdagboek.
In 2012 verscheen Brieven uit Veere, de weerslag van twee brieven die Grönloh vanuit Zeeland naar huis stuurde. In de zomer van 2019 verscheen de heruitgave van Verzameld proza & nagelaten werk, voor deze gelegenheid herzien en opnieuw gezet, alsmede Buitenland is geen land van Lieneke Frerichs, een verslag van twee vakantiereizen die Nescio/Grönloh maakte met twee van zijn dochters in Noord-Frankrijk. De omvangrijke biografie Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh door Lieneke Frerichs verschijnt in juni 2021.

Hannah van Munster

Hannah van Munster is beeldhouwer. Met De trompetboom debuteerde zij. Onder de dreven is haar eerste roman.

Adriaan Morriën

Adriaan Morriën (1912–2002) werd geboren in IJmuiden maar vestigde zich al vroeg in Amsterdam aan de Plantage Muidergracht, een adres dat de titel werd van een van zijn boeken met memoires. Hij studeerde Frans en werkte tot 1941 als leraar, maar wijdde zich sinds 1945 geheel aan de letterkunde. Zijn oeuvre omvat vele gedichten- en verhalenbundels (zijn debuut was de bundel Hartslag uit 1939), twee delen memoires in de reeks Privé-domein, tientallen vertalingen uit het Duits, Engels en Frans, ettelijke bloemlezingen en meer dan 600 columns, artikelen, kritieken, miniaturen en essays.
Morriën was jarenlang literair criticus bij dagblad Het Parool en medewerker van NRC Handelsblad. Hij richtte in 1946 Litterair paspoort op (waarvan hij tot 1964 redacteur bleef), was redacteur van literaire tijdschriften als Criterium, Libertinage en Tirade en had grote invloed op de fondsvorming van de uitgeverijen De Bezige Bij en Van Oorschot. Verder was hij werkzaam als essayist en vertaler (van onder andere het werk van Camus, De Maupassant en Freud). In de loop van zijn lange leven, trad Morriën regelmatig op als bemiddelaar voor de publicatie van werk van andere auteurs (Pierre Kemp, Hans Lodeizen, Jan Hanlo en Rogi Wieg).
Zie ook www.amorrien.nl

Zie ook home.tiscali.nl/sylvester/morrien.

Richard Minne

Richard Minne werd geboren in Gent in 1891. Hij publiceerde zijn eerste werk in studentenblaadjes. Vanaf 1912 zette hij zich in voor de socialistische beweging en werkte mee aan bladen als De Jonge Socialist en het dagblad Vooruit. Na de Eerste Wereldoorlog liet hij zich niet meer in met actieve politiek en leidde hij een teruggetrokken bestaan. In 1921 was hij mede-oprichter van het literaire tijdschrift ‘t Fonteintje (1921-1924), waarin hij behalve gedichten ook zijn eerste proza publiceerde. Op initiatief van zijn vrienden Maurice Roelants en Raymond Herreman verscheen in 1927 zijn eerste dichtbundel In den zoeten inval. Nederlandse lezers raakten onder meer via het tijdschrift Forum met zijn werk bekend. Dit leidde in 1933 tot de publicatie van zijn ‘roman’ Heineke Vos en zijn biograaf. Ten slotte verscheen in 1942 nog Wolfijzers en schietgeweren, een bundel met gedichten, brieffragmenten en korte verhalen. Hiermee leek Minne zijn kleine literaire oeuvre te hebben voltooid.

In 1955 stemde hij erin toe dat In den zoeten inval, aangevuld met andere gedichten werd opgenomen in onze ‘vignettenreeks’, in de spectacalaire vormgeving van Helmut Salden.

Richard Minne stierf in 1965.

In 2006 verscheen zijn Verzameld werk waarvoor de belangstelling zo groot bleek dat het al snel herdrukt werd.