[zonder titel]

Hij ligt er nog, de steen: een jaar geleden
heb ‘k zelf hem daar gelegd; en ik herken
heel goed de plek, vlak naast die scheve den,
waar ’t zandpad, wit, loopt naar de hei beneden.

‘k Dacht vaag: ‘Wat ‘k doe, lijkt op wat farao’s deden;
eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen:
alles vergaat: ben ik niet, die ik ben,
en was en blijven zal in eeuwigheden?’ –

Ik was gaan liggen, ’t hoofd dicht bij de steen;
en die, in ’t langzaam dieper donker, scheen
een monument, egyptisch oud en groot.

Een kleine ster er boven. ‘k Dacht: ‘Zijn licht
vertrok, toen ’t graf van Ramses werd gesticht.’
En’k voelde duidlijk: ‘k was zijn tijdgenoot.

Uit: J.A dèr Mouw Je bent de wolken en je bent de hei
zie Oorshop